Goddelijke interventie

FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Goddelijke interventie

Ik ging in Egypte op zoek naar een wonder om mijn ALS te genezen.

In 1968 zag men een stralend licht in de vorm van een vrouw verschijnen vanuit de koepel van de Kerk van de heilige maagd Maria, in Zeitoun, een voorstad van Caïro. Na een minuut of twee verdween ze, maar ze bleef regelmatig opdoemen en de stedelingen verzamelden zich steeds vaker om het visioen te aanschouwen. Ze beweerden dat het de moeder van God moest zijn.

De toenmalige leider van de koptische kerk, Paus Kyrillos VI, onderzocht het fenomeen en concludeerde dat het inderdaad ging om een Mariaverschijning. Gamal Abdel Nasser, in die tijd de (islamitische) president van Egypte, zou vervolgens een nog grotere kerk aan de overkant hebben laten bouwen als bewijs van zijn rotsvaste geloof in de verschijningen van de heilige maagd Maria. De Egyptische overheid en de politie bleven zoeken naar een aardse verklaring, maar er was in de wijde omtrek geen projector te vinden die het beeld kon veroorzaken. Alle foto's die van het fenomeen zouden zijn gemaakt verschilden van elkaar, alsof de verschijning te etherisch was om in een beeld te kunnen vangen. Tot in 1971 bleef ze opdoemen.

Advertentie

In de vroege jaren negentig werd ik christelijk opgevoed in Egypte. Mijn moeder vertelde dat de bevolking zich tijdens het 'Feest van de heilige maagd' nog steeds massaal verzamelde bij de kerk in Zeitoun, in de hoop Maria opnieuw te zien verschijnen. Ik was pas een jaar of vijf, maar het leek me wel een avontuur om de hele nacht op te mogen blijven en met honderden anderen te bidden en kerkliedjes te zingen. Bovendien: stel je voor dat ze inderdaad terugkeerde en we het zouden missen? Mijn gezin bleek echter hopeloos onvoorbereid op zo'n uitstapje en we hebben het feest nooit bijgewoond. Maria keerde ook niet terug.

Toch waren er genoeg andere wonderen die zich om me heen voltrokken. In de westerse wereld is het woord 'miraculeus' zo geïntegreerd dat het inmiddels synoniem staat aan 'fantastisch' – een woord dat je gebruikt als iemand bereid is om zijn aansteker even aan je uit te lenen. Geen van deze woorden roepen nog associaties op met bovennatuurlijke krachten. In Egypte is dat nog wel het geval; daar vindt om de haverklap een wonder plaats. Als je in Egypte je zorgen met de buitenwereld deelt, begint men direct verhalen te vertellen over het werk van God.

Toen ik nog klein was, voedden de verhalen over heiligenbeelden die tranen van olie lieten, of over invalide mensen die ineens weer konden lopen, mijn geloof. Ik verloor dat geloof toen ik na mijn studie op mezelf ging wonen. Het was niet zo dat ik er naarstig naar bleef zoeken – ik verloor mijn geloof zoals ik mijn speelgoedkeukentje verloor toen we uit Egypte vertrokken. Ooit had ik me verbeeld dat ik op dat roze fornuis eieren kon bakken, en ooit had ik me verbeeld dat het geloof in God bergen kon verzetten. Dat was allebei verleden tijd. En toch voelde ik vorig jaar, op een zonnige ochtend in september, ineens weer de geborgenheid van religie, de troost van het geloof in God en een prettig gevoel van hoop.

Advertentie

Ik moest mijn ouders vertellen dat mijn 29-jarige brein niet meer goed communiceerde met mijn lichaam. Dat mijn hersenen langzamerhand stopten met het doorgeven van signalen aan mijn handen, armen, benen, stembanden en tong. Er zou een moment komen dat mijn brein niet langer aan mijn longen doorgaf dat ze moesten ademen, waardoor ik langzaam zou stikken.

Mijn ouders waren de laatsten aan wie ik het vertelde, omdat ik zeker wist dat ik direct daarna de voorbereidingen voor hun begrafenissen kon gaan treffen. Mijn moeder heeft een zwak hart en nog maar één functionerende nier, en ik verwachtte niet dat ze een dergelijk bericht aan zou kunnen. Mijn zus Deedee stelde zelfs voor dat ik de dodelijke gevolgen van mijn ziekte niet zou vermelden.

Ik vloog van New York naar hun woonplaats Cleveland, met alleen een rugzak en een Arabische vertaling van de wikipediapagina over ALS. Ik was pas tien toen we uit Egypte vertrokken, dus ik heb nooit geleerd hoe je "amyotrofische laterale sclerose" in het Arabisch zegt. Ik wist pas sinds vorig jaar waar de afkorting voor stond, rond de tijd dat ik een heel artsenteam vertelde dat mijn linkerhand niet meer zo behendig leek als daarvoor.

Toen ik bij mijn ouders aankwam ging het mis. Nog voor ik de kans kreeg om de wikipediapagina uit mijn rugzak te vissen begon mijn lichaam te schokken door de stuiptrekkingen die zomaar opkwamen. Ik gilde als een gek en snakte naar adem. Mijn ogen puilden zowat uit hun kassen. Na een tijdje wist ik hortend en stotend een paar woorden in het Arabisch uit te brengen: "De dokters zeggen dat mijn lichaam stukje bij beetje verlamd zal raken, totdat ik eraan doodga." Mijn lichaam begon te trillen, en mijn moeder wiegde me ritmisch heen en weer in haar armen.

Advertentie

"Dat moet je niet zeggen!" riep ze herhaaldelijk. Haar ogen waren droog.

Die hele week bleef ik in mijn oude bed liggen, ook als ik niet sliep. Ik verliet mijn bed alleen voor bezoekjes aan de wc. Als ik bij vlagen ineens de energie ervoor had, nestelde ik me met mijn laptop op de bank voor een Netflix-marathon. Soms sms'te ik met Deedee, die in Washington woonde. 's Nachts sliep mijn moeder bij me in bed, onder een hemel van glow-in-the-darksterren die nog steeds aan het plafond zaten geplakt. Haar wimpers reikten tot haar wenkbrauwen en ze had een sullige glimlach op haar gezicht, waaraan ik als kind altijd herkende dat ik geen straf meer had als ik iets had geflikt.

Terwijl ik in bed zat te somberen, vertelde zij hoe haar dag was geweest. Als ze tijdens die week al huilde, heb ik daar niets van gemerkt. Ze bleek een taaie; een opstandig mens die haar neus ophaalde voor de wetenschap. Want wat de artsen ook zeiden, God zou hier het het laatste woord over hebben. "God heeft me nog nooit in verlegenheid gebracht," zei ze met jaloersmakende overtuiging. Zelf was ik er lang niet zo zeker van dat diezelfde God mijn nogal onbeduidendende verdriet bovenaan op zijn takenlijstje had staan.

Mijn moeder was ervan overtuigd dat als ik naar Egypte zou gaan, ik daar door een wonder zou genezen. We hebben het hier over mijn moeder, die nog nooit door God in verlegenheid was gebracht – en ik was dat ook absoluut niet van plan. Ik beloofde haar dat ik naar Egypte af zou reizen, waar ik om een wonder zou smeken. Acht weken later zat ik in het vliegtuig op weg naar Caïro, met een flinke hoeveelheid miniflesjes sterke drank om mijn angsten de baas te kunnen zijn.

Advertentie

Tijdens de twaalf uur durende vlucht vroeg ik me opeens af of een bisschop, priester of monnik door zou hebben dat het me ontbrak aan iets essentieels, voor een wonder: het geloof. Voorafgaand aan mijn reis naar Egypte had ik contact met familieleden die verbijsterd en skeptisch reageerden op hoe ik, een jonge gezonde meid, zomaar een terminale ziekte had gekregen. Ze kwamen stuk voor stuk razendsnel tot de conclusie dat "God ons beproevingen oplegt als we ons van hem afkeren". Zelfs mijn nicht Evette, een apotheker nota bene, zei: "De moeilijkste beproevingen bewaart Hij voor de moedigste mensen. Geloof daarom in Hem, in plaats van in de wetenschap."

Door dit soort opmerkingen ging ik me afvragen waardoor ik zo eenvoudig werd ontmaskerd als niet-gelovige. Ik heb nooit met een woord gerept over dat ik mijn geloof had verloren. Klonk ik te zakelijk, toen ik over mijn ziekte vertelde? Had ik een verkeerd grapje gemaakt? Mijn gebrek aan geloof was blijkbaar van mijn gezicht af te lezen en dat was lastig te verbergen, tijdens het bidden voor een nieuw centraal zenuwstelsel.

Ik reisde met een doel naar Caïro: ik had het mijn moeder beloofd. Tegelijkertijd was ik bang dat mijn scepticisme grensde aan spot. Het doel was om te genezen, maar eigenlijk volgde ik vooral mijn journalistieke instinct. Aanvankelijk besteedde ik minstens zo veel tijd aan mijn onderzoek naar wonderen in het algemeen, als aan het wonder dat mij zou genezen.

Advertentie

Naar het eerste hoefde ik niet lang te zoeken. Direct na aankomst bestelde ik een taxi om naar het koptische gedeelte van Caïro te rijden: een kleine enclave van historische kerken en gebedsplaatsen. Tijdens de rit vertelde de christelijke chauffeur dat hij op weg naar mij "getuige was geweest van een wonder". Ik had met geen woord gerept over de reden van mijn bezoek aan Egypte. Het was toevallig zondag, en we reden van het ene eeuwenoude kerkgebouw naar het andere, wat ongetwijfeld bijdroeg aan zijn gebabbel over wonderen. Hij keek me aan via zijn achteruitkijkspiegel en vertelde me tot in detail hoe hij nog geen uur geleden met eigen ogen had gezien hoe een priester door middel van een exorcisme een jongetje had verlost van diens demonen.

"Ik geloof daar niet in," bekende ik. "Misschien is hij gewoon ziek." Maar hij bleef voet bij stuk houden, ook al zei ik dat mensen soms een bovennatuurlijke verklaring zoeken voor iets dat al wetenschappelijk is verklaard. Hij zette me af, en de omgeving herinnerde me er weer aan hoe oud, prachtig en bizar het koptische gedeelte van Caïro eruitziet. Tussen de kerken, die dateren uit de derde eeuw na Christus, bevinden zich kleine begraafplaatsen en slingeren straatjes van kalksteen waar mensen vóór de Arabische verovering van Egypte al woonden. Ik liep langs stelletjes, pubers en kinderen met muntjes om kaarsen mee te kopen, en beklom de trap naar de Hangende kerk. Men noemt het de Hangende kerk omdat deze over het Fort van Babylon heen hangt. Hoewel de juiste benaming eigenlijk de Kerk van de heilige maagd Maria is, richtte ik me meteen op het beeld en de relieken van Sint Demiana.

Advertentie

Mijn ouders vertelden altijd dat toen mijn moeder zwanger was van mijn zusje, de heilige maagd Maria in een droom van mijn vader verscheen en hem vertelde dat hij een dochter zou krijgen. Hij zou haar Demiana noemen en ze zou non worden. Er werd inderdaad een gezonde dochter geboren, alleen heeft ze nooit interesse in het kloosterleven getoond. Deedee, zoals ik haar al sinds onze kindertijd noem, lijkt op mij maar is vele malen mooier, sexyer en fanatieker in alles – iemand die net zoveel houdt van strippers als van een glutenvrij dieet. Ze is achttien maanden jonger, maar behandelt me als haar kleine zusje. Om eerlijk te zijn is ze ook veel verstandiger dan ik. Hoewel haar ogen groter zijn, haar jukbeenderen hoger en haar lippen voller, is zij altijd degene die kwaad wordt als iemand zegt dat we totaal niet op elkaar lijken. Ze houdt zo veel van me dat ze voor het eerst in veertien jaar haar vrijwillige gelofte van ballingschap uit Egypte verbrak om me tijdens Thanksgiving op te komen zoeken. Misschien waren al deze gedachten de reden dat mijn tranen tevoorschijn kwamen toen ik naar het beeld van Sint Demiana keek, die bekendstond om haar moed. Ze werd op bevel van een heidense keizer gemarteld nadat ze weigerde haar geloof af te zweren.

Deedee is moedig. Ze was het eerste familielid die ik inlichtte over mijn diagnose. Ik voelde de drang om haar te beschermen en was alle mogelijkheden nagegaan om dat te kunnen blijven doen. Ik hield zes weken mijn mond, totdat ik het eindelijk opgaf en haar opbelde vanuit de ALS-kliniek. Ze pakte de auto en reed meteen naar me toe. Die avond liepen we hand in hand terug van een restaurant, terwijl we fantaseerden over heerlijke margarita's en taco's en over hoe ik de eerste vrouw ter wereld zou zijn die zou genezen van ALS. Ze beloofde voor me te zorgen en verzekerde me dat ik mijn laatste dagen niet door zou hoeven brengen onder die vreselijke glow-in-thedarksterren in mijn oude slaapkamer. Zodra ik het beeld van Sint Demiana zag, begon mijn onderlip te trillen en stond ik voor de ingang van de Hangende kerk steeds harder te snikken. Er waren vier maanden verstreken sinds de diagnose was gesteld, en deze onbedaarlijke huilbuien kwamen nu nauwelijks meer voor. Toen ik het nieuws net te horen had gekregen, bracht het minste of geringste al tranen teweeg.

Advertentie

Ik huilde op het metroperron en in de metro. Ik huilde op kantoor en een keer in de kroeg, terwijl ik een roze cocktail in mijn hand hield. De tranen kwamen zelfs al voordat de artsen mijn diagnose bevestigden. Bijna een jaar lang leek mijn neuroloog ervan overtuigd dat, zolang de schade nog beperkt bleef tot mijn linkerhand, het allemaal goed te behandelen was. Op een avond in april, terwijl ik de trap afdaalde naar het metrostation, moest ik mezelf vastgrijpen doordat mijn linkerbeen plotseling begon te trillen en ik mijn evenwicht verloor. Op weg naar huis huilde ik aan één stuk door. Voorbijgangers zullen wel gedacht hebben dat ik met liefdesverdriet kampte. Door het krachtverlies in mijn linkerbeen wist ik dat er niets meer aan te doen viel, maar ik zei tegen mezelf dat ik niet zo dramatisch moest doen. Twee weken later, op 1 maart, werd ik 29. Terwijl ik de kaarsjes op mijn verjaardagstaart uitblies, wenste ik alles, zolang het maar geen ALS was.

Op 9 juli 2014, tijdens mijn vaste controleafspraak bij de neuroloog, vertelde ik over mijn trillende been. Ik kan me zijn blik, op het moment dat hij mijn reflexen onderzocht en mijn voeten ongecontroleerd op en neer bewogen, levendig herinneren. Hij deed een paar stappen terug en zei: "Het lijkt erop dat je symptomen vertoont van het bovenstemotorneuronsyndroom." Ik had me inmiddels voldoende ingelezen om te begrijpen dat die woorden mijn ondergang aankondigden. "Weet je zeker dat het om ALS gaat?" vroeg ik. Hij knikte.

Advertentie

Omdat hij het niet voor elkaar kreeg me te bedaren, vroeg hij: "Zeg, wat is er de laatste tijd eigenlijk gaande in het Midden Oosten?" Ik hield van verbazing direct op met huilen. "Het valt uiteen. Precies zoals mijn lichaam uiteenvalt."

Ik verliet zijn praktijk in lichte staat van verwarring. Ik stak de ene na de andere sigaret op en dronk veel te veel champagne. De zes weken daarop bezocht ik de beste neurologen op het gebied van ALS. Als zij vonden dat ik een test opnieuw moest doen, stelde ik voor om ze direct maar allemaal opnieuw uit te voeren. Ik deed er alles aan om het moment uit te stellen dat ik Deedee moest bellen om het nieuws te vertellen.

Eenmaal binnen in de kerk luisterde ik naar een lezing. Ik wilde meer weten over de geschiedenis en de kracht van deze plek, maar had niet de behoefte om mijn eigen verhaal te doen. Een van de priesters die de lezing leidde zag me zitten en gebaarde dat ik dichterbij moest komen, om deel te nemen aan het gesprek. Hij was gekleed in het zwart, en had een lange, zilvergrijze baard en grote, bruine ogen. Ik wilde op hem af rennen en alle vormen van pijn in mijn ledematen en in mijn hart opsommen, maar ik bleef zitten en luisteren. Hij vertelde over de kerk, beschreef de details van de narthex en vertelde dat het schilderij van de heilige maagd Maria op de marmeren pilaar in de kerk één van de onverklaarde fenomenen in deze kerk was. Op één van de dertien pilaren was het portret van een vredig kijkende Maria afgebeeld, geheel in de stijl van de koptische kunst. De priester vertelde dat niemand wist hoe dit schilderij was vervaardigd, omdat het volgens hem onmogelijk was om op marmer te schilderen.

Advertentie

"Het zou door een engel moeten zijn geschilderd, of door Maria zelf. Er is geen manier om erachter te komen," zei hij.

De priester leidde ons naar een ander deel van de kerk. Ik bleef achter en nam foto's van het wonderlijke schilderij, waar doorzichtig plastic overheen was gespannen. Het klinkt misschien raar, maar ik geloofde de priester. Als een opgewonden puber nam ik foto's met mijn iPhone, in plaats van op Google na te gaan of schilderen op marmer inderdaad onmogelijk is. Iets aan zijn verhaal deed me tegelijkertijd nietig en krachtig voelen, en leek mijn pijn te relativeren. Doodgaan is lang niet zo bijzonder als schilderijen die door engelen zijn gemaakt.

Ik zat een paar minuten in de kerkbanken, nog niet in staat iemand in de kerk te vragen naar mijn eigen wonder, en stond toen op om water te drinken van een tweeduizend jaar oude put in een andere, nabijgelegen Mariakerk. De heilige familie zou zich volgens de overleveringen hebben verborgen in een ondergrondse ruimte naast de put en door een wonder zou de put nooit zijn drooggevallen in de daaropvolgende twee millennia. Iemand verwees me naar een vrijwilliger met scheve tanden die Maximus Mahros heette en voor de put in de kerk zorgde. Hij schepte onophoudelijk op over alle wonderen die hij in de kerk had meegemaakt. Hij beweerde dat een maand eerder een terminaal zieke man was langsgekomen om te bidden en het zilte water uit de put te drinken. Een week later was hij genezen. Volgens de artsen ging het om een wonderbaarlijke genezing.

Advertentie

"Wil je misschien wat water?" vroeg hij me, en ik overhandigde hem een flesje dat hij vulde met het water uit een oude verfemmer die hij uit de put omhoog takelde. Ik nam een aantal flinke slokken. Misschien verraadde mijn gezicht dat ik hem toch niet helemaal geloofde, want Mahros vertelde verder: "De man belde me vandaag nog om te zeggen dat hij zondag langskomt met de röntgenfoto's en resultaten van zijn bloedonderzoek."

Ik vroeg om het telefoonnummer van de mysterieuze man, maar Mahros zei dat hij het nummer niet had en dat de man hem iedere keer vanaf een andere telefoon belde. Ik besloot maar niet te vragen of hij ooit had gehoord van nummerweergave. "Maar hij komt echt aanstaande zondag langs," benadrukte hij nogmaals. "Je zou dan moeten terugkomen om hem persoonlijk te ontmoeten." Ik beloofde zondag terug te komen en vertrok.

De dag erop bezocht ik verschillende kerken en hoorde ik mensen aan die over wonderen vertelden. Ik ging, zoals ik altijd al had willen doen, naar Zeitoun en huilde ook daar. Ik schreef mijn naam op kleine stukjes papier en legde ze snikkend naast de iconen en relikwieën van heiligen. Dat was de laatste keer dat ik mijn eigen handschrift herkende. Een paar weken later zou ik door de verwoestende gevolgen van ALS niet eens meer een pen kunnen hanteren. De functies van mijn rechterhand verslechterden in rap tempo. Het aantrekken van mijn sokken werd een klus die minstens tien minuten duurde.

Advertentie

Het Moslimbroederschap had opgeroepen tot massademonstraties en het proces tegen voormalig president Moebarak stond de zaterdag daarop gepland. In het hele land heerste onrust. Zelfs de dikke laag smog die zich tot dan toe altijd onverstoorbaar boven Caïro ophield leek zich te roeren. Deedee arriveerde acht dagen later in Caïro, wat mijn verdriet verzachtte. Ik nam haar mee naar de put, waar Mahros verbaasd leek om me terug te zien, terwijl hij hetzelfde verhaal nu aan andere bezoekers vertelde. Hij zei dat ik te vroeg was; de mysterieuze man zou waarschijnlijk nog in de mis zitten. Ik geloofde hem op zijn woord.

Toen Deedee en ik ergens gingen zitten om koffie te drinken, bekende ze dat ze wel in wonderen en het bovennatuurlijke geloofde. Ik was blij, misschien zelfs opgelucht, dat ze mijn cynisme niet leek te delen. Twee koffies later bleef Mahros mijn telefoontjes negeren en werd het me duidelijk dat de man niet zou komen opdagen of zelfs niet bestond. Het plan om de relikwieën van haar naamgenoot te gaan bekijken sprak Deedee wel aan, dus wandelden we naar de Hangende kerk. De stoffelijke resten van Demiana waren opgeborgen in een glazen kistje onder haar beeltenis. Deedee stopte het papiertje met mijn naam erop in het kistje. Een paar minuten later vroeg ik een gids het verhaal achter het schilderij van de heilige maagd Maria op de marmeren pilaar te vertellen, in de hoop opnieuw troost te kunnen putten uit de gedachte dat er engelen bestonden die het schilderij hadden gemaakt.

In plaats daarvan beschreef hij de techniek die werd toegepast om op het marmer te kunnen schilderen. Hij had geen idee dat zijn woorden alle magie die ik het verhaal had toebedeeld de kerk uit joegen. Hij vertelde me wel over een koptisch nonnenklooster; naar verluidt schreef een islamitische optometrist aan zijn patiënten bezoekjes voor aan dat nabijgelegen klooster. Ik vroeg hem naar de naam en het telefoonnummer van de optometrist. Ik voelde me weer die eeuwige ongelovige die nog steeds haar best deed om in godswonderen te geloven. Na mijn ervaringen met Mahros was ik echter weer terug bij af. Hij bleek de naam van de optometrist niet eens te weten. Hij vroeg een paar andere mensen die ook al eens van het fenomeen hadden gehoord of zij het wel wisten, niemand had enig idee.

'Het grote vasten', dat plaatsvindt tijdens de laatste veertig dagen voor kerst en waarin koptische christenen geen vlees en zuivelproducten consumeren, was net begonnen. Het klooster was daarom gesloten en de nonnen zouden zich alleen maar bezighouden met bidden. Iets in me zorgde ervoor dat ik besloot het er gewoon op te wagen. Toen we daar aankwamen, zaten de ijzeren poorten potdicht. Omdat ik nog steeds niet in staat was de daadwerkelijke reden van mijn reis op te biechten, vertelde ik de bewaker dat ik een Amerikaanse journalist was die een artikel over wonderen schreef.

Het was even stil, maar toen werden de ijzeren poorten geopend en betraden we een plek waarvan ik het gevoel kreeg dat ik in het paradijs was terechtgekomen. Ik kreeg een vreemd gevoel van voldoening, wat snel weer verdween toen ik in het klooster een jong stel met een baby zag. Door de wallen onder hun ogen leken ze niet alleen van hun slaap, maar ook van hun geluk beroofd. De baby leek te klein om al ter wereld te zijn gekomen, en ze bezochten het klooster duidelijk om hun kind te laten zegenen en te bidden voor een wonder.

De aanblik van deze mensen bracht me opnieuw van mijn stuk; het verdriet dat ik dacht te hebben overwonnen kwam in één klap weer terug, maar omdat Deedee naast me stond wist ik mijn tranen te bedwingen. "Kunt u me de naam geven van de islamitische arts die zijn patiënten bezoekjes aan dit klooster voorschrijft?" vroeg ik. Ze hadden zelfs nog nooit van het verhaal of de dokter zelf gehoord.

"Geloof niet alles wat je op internet leest," zei een van de aanwezige nonnen op gedempte, troostende toon.

"Ik vroeg me nog iets af," zei ik, eindelijk in staat mijn volgende vraag te formuleren. "Is er iemand die voor me zou willen bidden?" De non noteerde mijn naam. "De artsen kunnen niets meer voor me doen," was het enige dat ik snikkend uit kon brengen toen ze me vroeg wat er aan de hand was. Ik zag dat er nu ook tranen over de wangen van Deedee liepen. Ze liep op me af en pakte mijn hand. De non vroeg of we zussen waren, en we knikten.

Misschien zijn wonderen, zoals alles, relatief. Toen ik net twintig was maakte ik me druk over jongens en koolhydraten. Nu was mijn gezondheid het enige wat me bezighield. "Vergeet alsjeblieft niet hoe je moet lopen. Vergeet alsjeblieft niet hoe je moet lopen. Vergeet alsjeblieft niet hoe je moet lopen," smeekte ik in gedachten. Misschien is mijn wonder wel dat mijn moeder met haar verdriet om mijn ziekte weet om te gaan. Niet puur en alleen haar fysieke kracht, of haar liefde, of zelfs een hogere macht, maar haar hoop houdt haar overeind. Hoop zorgt ervoor dat we volhouden; het is een baken van licht in tijden van duisternis.

Het is de grootste kracht die ik ooit ben tegengekomen en voor sommigen is er niets dat meer hoop biedt dan bidden. Ik verwachtte een speech van de non over het geloof, dat ik waarschijnlijk van God wegdwaalde, of dat mijn ziekte slechts een tijdelijke test was die ik moest doorstaan. Niets van dat alles. Het enige dat ze zei, was: "We leven niet voor dit leven. We leven voor het leven in het hiernamaals. Als ik Jezus morgen al mocht ontmoeten, zou ik een tevreden mens zijn."

Hoewel ik banger ben om in een rolstoel te belanden dan om dood te gaan, gaven haar woorden meer troost dan de belofte van welk wonder dan ook.