FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Een korte geschiedenis van mensen die robots in elkaar rammen

Hitchbot is dood, maar deze robotmoord is niets nieuws. De mensheid doet al eeuwen gemeen tegen robots.

Waarschijnlijk heb je het treurige nieuws al gehoord: Hitchbot, de liftende robot, is dood. Het Canadese experiment, dat bedoeld was om te testen hoe het gesteld is met het menselijk fatsoen (of in ieder geval de bereidheid van weggebruikers om een soort kruising tussen een minion en Woody van Toy Story mee te nemen op de achterbank) eindigde zaterdagochtend abrupt, toen iemand in Philadelphia besloot de Hitchbot te onthoofden en te vierendelen. De anonieme vandaal liet Hitchbot voor dood achter in de berm, maar niet voordat hij nog even een foto van zijn gruweldaad maakte en op Twitter zette.

Advertentie

— Steven Lam (@slammobile)August 2, 2015

Die foto werd niet meegestuurd met de officiële persverklaring van de onderzoekers over het incident. "We hebben besloten om die foto niet te laten zien," zei de maker van Hitchbot Frauke Zeller tegen Buzzfeed. "Het is verontrustend – je kan zien hoe de robot uit elkaar is getrokken en in de goot is gedumpt." Ze heeft gelijk: hoewel de foto eigenlijk niet veel meer laat zien dan een hoopje plastic en rubber, heeft het beeld wel iets weg van een forensische foto van een bloederige moord.

De makers van Hitchbot zullen het misschien niet toegeven, maar dit was precies waar het experiment om draaide. Zet een groot stuk plastic, dat gebouwd is om mensen om een lift te vragen, langs de berm van de weg en de vraag is niet alleen of mensen de robot zullen meenemen, maar ook of ze hem niet in elkaar zullen trappen. Dat de mens het in zich heeft om wreed te zijn tegen robots hebben we in de afgelopen eeuwen al vaak genoeg bewezen. Wat wel nieuw is, is dat het ons opeens blijkbaar iets kan schelen als een machine in elkaar getimmerd wordt.

Een gravure van mensen die een machine in elkaar rossen

De eerste robotslachtoffers hadden geen armen en benen. De Luddieten worden vaak aangehaald als het vroegste voorbeeld van mensen die machines in elkaar slaan, maar in de jaren ervoor werden er ook al volop machines vernield door boze arbeiders. Hoewel er geen verhalen de ronde doen over werkloze, bijbel schrijvende monniken die boos een Gutenberg-pers te lijf gingen, hadden de machines die na de drukpers kwamen minder geluk.

Advertentie

De Spinning Jenny, een spinmachine die bedacht werd door James Hargreaves en die hij vernoemde naar zijn dochter, kon het werk doen van zeven mensen. Katoenspinners waren dan ook niet blij met Jenny. In 1768, een jaar nadat de spinmachine haar intrede deed, brak een groep spinners in bij Hargreave en maakten ze al zijn Jenny's – behalve zijn dochter – af. Hargreaves vertrok uit het dorp en vond een zakenpartner, en samen zetten ze de eerste stap in de Industriële Revolutie.

Een halve eeuw later begonnen de Luddieten hun schrikbewind tegen machines (ze vermoordden trouwens ook nog ongeveer vijftig mensen). Volgens de overlevering had Ned Ludd, de held van de Luddieten, in 1779 een breimachine met de grond gelijk gemaakt, maar de eerste historische documenten van machinemoorden door de Luddieten duiken pas op in 1816. Op 18 mei en 17 juni van dat jaar, stormden kantklossers, die woedend waren over de machines die hun baan pikten, twee fabrieken binnen en vernielden ze alle kantklosmachines. In 1830, toen de Industriële Revolutie in volle gang was, vernielde een groep kleermakers tachtig naaimachines van een fabriek die militaire uniformen maakte.

Terwijl arbeiders naar hartenlust fabrieksmachines aframmelden, waren er ook mensen die een innige band opbouwden met mechanische poppen. Na de uitvinding van het opwindmechanisme begonnen mensen opwindpoppen en opwindbeesten te maken. Sommige – zoals de Mechanische Turk die Wolfgang von Kempelen ontwierp in 1770 – konden schaken, terwijl anderen konden poepen. Als deze pre-robots op de een of andere manier aan hun einde kwamen, bijvoorbeeld doordat er ergens brand uitbrak, werd er in de kranten over ze geschreven alsof het menselijke slachtoffers waren. In een ooggetuigenverslag van de brand die de Mechanische Turk om zeep hielp, schrijft de auteur: "We luisterden vol spanning. Boven het geluid van de brullende vlammen en het geroezemoes van de toeschouwers, hoorden we de laatste woorden van onze dierbare vriend, die twee bekende lettergrepen: 'echec! echec!!'"

Advertentie

Die ambivalentie van de mensheid tegenover machines verdween nooit helemaal, ook niet toen de robot zijn entree maakte in de jaren twintig. Het woord 'robot' werd in 1920 geïntroduceerd in een toneelstuk dat Rossum's Universal Robots heette. Het toneelstuk was een belangrijk moment in de geschiedenis van wreedheid jegens robots. Aan de ene kant wakkerde het onze angst voor robots aan, doordat ze werden neergezet als efficiënte vervangers van menselijke arbeidskrachten, die ook nog eens in opstand konden komen en ons allemaal konden vermoorden. Aan de andere kant zat er ook een personage in dat weigerde om een robotvrouw open te snijden voor een experiment, omdat hij ervan overtuigd was dat zij ook gevoelens had.

Honderd jaar later zijn we nog steeds bang zijn voor robots, maar we beginnen ook steeds meer op ze gesteld te raken. We hebben robothonden, stofzuigers en poppen in huis, geven ze namen, en voelen ons schuldig als we ze (per ongeluk of expres) een schop verkopen. Meestal is dat schuldgevoel niet erg, maar juist een bewijs van onze menselijkheid, zoals in het experiment uit 2001 waarbij kinderen er moeite mee hadden om een Furby op z'n kop te houden, omdat de robopop dan "Me scared!" roept. Maar onze voorzichtige sympathie voor robots kan ook problemen opleveren.

Volgens een onderzoek van de Universiteit van Washington uit 2013 beginnen we robots steeds meer te zien als onze huisdieren, of zelfs onze vrienden. Uit vraaggesprekken met twintig bommenexperts van de explosievenopruimingsdienst van het Amerikaanse leger, die robots gebruiken om bommen onschadelijk te maken, bleek dat zij vaak een emotionele band hebben met hun robots. Wanneer ze stuk gaan, vinden ze dat niet alleen vervelend omdat de bomrobots een belangrijk hulpmiddel zijn, maar ook daadwerkelijk zielig. Als hun robots het loodje legden, zeiden de bommenruimers vaak dingen als "die arme jongen" of hielden ze er zelfs een begrafenis voor. De leider van het onderzoek vreest dat dit ervoor kan zorgen dat de bomexperts hun robots niet effectief zullen gebruiken, en ze bijvoorbeeld niet op een zelfmoordmissie zullen sturen. Terwijl dat juist is waar de robots voor bedoeld zijn: om ervoor te zorgen dat militairen zelf geen risico hoeven te lopen.

In 2006 moest een legerkolonel die op een testfaciliteit in Arizona werkte een robot testen die ontworpen was om op landmijnen te stappen. Elke keer als de robot op een mijn stapte, werd een van zijn ledematen eraf gerukt. De robotexpert die de test observeerde vond dat deze erg goed verliep, maar volgens de Washington Post stopte de kolonel de test halverwege, omdat hij niet kon aanzien hoe de steeds meer kreupel wordende robot zichzelf langzaam naar de volgende mijn sleepte. Het experiment was, besloot de kolonel, inhumaan.

Filosofen als Peter Singer en Agata Sagan zeggen steeds vaker dat het mogelijk is dat robots op een dag emoties gaan voelen. En vorige week ondertekenden duizenden vooraanstaande wetenschappers en technologen een open brief die opriep tot een verbod op killer robots die door AI worden bestuurd – eigenlijk drones die zelf kunnen beslissen wie ze willen vermoorden.

In die zin is het maar goed dat we empathie beginnen te voelen voor robots, en steeds minder vaak de neiging voelen om ze in elkaar te rossen. Het laatste dat we kunnen gebruiken in de toekomst zijn killer robots die maar één emotie voelen: wraakzucht.