Hoe ik achterin een vrachtwagen vanuit Iran naar Nederland ben gesmokkeld
Illustratie door Marilyn Sonneveld

FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Hoe ik achterin een vrachtwagen vanuit Iran naar Nederland ben gesmokkeld

"Er was geen frisse lucht, kinderen poepten in hun broek. Op een bepaald moment bereikten we een breekpunt; we moesten eruit en begonnen op de muren te bonken en te schreeuwen."

Toen mijn ouders in 1993 besloten om de reis van Teheran naar Nederland te wagen, was ik tien. Ik en mijn oudste zus hebben een chronische leveraandoening, waarvoor we met enige regelmaat geopereerd moesten worden, en waarvoor we dure medicijnen nodig hadden. Na de aanval op de Amerikaanse ambassade in Teheran in 1979 had de VS strenge handelssancties ingesteld, waardoor de medicijnen die we nodig hadden erg schaars waren. Hoewel we niet arm waren – we behoorden tot de middenklasse – zou mijn moeder tussen ons gekozen moeten hebben als mijn zus en ik tegelijk in het ziekenhuis zouden belanden. Mijn vader had drie banen, we leenden al veel van de familie, en we kregen korting op operaties van een arts waarmee we bevriend waren, maar de situatie was alsnog onhoudbaar. Verschillende artsen in Teheran raadden aan om met onze klachten naar Canada of Europa te gaan, en dat advies besloten we op te volgen.

Advertentie

In Teheran hadden we via via over een smokkelaarsnetwerk in Rusland gehoord, waardoor we besloten om een Russisch toeristenvisum aan te vragen. Zowel mijn vader als mijn stiefvader verkochten vervolgens alles wat ze hadden; hun huizen en auto's brachten ons twintigduizend dollar (zo'n achttienduizend euro) op. Mijn vader kon niet met ons mee omdat hij voor Defensie werkte; als hij zou vluchten zou hij als deserteur gezien worden, en nooit meer terug kunnen keren. Hij zwaaide ons uit, en bleef achter in een krap huisje. We waren dus met zijn vijven: mijn moeder, stiefvader, mijn twee oudere zussen, en ik.

Toen we aankwamen op het vliegveld van Moskou, hadden we een maand de tijd om alles in werking te zetten. Dit was waar het allemaal zou beginnen. Via andere Arabieren op het vliegveld vonden we na lang rondvragen onderdak. We kwamen in een huis terecht bij drie anderen die ook naar Europa wilden. De mensen waar we bij inwoonden, twee zussen en een broer, waren al een jaar in Moskou omdat ze al meerdere keren waren opgelicht door mensensmokkelaars. Het was geen fijne tijd bij hen in huis; af en toe werd er ingebroken, of stonden er vreemde mannen in het huis, want de man van wie het huis was had problemen met de onderwereld van Moskou. Deze mensen wisten waar allochtonen woonden, en waarschijnlijk ook dat ze veel cash hadden voor de mensensmokkelaars. Als er weer onbekenden langskwamen, sloten wij onszelf op in de badkamer. Toen op een keer de mannen weer weg waren en we de badkamerdeur openden, troffen we de huiseigenaar op de grond aan met gebroken vingers en een oogbal die bijna uit zijn kas hing.

Advertentie

Toen ons visum na een maand verliep, durfden we niet meer naar buiten, aangezien we uitgezet zouden worden zodra een agent naar onze papieren zou vragen. Het was winter, we zaten in een piepkleine kamer zonder verwarming, en we hadden honger. Mijn moeder zette af en toe het raam open, zodat ze de duiven die in het venster kwamen zitten kon vangen met een simpele val. Ze plukte de duiven, en kookte ze voor ons.

Uiteindelijk vond mijn stiefvader een goede contactpersoon die deel uitmaakte van een netwerk van mensensmokkelaars, waar hij meerdere keren mee afsprak om in te schatten in of hij te vertrouwen was. Mijn stiefvader besloot om met deze man in zee te gaan. We zouden via hem vanaf Minsk naar Europa gereden worden. De treinreis van Moskou naar Minsk duurde anderhalve dag, en was tamelijk bloedstollend, omdat we zonder visum reisden.

Eenmaal in Minsk verbleven we bij twee bejaarden die elke avond dronken tot ze omvielen. Het was er ijskoud; als mijn vader even naar buiten ging kwam hij terug met ijspegels in zijn baard. We hadden helaas geen winterkleding mee. In dit huis wachtten we op het telefoontje van onze connectie in Minsk. We verwachtten vrijwel direct opgehaald te worden, maar dat was niet het geval. We hadden alleen wat brood en crackers, en mijn moeder at zelf niks. Als we haar vroegen waarom niet, zei ze dat ze geen honger had.

Na twee onrustige dagen kwam het verlossende telefoontje, en werden we binnen een halfuur opgehaald door een geblindeerd busje. Werden we met dit personenbusje naar Nederland gebracht? We waren enthousiast over dit vooruitzicht, maar even later moesten we ergens tussen de bossen buiten Minsk overstappen in een kleine vrachtwagen. Maar ook dat leek ons wel prima – we dachten dat we wel ergens in een hoekje van de grote trailer zouden kunnen slapen, totdat we er waren.

Advertentie

Voordat we instapten leverden we onze paspoorten in en betaalden we de chauffeur – een kleine Arabier met een grappig gezicht dat me altijd is bijgebleven. We betaalden achttienduizend dollar (zo'n zestienduizend euro): vierduizend dollar per volwassene en tweeduizend dollar voor mij, het enige kind. Het resterende geld droegen we op onze lichamen; ons halve huis zat in de beha van mijn zus. Toen de chauffeur de deuren openden schrokken we. Ongeveer zestig mensen stonden bovenop elkaar, en schreeuwden: "Het kan niet! Het past niet!" De chauffeur en zijn handlanger duwden ons er desondanks in, en deden de deur op slot.

Er brandde één klein lampje in het laadruim, waardoor je nog net je eigen handen kon zien. De vluchtelingen waren allemaal Arabisch, van ouderen tot aan jonge meisjes, en een zuigeling van misschien vijf maanden. Alleen de vrouwen en kinderen mochten zitten; de mannen stonden de hele reis samen in de rechter hoek. In het begin werd er nog gepraat en zelfs wat gelachen, maar na een paar uur zakte dit weg en werd het muisstil. Urenlang hoorde je alleen nog maar gekuch, benauwde mensen, en af en toe gehuil.

We hadden onderweg geen eten; mijn moeder had broodjes gemaakt voor de reis, maar het was zo krap dat we niet bij onze spullen konden. Kinderen konden het niet ophouden en poepten en plasten in hun broek. De geur was erg heftig, maar na een paar uur rook je het niet meer. Omdat het zo donker was dat horloges niet gelezen konden worden, hadden we geen enkel tijdsbesef.

Advertentie

Mijn stiefvader was claustrofobisch, en raakte bij vlagen in paniek, waardoor hij ruzie kreeg met andere mannen die vonden dat hij zich aanstelde. Hij is een lange man, en kon met zijn mond bij een slecht gelaste naad, waar hij een klein beetje frisse lucht door kreeg. Ik had boven de koffers een gaatje ter grootte van een speldenkop gevonden, waar ik mijn mond bij hield. Voor mijn gevoel had ik het goed, vergeleken met veel anderen in de vrachtwagen, want lang niet iedereen had frisse lucht. Ik durfde niet tegen mijn moeder of zussen te zeggen dat ik een luchtgaatje had gevonden, uit angst dat iemand ons zou horen. Mijn jongere zus heeft astma aan de reis overgehouden, en mijn oudere zus begon te hallucineren door het slaapgebrek, de honger en de spanning.

Na een volledige dag rijden mochten we één keer luchten bij een wegrestaurant. Het restaurant was afgekocht, zodat niemand melding zou maken van een groep hongerige, afgeleefde vluchtelingen die uit een vrachtwagen kwamen springen.

We moesten in totaal langs drie grenscontroles, en de chauffeur had uitgelegd dat als het ene lampje uit zou gaan, we binnen tien minuten een grens zouden passeren. Twee controles verliepen soepel, maar bij de grens van Polen werd het spannend. Van een afstandje hoorden we al twee honden blaffen, waardoor de adrenaline door mijn hele lijf schoot. Ik hoorde de stemmen van Poolse douaniers, en het gekraak van hun kisten in de sneeuw. Door mijn ademgaatje zag ik veel licht, waarschijnlijk van hun zaklantaarns. Iedereen hield zijn adem in van de spanning, en de baby begon te huilen. Zijn vader drukte bij gebrek aan andere opties de mond van de baby dicht. De controle leek een eeuwigheid te duren, waardoor we ons steeds meer zorgen maakten. De vreugde was groot toen we godzijdank doorreden: " Alhamdillulah! Alhamdillulah!" – Allah werd van alle kanten bedankt. Achteraf denk ik dat ook deze douaniers werden omgekocht.

Advertentie

We reden verder, en nadat de vreugde weer was gezakt ging de tijd wederom erg langzaam. Na de pauze was de sfeer erop achteruit gegaan; na de prachtige naaldbossen en de frisse lucht moesten we weer bovenop elkaar staan in dat donkere stinkhol. Echt slapen kon je niet, maar je viel constant weg door de hitte en de vermoeidheid. Iedereen was ondertussen verzuurd, en een oudere man was na twee dagen staan zo moe dat hij door zijn benen zakte. We bereikten even later een gezamenlijk breekpunt; we moesten eruit, en begonnen met zijn allen op de muren te bonken en te schreeuwen dat we moesten stoppen. We reden op de snelweg, en de chauffeur parkeerde de vrachtwagen uit paniek langs een vluchtstrook. Zodra hij de sleutel omdraaide duwden we de deur open en sprongen we naar buiten. Mensen hapten naar lucht, deden hun behoeftes in de berm, en maakten ruzie met de chauffeur, die in paniek was omdat we vol in het zicht stonden. De situatie kalmeerde toen iedereen besefte dat we gevaar liepen, waarna we snel verder reden. Even later merkten we dat er iemand ontbrak: Hassan, een man die alleen reisde. Er was niks wat we voor hem konden doen.

"We bereikten een gezamenlijk breekpunt; we moesten eruit, en begonnen met zijn allen op de muren te bonken en te schreeuwen dat we moesten stoppen"

Uren later stopte de vrachtwagen plotseling. We waren in Frankfurt. Hier moesten wij eruit; de vrachtwagen zou doorrijden naar het noorden, richting Denemarken en Zweden. Toen de deuren openklapten zagen we een handafdruk op het gezicht van de baby die niet stopte met huilen; zijn neus en lippen waren opgezet door de knelling van zijn vaders hand. Onze koffers werden naar buiten gegooid, en ik viel eruit. De vrachtwagen reed snel verder. Ik had me bezeerd, maar dat vergat ik al snel omdat ik ineens volop zuurstof binnenkreeg. Ik kan niet goed beschrijven hoe het voelde om adem te halen na tweeënhalve dag lucht te moeten zuigen door een gaatje ter grootte van een speldenkop.

Advertentie

We zouden met de trein van Frankfurt naar Amsterdam reizen. Met een taxi reden we naar het station. Daar moesten we de hele nacht wachten op de trein van de volgende ochtend. Ook tijdens deze treinrit liepen we risico, maar eigenlijk maakte het ons na de vrachtwagen weinig meer uit; we waren al door het oog van de naald gekropen, en we waren heelhuids aangekomen in Europa. Als we gecontroleerd zouden worden, zouden we waarschijnlijk in Duitsland asiel aanvragen. Daar zouden we dan vrede mee hebben, maar Amsterdam was wat we het liefste wilden. We hebben de hele rit geen conducteur gezien, en kwamen veilig aan.

De zon scheen in Amsterdam, en we keken onze ogen uit. Iedereen liep kriskras en gehaast door elkaar heen, en ik kon niet begrijpen dat de trams niet op elkaar botsten. De opluchting was enorm, maar het was nog geen tijd om te rusten – dit was het begin van de volgende fase. We vroegen asiel aan bij de politie in Amsterdam, en via AZC's in Zwolle en Sneek kregen we na drie maanden een tijdelijke woonruimte toegewezen in De Wijert, een buitenwijk van Groningen. Van hieruit gingen we naar school, leerden we Nederlands, en vond mijn stiefvader werk. In 1996, na drie jaar, kregen we onze verblijfsstatus. Ik heb mijn ziekte tegenwoordig onder controle dankzij het Nederlandse zorgsysteem, ik heb kunnen studeren, en ik heb een goede baan.

Toen we in Groningen woonden wilden we trouwens een keer een tv-schotel laten installeren. We vonden via een advertentie in de krant iemand uit Zwolle die het erg goedkoop voor ons kon doen. Toen stond, twee jaar na onze reis, ineens Hassan – de man die naast de snelweg was achtergebleven – bij ons voor de deur, met een schotel in zijn handen. Ons verhaal is er eentje van puur geluk – iets anders kan ik er niet van maken. Mijn stiefvader heeft slim gehandeld, en enorm zijn best gedaan om met de juiste mensen in zee te gaan, maar we hadden voor hetzelfde geld opgelicht en in de steek gelaten kunnen worden, zoals zoveel anderen overkomt. Dagelijks zetten duizenden mensen, net zoals wij hebben gedaan, hun leven op het spel voor een betere toekomst. Je kunt niet weten wat hun redenen zijn, maar ik weet wel dat niemand zomaar zulke risico's neemt.

Illustratie door Marilyn Sonneveld

Like als de wiedeweerga VICE Nederland om niks te missen van alles wat we maken: