FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Het dagboek van een vrijwilliger die vluchtelingen redt van de verdrinkingsdood op Lesbos

"Ik krijg een meisje in mijn armen gedrukt. Ze ziet er Syrisch uit, ongeveer zeven jaar oud. Ze ademt niet."

Terwijl veel Syrische vluchtelingen nog steeds Europa proberen te bereiken, maakt het slechter wordende weer hun overtocht van Turkije naar Griekenland steeds gevaarlijker. Er zijn verschillende meldingen geweest van kapseizende boten, en het aantal verdronken vluchtelingen, waaronder kinderen, neemt toe. Dit is het dagboek van een vrijwilliger op Lesbos.

Woensdag 29 oktober 2015, Lesbos, Griekenland

17:00:
Zoals veel dingen hier op Lesbos, begint het met een whatsappbericht: "De eerste boot heeft tien bewusteloze kinderen." Dus ren ik naar de haven, gewapend met niets anders dan de drang om te helpen, een stapel nooddekens en de vage herinnering aan een reanimatietraining die ik meer dan een jaar geleden volgde. Terwijl ik de heuvel af storm, zie ik een ambulance met loeiende sirenes aan komen rijden. Er zijn wel eens eerder krakkemikkige rubberbootjes vol vluchtelingen geland in de haven. Maar de steeds ernstiger wordende berichten op mijn telefoon zeggen me dat er deze keer iets ergers aan de hand is.

Wanneer ik aankom zie ik overal mensen met bleke, vertrokken gezichten rondrennen. Ik pak met medevrijwilligers de dekens uit, terwijl iemand me vertelt dat er een houten boten gezonken is, waardoor er ongeveer driehonderd mensen in zee liggen. Tien kinderen zijn in kritieke toestand naar het ziekenhuis van Mytilini gebracht, 65 kilometer verderop. We knutselen bedden in elkaar van de nooddekens op de koude stenen van de haven.

Advertentie

Dan komt de kustwacht aan. Ze brengen eerst de kinderen aan wal. Er zijn er zoveel. Niets bereidt je voor op het zien van een bewusteloos kind. Geen ademhaling, alleen blauwe lippen waar schuim op staat. Ik krijg een meisje in mijn armen gedrukt. Ze ziet er Syrisch uit, ongeveer zeven jaar oud. Ik trek haar natte kleren uit en wikkel haar in een nooddeken. Waar is de dokter? De artsen zijn allemaal druk met andere kinderen. Ik kantel haar hoofd naar achter om haar luchtwegen te zien, maar haar kaken zitten stijf op elkaar door de kou. Ik houd haar gezicht vast en zeg: "Habibti". Geen antwoord. Ik begin met hartmassage. Een dokter naast mij doet hetzelfde bij een klein jongetje, waarvan ik later hoor dat het haar broertje is. Ik check weer of ze ademt. Niets. Ik draai haar op haar zij om het zeewater uit haar longen te kloppen. Nog steeds niets. Nog meer hartmassage, meer schuim bij haar mond, maar nog geen ademhaling. Ik keer haar nog eens op haar zij en klop op haar rug. Deze keer kotst ze, maar haar ademhaling is zwak en ruw. Eindelijk komt er een dokter. Het duurde nauwelijks een minuut, maar het leek uren. Opluchting overspoelt me wanneer hij het overneemt. Het meisje en haar broertje overleven.

18:00:
De kustwacht brengt meer mensen. We hebben dringend zuurstof nodig, want er balanceren kinderen op het randje van de dood. We hebben mazzel. Het team van Frontex is in de haven, en ze hebben zuurstof over. De uren erna zijn een waas van nooddekens, autoritjes om droge kleren te halen, voedsel uitdelen. En het hartverscheurende geschreeuw van moeders die hun baby's kwijt zijn, van mannen die hun vrouwen niet kunnen vinden. Er drijven nog veel lichamen rond in de duisternis.

Advertentie

21:00:
Een paar van de vrijwilligers zorgen voor kinderen die hun ouders kwijt zijn. Sommige ouders vinden we misschien, anderen zeker niet. De kleinsten begrijpen het niet, maar de tieners des te meer. Ik weet niet wat ik tegen ze moet zeggen. Ik probeer ze af te leiden en warm te houden. We bestellen patat voor ze. We proberen onze tranen voor ze te verbergen.

22:00:
Het dorp Molyvos opent de kerk en een restaurant zodat de getraumatiseerde mensen een schuilplaats hebben. Er zitten 118 mensen in de haven, en 124 vluchtelingen worden vanuit het naburige dorp Petra naar ons gebracht. Er is alleen niet genoeg ruimte voor iedereen. Sommige mensen moeten misschien buiten slapen. Ik zie moeders en vaders die hun kinderen weer zien. De opluchting van sommigen valt in het niet bij de wanhoop van hen die nog zoeken naar geliefden.

Een jonge vluchteling wordt getroost door een vrijwilliger op Lesbos. Foto van Oscar Webb

02:00:
Ik ontmoet een echtpaar uit Irak. Zij is 35 weken zwanger. Ze lag uren in het water, samen met haar twee zoons van acht en drie. Ik zeg: "Jullie slapen vannacht bij mij thuis." Ik neem ze mee en geef ze mijn bed. Ze slapen binnen een paar minuten, maar ik doe geen oog dicht.

08:00:
De vrouw zegt dat ze haar baby voelt schoppen, en de familie vertelt hun verhaal. Ze betaalden elk drieduizend dollar voor hun reis, meer dan het dubbele van de normale prijs, aangezien er werd gezegd dat dit het veiligste soort schip was. Dezelfde reis zou mij ongeveer tien euro kosten. De smokkelaar verliet het schip na tien minuten, en ging met een klein bootje terug naar Turkije. De boot begon aan alle kanten te kraken, en spijkers kwamen uit het hout. Toen viel de boot uit elkaar. De man en vrouw kregen een reddingsboei te pakken, en hielden hun kinderen dicht bij zich. Ze vertelden hun zoons: "Vandaag is niet de dag dat we sterven." Terwijl de vrouw zwom, voelde ze de lijken langs haar buik glijden. Een van haar zoons was bang voor haaien. Ze zei dat Jaws hier niet leeft, en dat ze de skates die hij altijd al wilde hebben voor hem zou kopen als ze op het droge waren.

10:00:
Ik neem de Irakese familie mee naar de haven, en wacht met ze op de bus. Er zit een Afghaans meisje te schreeuwen. Ze heeft haar hele familie verloren. Ze spreekt geen Engels. Ze wil niet opstaan. Verdriet vreet haar op. Ze is kapot.

12:00:
Ik neem een kop koffie, en denk terug aan wat er allemaal gebeurd is. Ik ben omringd door gebroken mensen – zowel vluchtelingen als hulpverleners. Maar we moeten door. Terwijl grote organisaties hun best doen, zijn het de vrijwilligers die zorgen dat deze crisis niet ontploft tot de grootste humanitaire ramp sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar we zijn heel, heel, moe. Mijn organisatie, Starfish, werd door één vrouw opgericht, Melinda McRostie. Een jaar later hebben we meer dan dertig vrijwilligers, en leiden we samen met de VN, het IRC, het Rode Kruis en anderen een transitkamp. Maar we hebben meer hulp nodig. We hebben geld nodig, medisch personeel, vrijwilligers en tolken. We hebben daarnaast meer medeleven nodig, zodat mannen, vrouwen en kinderen niet meer sterven op zee.

Ik zeg de Irakese familie gedag wanneer ze naar Mytilini vertrekken voor registratie. Ze geven mij een gebedsketting, om me veilig te houden. Ik denk dat zij die harder nodig hebben dan ik.