FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

De Groningse Surinaamse streektaalzanger Arnold Veeman ging op zoek naar zijn muzikale roots

Diep verscholen in de Groningse provincie, tussen de trekkers en de schapen, sprak ik Arnold Veeman, de Surinaamse streektaalzanger en een grootheid in het Noorden.

Foto's door Anke Teunissen

De omgeving ziet er als volgt uit: weiland, schapen, akkerbouw en grote trekkers met aanhangwagens vol suikerbieten. Hier op de dorre kleigrond heerst rust. Mensen groeten elkaar met een even korte als hartelijke “Moi”.

In een oud schoolgebouw, dat tegenwoordig dienst doet als woning slash opnamestudio slash atelier, word ik opgewacht door Arnold Veeman. Hij is een regionale beroemdheid met steevast lyrische recensies in het Dagblad van het Noorden voor zijn werk als modern klassieke componist, maar vooral als de Surinamer die de afgelopen jaren furore maakt met zijn Groningse streektaalliedjes als Mien lutje laif, Goa nait weg bie mie en De Woarheid.            Aan zijn keukentafel vertelt de man met een tropisch uiterlijk en Groningse tongval op bedachtzame toon zijn ingewikkelde levensverhaal. Veel interesse in zijn Surinaamse achtergrond heeft hij nooit gehad. Pas eind september toog hij met documentairemaker en pleegbroer Piet Hein van der Hoek  voor het eerst af naar Suriname. Het land van zijn vader, die hij nooit heeft gekend maar waarvan hij dacht dat het een crimineel was. Het land dat wellicht vragen over zijn muzikale wortels kon beantwoorden.              Maar hier in zijn huis hoor ik, als ik mijn ogen sluit, een Groninger praten. Het verschil met Suriname is groot. Op tafel staat authentieke koek uit Kloosterburen, en het is koud. Arnold heeft zich dik ingepakt en warmt zich op aan zijn kopje thee.

Advertentie

Hij blikt terug op zijn jeugd en vertelt over zijn moeder, die zestien was toen ze hem kreeg. Ze moest hem afstaan omdat de vader een wat oudere Surinaamse man was, en dat werd niet geaccepteerd. Hij komt daardoor vanuit het tehuis voor ongehuwde moeders bij de boerenfamilie Van der Hoek terecht in het kleine dorpje Pieterzijl, waar hij met zijn kleurtje en kroeshaar een opvallende verschijning is. “Daar is het zaadje voor de liefde van de streektaal gepland. De klanken zijn mooi en mysterieus. Ik was gelukkig daar.” Hij is zich een Groninger gaan voelen. “Ik wilde altijd bij de familie Van der Hoek blijven. Dat was voor mij heel simpel. Ik wilde daar nooit weggaan. Ik was gelukkig op de boerderij.”         Maar hij moet weg. Zijn biologische moeder neemt hem mee naar Delft, waar hij in een flatje belandt. Daarna strijkt hij neer in dorpjes in Friesland en later weer in de provincie Groningen. Hunkering naar de boerderij blijft. Ook omdat hij in Friesland door zijn huidskleur niet wordt geaccepteerd. “Met drie skinheads in de klas, waarvoor ik een makkelijk doelwit was, en ouders en docenten die het allemaal wel best vonden, was dat een moeilijke tijd. Ik heb mijn draai daar nooit kunnen vinden.” Over de relatie met zijn moeder is Arnold niet erg spraakzaam. Zijn hunkering naar de familie Van der Hoek leverde een loyaliteitsconflict met haar op. Dat zit nog altijd diep bij hem. Hij ziet zijn moeder tegenwoordig niet meer. Toen hij eind september in Suriname was om de familie van zijn vaders kant te ontmoeten was dat moeilijk voor hem. “Door mijn jeugd heb ik aangeleerd familie op een afstand te houden. Ik heb er veel wantrouwen aan overgehouden. Uit angst om teleurgesteld te worden.”

Advertentie

Het is één van de redenen waarom hij nooit heeft doorgevraagd over zijn Surinaamse vader. En hij dacht dus ook nog eens dat zijn vader crimineel was, en door politiekogels om het leven was gekomen.

Vier jaar geleden beginnen er toch vragen bij hem te rijzen: de muzikale richting die hij op wil kan hij niet verklaren. Hij haalde altijd veel inspiratie uit zijn Groningse omgeving, maar hij voelde dat hij ook andere ritmes en klankkleuren bezat. “Op het moment dat ik me begon af te vragen waar mijn muzikaliteit vandaan kwam, stuitte mijn vriendin op een filmpje van een bekende zangeres in Suriname: Patricia van Daal. “Haar loopje, haar blik, haar bewegingen. Ik herkende dat meteen. Ik herkende de muzikaliteit.” Het is de eerste toenadering tot zijn Surinaamse roots. Hij blijkt in Nederland een enorme familie te hebben, die al die jaren in Groningen woont, bij Arnold om de hoek. Hij ontmoet familie van zijn vader, die hem vertellen dat Humphrey helemaal geen crimineel was, maar in 2001 op 57-jarige leeftijd overleed aan kanker.

Ook komt hij erachter dat zijn vader van zijn bestaan afwist, iets waar hij lange tijd aan twijfelde. Moeilijke ontdekkingen, zo zegt hij. “Het is hartstikke dom dat ik nooit eerder heb doorgevraagd over mijn achtergrond. Maar ik durfde niet. Jammer, want ik had hem makkelijk kunnen ontmoeten. Dat is nog wel een… ja… een punt om over na te denken.” Wanneer hij in Suriname is, ontmoet hij Patricia van Daal, wat een achternicht van hem blijkt te zijn. En hij heeft ontdekt waar zijn passie voor muziek vandaan komt: hij zag familieleden op foto’s die dezelfde instrumenten als hij bespeelt. “Dat verklaarde voor mij een hoop. Er werd mij ook verteld dat mijn opa erg muzikaal was. Ik heb muziek van hem gehoord en denk dat mijn manier van werken sterk op die van hem lijkt.” Suriname heeft zijn hart veroverd en plannen om compositieles te geven op het conservatorium van Paramaribo zweven door zijn hoofd. Juist om zijn kijk en ervaringen met muziek met de Surinamers te delen. “Alles viel in Suriname op zijn plek. Ik had daar het gevoel: de 50% die ik altijd miste, lag daar. Het heeft voor mij voor de muziek veel vragen beantwoord. En eigenlijk zou ik een keer met mijn tante in Suriname een weekend op de veranda moeten zitten met een Parbo Biri.” Maar zolang Arnold geen Sranantongo spreekt, blijft hij nog in het Gronings zingen, belooft hij mij.

Arnolds zoektocht is door pleegbroer en filmmaker Piet Hein van der Hoek vastgelegd in de documentaire Mijn broer Arnold. Hier alvast de trailer: