FYI.

This story is over 5 years old.

Het Wat Kijk Je Naar Dit Nummer

Hier wil je liever niet werken

De harde realiteit van de geïmproviseerde olieindustrie in Syrië

Rook spuwende geïmproviseerde olieraffinaderijen zijn verspreid over het woestijnlandschap rondom Deir ez-Zor.

Deir ez-Zor, de zesde stad van Syrië, is ook de oliehoofdstad van het land. Veertig jaar lang sloot het regime van Assad, dat eerst onder leiding stond van Hafez en nu van zijn zoon Bashar, deals met westerse oliebedrijven. Het resultaat van deze onderhandelingen is dat er zo’n 27.000 vaten olie per dag uit de Syrische zandbodem worden opgediept. Een peulenschil vergeleken met de olieproductie van andere landen in het Midden-Oosten, maar het was genoeg om van Syrië een serieus olie-exporterend land te maken. Tenminste, dat was het tot het land in 2011 internationale sancties kreeg opgelegd nadat het regime de protesten tegen de overheid meedogenloos neersloeg, wat na korte tijd uitmondde in een burgeroorlog.

Advertentie

Door de locatie midden in de woestijn en minder dan tweehonderd kilometer van de Iraakse grens domineert het stadje Deir ez-Zor het oostelijke gedeelte van het land. Het heeft een lange, vruchtbare relatie gehad met de olie-industrie. Voor de oorlog werkte een groot deel van de 220.000 inwoners voor de oliebedrijven als bouwkundigen, techniciens en arbeiders. In de binnenstad van Deir ez-Zor staan nog steeds de moderne gebouwen die er door Westerse bedrijven zijn neergezet, maar in de laatste twee jaar zijn ze steeds meer verlaten en verloederd geraakt. De gevechten tussen de rebellen en de troepen van Assad, die elk een deel van de stad in hun macht hebben, eisen hun tol op de kantoorgebouwen en laten de vroegere symbolen van westerse vooruitgang gehavend achter.

Toen ik in september in Deir ez-Zor was, zaten er scherpschutters op de daken en bestookten strijders in de straten elkaar met mortieren, zware machinegeweren en Kalashnikovs. Voorbij de grenzen van de stad vind je weinig anders dan de lege woestijn, waar de oliebronnen zijn en de rebellen – voornamelijk radicale jihadisten, waarvan een groot deel banden met Al Qaida heeft – de macht in handen hebben. Het is een totaal andere soort plek dan het voor de revolutie was, maar het is nog steeds een oliestad. In plaats van multinationals zijn het nu de islamitische rebellen die de lokale bevolking van banen voorzien.

Ahmer, een vijftienjarige jongen die ik tegenkwam toen hij op weg was van zijn werk naar huis, is op zijn hoede als ik hem vraag hoeveel hij betrokken is geweest bij de revolutie. Zijn gezicht is besmeurd met olie. “Ik heb niet meegedaan in de conflicten van het afgelopen jaar,” zegt hij achterdochtig. “Ik heb alleen mijn vader geholpen met het bezorgen van munitie hier en in Palmyra, 215 kilometer van Damascus, waar nog steeds gevochten wordt.”

Advertentie

Ahmer leeft samen met zijn moeder en zijn twee jongere broers in een kamer die ze huren van de eigenaar van de clandestiene kerosineraffinaderij waar de jongens werken. Hun baas koopt zijn ruwe olie van de rebellen en maakt er kerosine van. Ahmer en zijn broers verdienen net genoeg om hun huur te betalen en wat voedsel te kunnen kopen. Ondertussen zijn hun leefomstandigheden abominabel.

De hele dag helpt Ahmer met het verplaatsen van vaten, die meer dan honderd kilo kunnen wegen als ze vol met olie zitten. De olie wordt in een omgebouwde watertank gegoten die boven een vuur hangt. Daar wordt het verwarmd tot het begint te koken en te verdampen, waarna het door een leiding naar ondergrondse waterputten wordt gepompt waar het condenseert en kerosine wordt. Het is zo primitief als het maar kan, maar het resulteert wel in bruikbare brandstof.

Krahim gooit ruwe olie op een tank in de raffinaderij om het heet genoeg te maken om kerosine te laten koken. Hij is tien jaar oud en werkt negen uur per dag.

Krahim, Ahmer’s tienjarige broertje, doet misschien wel het gevaarlijkste werk in het hele productieproces. Het is zijn taak om de binnenkant van de tank met ruwe olie te bedekken, zodat de temperatuur boven het kookpunt blijft. Twee uur lang heb ik zitten kijken hoe hij werkte, met zijn voeten centimeters van de vlammen en zijn hoofd in de damp van de ruwe olie.

Zijn opzichter, een jongen van rond de twintig met wie ik maar een paar minuten sprak, legt het proces uit: “hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de kwaliteit van de onttrokken kerosine,” zegt hij terwijl hij trekjes neemt van zijn sigaret. Wat hij er niet bij zegt, is dat het gas kan uitzetten en de hele tank doen exploderen als de temperatuur te hoog wordt.

Advertentie

Deze explosies gebeuren wekelijks, zegt Abu Mahmoud, één van de weinige dokters in het gebied die zijn praktijk niet heeft gesloten om geld te verdienen met het raffineren van olie. Tussen huisbezoeken bij patiënten, trips naar de Iraakse grens om medicijnen te kopen en het behandelen van noodgevallen door is Mahmoud misschien wel de meest geïnformeerde man in het hele circuit rondom de olieraffinaderijen. Hij vertelde me dat er rond de zesduizend mensen in de raffinaderijen werken, en dat naar zijn schatting rond de tweeduizend daarvan kinderen zijn zoals Ahmer en Krahim – veel van hen zijn wezen die hun ouders verloren zijn, ofwel door het regime of de rebellen.

“Alle gezinnen die ik kende hebben Palmyra verlaten,” zegt Ahmer. “Soms herken ik wel wat kinderen met wie ik vroeger naar school ging. Ze zitten hier, verstopt in de walm en de rook van de olie. Ik heb vandaag geen zin om met ze te praten, gek genoeg.” Ahmer vertelde me dat zijn vader de rebellen heeft geholpen en dat een boel kinderen van zijn leeftijd ouders hebben die het regime steunden. Om conflicten op de werkvloer te vermijden is het vaak veiliger om helemaal maar niet te praten. Dit is een niemandsland waar harde werkers worden geaccepteerd zonder al te veel vragen. Het maakt ook niet veel uit, want voor veel van de mensen die hier werken ligt het lot al vast.

Dat lot lijkt voor Krahim maar al te realistisch. Met veel aandacht giet hij de olie gelijkmatig over de randen van de tank om het gevaar zijn hoofd eraf te blazen te minimaliseren. Ieder uur wast hij de dikke laag zwarte stof die zich op zijn gezicht heeft verzameld eraf. “Ik heb een hoop verminkte mensen gezien – mensen die door ontploffingen helemaal verkoold raakten.” Onze conversatie wordt onderbroken door één van zijn heftige hoestbuien.

Advertentie

Oliegerelateerde aandoeningen zijn zich in hoog tempo aan het verspreiden in Deir ez-Zor. Door de rook en het stof dat door de ongereguleerde, vuile processen van extractie in de lucht terecht komen, en de lekkages die het kostbare grondwater vervuilen, verspreidt de vervuiling van de fabrieken zich naar de omliggende woestijndorpjes. Aanhoudende hoestbuien en chemische brandwonden zijn veelvoorkomende kwalen die volgens dokter Mahmoud tot tumoren kunnen leiden. Hij zegt dat iedereen in de directe omgeving een verhoogd risico loopt om kanker te krijgen, en sommige van de omliggende dorpjes zijn inmiddels onbewoonbaar geworden door de al te regelmatig voorkomende ongelukken. De aantasting heeft niet alleen gevolgen voor mensen: in juli, aan het begin van de Ramadan, stierf een hele kudde geiten nadat ze van een vergiftigde waterbron hadden gedronken. Het was de enige bron van drinkwater voor drie dorpen.

“Oliegerelateerde aandoeningen beginnen nu op te spelen onder de woestijnbewoners,” vertelt dr. Mahmoud me. “Soms voel ik me nogal overweldigd. Wat ik in mijn studie medijnen heb geleerd is gewoon niet genoeg meer om alle door de oliewinning veroorzaakte symptomen te kunnen thuisbrengen.”

Een jonge arbeider met chemische brandwonden. Foto door Dr. Abu Mahmoud

Ten oosten van Deir ez-Zor, vlakbij de Iraakse grens, wordt het grote geld verdiend. Hier, in de industriële olievelden die worden geëxploiteerd door de islamitische rebellen, wordt de ruwe olie uit de grond gehaald en met vrachtwagens naar honderden, misschien wel duizenden geïmproviseerde raffinaderijen in de buurt gebracht. Kantoren en woningen die ooit door westerse bedrijven werden gebouwd en beheerd, doen nu dienst als slaapzalen voor de radicale jihadisten.

Advertentie

Op een middag rijd ik mee met twee leden van het Vrije Syrische Leger, die het niet direct eens zijn met de islamisten die de boel hier runnen, maar weinig andere keus hebben dan met ze samen te spannen tegen het regime.

Terwijl we het dorpje P’settin voorbijrijden, verschijnt er een rij gigantische witte opslagtanks aan de horizon. We komen aan bij een wegblokkade, en mijn gidsen adviseren me om in de auto te blijven. “Zelfs onze generaals zijn hier niet welkom meer,” zegt één van hen.

Na twee uur wachten in de hete auto word ik langs de barricade gelaten. Ik zie overal kraters en ongeëxplodeerde mortiergranaten langs de muren rond het veld. Het regime heeft maandenlang luchtaanvallen op dit gebied losgelaten. Zwijgende mannen in camouflagepakken slaan ons gade vanuit de schaduw, en mijn begeleiders zijn duidelijk gespannen als ze me operationele pijpleidingen vol kogelgaten laten zien.

Informatie over dergelijke operaties in het hedendaagse Syrië is op z’n best dubieus, maar locals en mijn contacten bij het rebellenleger beweren dat deze groepen elke maand tussen de €125 en €180 per raffinaderij binnenhalen. Ik hoorde ook dat ze zo’n drieduizend tanks hebben, en op basis van informatie uit rapporten die eerder dit jaar zijn vrijgegeven over vergelijkbare operaties in Syrië verdienen de jihadisten naar schatting tussen de €350.000 en €700.000,-.

De winst is misschien niets vergeleken met wat de oliegiganten hier binnenhaalden, maar het nieuwe management heeft een langetermijnvisie. Als (of wanneer) Assad valt, zijn de door Al Qaida gesteunde rebellengroepen van plan om de controle over de olievelden te behouden en een veel efficiëntere en winstgevende operatie op te zetten. Hun doel is voor vrijwel iedereen een grimmig scenario: een toekomst waar het oliegeld wordt geïnvesteerd in een islamitische staat, die oprijst uit de as van het oude regime.