Mee met een groep activisten die naar Hongarije rijden om vluchtelingen te helpen

FYI.

This story is over 5 years old.

nieuws

Mee met een groep activisten die naar Hongarije rijden om vluchtelingen te helpen

Michael Bonvalot reisde mee met een groep activisten die in het oosten van Hongarije vluchtelingen helpen, al dan niet tegen de wet in.

Duizenden vluchtelingen zijn gestrand in Hongarije. Activisten organiseerden om die reden afgelopen zaterdag een konvooi van hoop en hulpgoederen vanuit Wenen naar Debrecen, in het uiterste oosten van Hongarije.

Het is zaterdag 8 uur als we verzamelen bij station Westbahnhof in Wenen. Eén voor één arriveren de activisten op de parkeerplaats. De meesten van hen zijn tussen de 20 en de 30 jaar oud. Uiteindelijk zijn er ongeveer 25 mensen en een paar vrachtwagens en auto's.

Advertentie

Een paar dagen eerder besloten activisten naar de grens te rijden en vluchtelingen te helpen die vastzaten bij de grens van Hongarije en Oostenrijk. Maar op vrijdag veranderde de situatie ingrijpend. Zelfs de Hongaarse regering zag in hoezeer een humanitaire ramp in de lucht hing, nadat een paar honderd vluchtelingen het heft in eigen handen hadden genomen en gewoon begonnen te lopen vanaf het Keleti-station in Boedapest richting Wenen. Vluchtelingen waren bang dat ze werden gedeporteerd. Hongarije had die donderdag namelijk valse beloftes gedaan, door ze in treinen te lokken die, in plaats van over de grens, naar nabijgelegen kampen gingen. Hooligans stonden die vrijdag buiten het treinstation stenen te gooien. De mars te voet was een laatste redmiddel – een ultieme wanhoopsdaad.

Na ongeveer 23 uur liet de Oostenrijkse regering weten de grenzen open te stellen en zo konden de vluchtelingen naar Duitsland. Vanaf dat moment werden de doelstellingen van de activisten ook verlegd. Het konvooi was er niet langer meer om mensen over de grens van Boedapest naar Wenen te helpen. Het ging nu om humanitaire hulp in het oosten van Hongarije, waar überhaupt al niet veel solidariteit of zelf-georganiseerde hulpinitiatieven bestaan, laat staan goed geregelde hulp voor vluchtelingen.

We reizen met een kleurrijke groep mensen. Er zijn veel jonge jongens uit het kleine dorpje St. Pölten. Dominik Paireder vertelt ons dat hij het project binnen zijn vriendengroep had gepromoot in zijn vriendengroep, maar binnen een dag massale steun ontving.

Advertentie

Een andere deelnemer aan het konvooi, Ako Pire van de activistische beweging Offensive gegen Rechts ('Offensief tegen rechts'), vertelt dat hij woedend is. "De Oostenrijke regering had veel sneller te werk kunnen gaan en veel meer kunnen doen. Eigenlijk gingen ze pas over tot actie toen de situatie al aan het escaleren was. Pas toen gooiden ze aarzelend de grenzen open." We laden samen de vrachtwagens en auto's in met water, eten en slaapzakken. Anderen brengen ook babyvoeding, kleren en sanitaire artikelen. Het duurt allemaal iets langer dan verwacht, maar dat is voor een goede reden. De behulpzaamheid is enorm; mensen staan in de rij om hun donaties te geven.

We verlaten Wenen om 10 uur. Ik praat met twee vrouwen, Maria Fraißler en Marla Berger, en vraag hen waarom ze deel uitmaken van dit alles. "De tijden van kaarsjes aansteken, minuten stilte houden en online petities tekenen zijn voorbij," zeggen ze. "We moeten ons nu echt richten op concrete hulp."

Onze eerste stop is Boedapest, waar we een deel van onze donaties geven aan de activisten van de ngo Age of Hope. Hun doel is voornamelijk om de vluchtelingen te onderhouden, vertelt Ákos Tóth me. "De nachten zullen steeds kouder worden. Duizenden vluchtelingen zitten hier zonder hulp. Er wacht ons een enorme klus."

We praten ook over de problemen die er zijn met rechtsextremisten. Tóth herinnert zich vele fysieke confrontaties, waarvan één nog vorige week. Hij is niet al te bezorgd over de neonazi's. "Die gasten zijn alleen helden op internet. Ze zijn alleen sterk als ze een publiek hebben. Tóth's grotere zorg is de dagelijkse discriminatie. "Ik heb geen vertrouwen in zowel de Hongaarse regering als die van de EU. Mijn enige vertrouwen ligt bij de solidariteit van de mensen hier."

Advertentie

De auteur in gesprek met Ákos Tóth

We gaan verder naar het oosten. Onderweg hebben we een aantal technische problemen: een vrachtwagen moet worden herladen omdat hij te vol zit en een auto begeeft het en moet teruggebracht worden naar Wenen. Het is laat in de avond als we eindelijk aankomen in Debrecen. De stad is een grensstad aan de andere kant van Hongarije, dichtbij Roemenië en niet ver van Oekraïne. Het is donker en koud, maar net als in Boedapest staan er mensen in de rij om ons te verwelkomen en hun hulp te bieden. We ontmoeten onze contactpersonen van de Migration Aid Debrecen. Mensen lossen de vrachtwagens en verdelen de goederen. Er zijn talloze vluchtelingen die slapen en wachten op het station – de meesten van hen komen uit Afghanistan.

Een klein jongetje van een jaar of vijf jaar oud, krijgt een teddybeer van een Hongaarse vrijwilliger. Hij lacht en legt het zachtjes naast zijn twee zussen die liggen te slapen op de grond voor het station. Als we met de vluchtelingen praten, vertellen ze ons dat ze regelmatig beroofd worden door de Bulgaarse politie. In eerste instantie begrijp ik niet wat ze zeggen – misschien dat het door de taalbarrière komt. Maar ze zeggen dat ik het goed heb verstaan. De politie berooft vluchtelingen. Ze slaan ze in elkaar. Ze kopen ze om. De vluchtelingen zijn wanhopig om weg te gaan, maar zelfs nu de grenzen open zijn kunnen ze niet met de trein. Ze hebben geen geld voor kaartjes, omdat de politie ze daarvan heeft beroofd.

Advertentie

Een man uit Afghanistan vertelt dat hij vier keer uit de trein is gezet. Hij had zelfs gewoon kaartjes, maar die verliepen iedere keer, omdat officials hem zo tegenwerkten. Daarbij kan hij binnen de stadsgrenzen niet met de bus, omdat de transportbedrijven hem niet aan boord willen nemen. Op het station zijn niet genoeg voorzieningen. Badkamers sluiten om 9 uur. De vluchtelingen willen ook niet naar de lokale vluchtelingenkampen gaan. Ze zijn bang om daar vast te komen zitten. Ze zijn bang voor wat de politie zal doen als ze daar eenmaal zitten.

Aida Elsaghi is een arts die dagelijks op het station is geweest sinds de stroom van vluchtelingen echt goed op gang kwam. "Er is geen officiële hulp, maar we hebben ongeveer twintig mensen die hier de hele week hebben geholpen," zegt ze. "Sommige van de vluchtelingen hebben al dagen niet gegeten. Er zitten hier ook vrouwen en kinderen. Als de vluchtelingen worden opgehaald door medewerkers van de regering krijgen ze alleen transport naar de kampen, maar geen water, eten of medische zorg."

Lokale activisten vertellen ons over de bedreigingen van rechtse groeperingen. Maar ze hebben het ook over solidariteit en de hartelijkheid vanuit de gemeenschap. Een lokale bakker, die zelf ooit uit Kosovo is gevlucht, bakt brood voor in de avond. Studenten van de medische faculteit bieden ook hun hulp aan. We rijden terug naar het kamp en lossen de laatste goederen van de vrachtwagens. Ako Pire van Offensive gegen Rechts benadrukt hoe belangrijk dit voor hem is: "Het zijn transnationale oproepen zoals deze die we nodig hebben om hiervoor te vechten."

Advertentie

Op onze weg terug naar Wenen horen we andere activisten praten over welke grensovergangen open zijn en waar ze de vluchtelingen mee naartoe moeten nemen om ze de grenzen zonder problemen te laten passeren. Onze auto zit tot aan de nok vol, maar andere bieden hun ruimte aan aan de wanhopige mensen die door dit gedeelte van Europa reizen op hun weg naar geluk. Voor Maria Fraißler moeten gerechtelijke grenzen mensen niet tegenhouden om te helpen. "Als de wetten onrechtvaardig zijn, is er niks verkeerds aan om ze vanuit morele standpunten te overschrijden."

Rond 2 uur komen we weer aan bij station Westbahnhof in Wenen. De voorraad goederen stapelt zich nog steeds op voor het gebouw, en helpende mensen zijn nog steeds bezig de vluchtelingen te voorzien van goederen.

Een week terug werden de Oostenrijkse media overspoeld met meldingen over racistische aanvallen en de ondraaglijke situaties in de vluchtelingenkampen van Traiskirchen. Die leidden zelfs tot een protest van Amnesty International, die de situatie 'een complete mislukking van de mensheid' noemde. Sommige media beweerden dat Amnesty niet wist waar ze het over hadden en dat de vluchtelingen meer dan dankbaar moesten zijn. Maar nu niet meer. Afgelopen maandagavond protesteerden meer dan 25 duizend mensen tegen de regering om de vluchtelingen te helpen en de grenzen open te stellen. Bij de stations van Wenen, maar ook in Salzburg en andere steden, stonden mensen in de rij om te helpen. Zelfs in Hongarije, dat bekend staat om het stroeve beleid rondom migratie en vluchtelingen, lieten burgers zien solidair te zijn en actief Syrische en Afghaanse overlevenden over de grens te helpen.

Er hangt iets in de lucht. En het zijn niet alleen de stenen die de hooligans gooien.