FYI.

This story is over 5 years old.

The Fashion Issue 2012

Het einde van elegantie

Stefano Pilati, creative director van YSL legt uit waarom mode nooit meer modieus zal worden.

Het is niet overdreven om te stellen dat Yves Saint Laurent de grootste en meest inspirerende naam is in de modegeschiedenis. Stefano Pilati is sinds tien jaar de creative director van het bedrijf. Hij definieert dit tijdperk met zijn analytische oog voor design en uitgesproken meningen over de plaats van mode in de moderne cultuur. Voordat hij aan het roer kwam bij YSL werkte Stefano nauw samen met Tom Ford en Miuccia Prada, misschien wel de meest innovatieve figuren binnen de Italiaanse mode van de afgelopen twintig jaar. Na Tom Fords vertrek was Stefano de passendste kandidaat om het modehuis der miljarden over te nemen. Toch heeft hij hiermee een hoop mensen op de kast gejaagd. Hoewel over mode schrijven of mensen uit de mode-industrie interviewen nogal snel in pretentieuze onzin kan ontaarden, is een interview met Stefano voor mensen zoals ik—die mode op dezelfde manier beleven als anderen muziek of kunst—dan ook het echte werk. Tot dusverre heeft hij YSL economisch gezien levensvatbaar gehouden, terwijl hij tegelijkertijd zijn beleid van elegantie en bevreemding voerde. Die waarden werden voor het eerst in leven geroepen door zijn mentor en meester, Yves—een psychotisch genie wiens waanzin een geheel nieuwe vorm van communicatie creëerde. Maar er verandert veel voor designers: het zijn barre tijden en de strijd moet op tactische punten worden aangegaan. Zoals Kim Jong-il altijd zei: “Hij die bang is voor een uitdaging, zal nooit een goede revolutionair zijn.” Stefano is ongetwijfeld een revolutionaire figuur en niet bang voor provocatie—of hij nu zelf het publiek een dosis controverse voorschotelt of achteruit leunt terwijl modebloggers over hem bitchen. Dit interview met Stefano kwam tot stand via Skype. Hij zat in zijn kantoor in Parijs, perfect gekleed, terwijl ik in bed zat weggestopt als op een foto van Nan Goldin. VICE: De visie die je meebracht naar Yves Saint Laurent is nogal verschillend—sommigen zouden zeggen gedurfder en perverser—dan je voorganger Tom Ford. Bestonden er mensen binnen de mode-industrie die niet blij waren met jouw ideeën; mensen die jij moest overwinnen?
Stefano Pilati: Natuurlijk! Ik ben veel moeilijkheden tegenkomen en dat gebeurt af en toe nog steeds. Ik heb altijd een serieus, respectvol en professioneel pad uitgestippeld, gebaseerd op het fundamentele idee van elegantie bij YSL. Wel maak ik sommige keuzes binnen mijn collecties op basis van business. Toch denk ik dat ook die keuzes als glamoureus gelden. Dit komt mede omdat het bedrijf veel geld verloor toen ik begon—75 miljoen euro per jaar. Ik begon dus niet eens vanaf een nulpunt; ik begon met een negatief saldo van 75 miljoen. Ik moest een middenweg vinden. Enerzijds werd ik gevraagd om innovatief te blijven terwijl ik de traditie van het modehuis in ere hield en anderzijds moest ik commercieel en verkoopbaar zijn. Mensen verwachtten vuurwerk, maar dat heb ik ze nooit gegeven. Eerst moest ik de basis leggen. Klopt het als ik zeg dat jouw invloed subtiel maar belangrijk was?
Ja, ik heb een nieuw silhouet gecreëerd. In 2004 hing iedereen rond in lage heupbroeken en rokjes. Dat was walgelijk! Dan liep je op straat en zag je dikke reten in laag uitgesneden jeans. Toen zei ik tegen mezelf: “Misschien is er een manier om dat niet meer te hoeven aanzien.” Dus verhoogde ik de heuplijn en maakte ik de boel strakker met riemen enzo. Dat silhouet is nog steeds de basis voor veel dingen die je nu ziet; het werkt nog steeds. Sterker nog: ondanks de aanvankelijke kritiek kreeg ik er later credits voor. Wat voor moeilijkheden moest je doorstaan toen je bij YSL kwam?
Weet je wat het is? YSL heeft—helaas voor mij—al een duidelijke vorm in de verbeelding van mensen. Vrijwel iedereen heeft er een mening over. Als je geplooide rokjes maakt, vragen ze om capes; als je capes maakt, vragen ze om smokings; als je die smokings maakt, willen ze dat het meer jaren ‘70 is; als je het jaren ‘60 maakt, nee, dan had je het jaren ‘80 moeten maken. Mijn grootste uitdaging was om al die bullshit naast me neer te leggen. Als ik een kledingstuk maak, denk ik aan de dynamiek van tegenwoordig, de rol van vrouwen in de maatschappij en hun gedrag in bepaalde situaties. Dan heb ik het over vrouwen op leidende posities in onze maatschappij en dus niet alleen over de echtgenote die het geld verbrast of de minnares die elke dag door haar rijke vriendje wordt geneukt. Daar ligt de grootste uitdaging. Saint Laurent is misschien wel het ingewikkeldste merk binnen het modesysteem, omdat je te maken krijgt met de verbeelding van mensen en die is eindeloos, net zo eindeloos als het werk van Yves destijds. Hij was misschien wel de vruchtbaarste designer uit de modegeschiedenis. Van de jaren ‘60 tot in de jaren ‘80—en dan heb ik het over de geboorte van prêt-à-porter—was hij het actiefst, en dat was ook de tijd waarin de mode-industrie een niveautje hoger klom. Het toonbeeld van vrouwen en glamour—althans binnen de mainstream cultuur—is de vrouw in haar rodeloperoutfit in Los Angeles, die om vier uur ‘s nachts lange jurken draagt en erbij loopt als een nieuwspresentatrice met jaren ‘30-kapsel. Dat is een van de minst elegante dingen denkbaar. Wij kennen geen iconen van elegantie; wij hebben geen Grace Kelly. Zijn er hedendaagse vrouwen die jij beschouwt als voorbeelden van elegantie?
Bedoel je in het algemeen, of specifiek binnen Yves Saint Laurent? In het algemeen.
Mijn idee van elegantie—en dit betreft zowel vrouwen als mannen—is dat iemand elegant is als hij of zij laat zien te weten wat ze past, en als je natuurlijkheid en zelfvertrouwen terugziet. Geen patsers dus. Elegantie is het idee dat je een optimistische versie van jezelf neerzet en jezelf verliest in de frivoliteit van stijl en mode. Tegenwoordig maakt elegantie of chicheid niemand wat uit. Als je het doet, doe je het voor jezelf, omdat je zo in elkaar zit. Wanneer je niet “Dit is mode” denkt en je geen kleding koopt om een statement te maken, zit je op de goede weg. Als de mode lage heupen voorschrijft en je hebt een dikke reet, nou, vergeet het dan maar; trek dan geen slimfit-jeans aan. Dat zal je vreselijk staan. Draag zwart; dat is beter. Maar serieus, het is niet makkelijk om elegante vrouwen te vinden. Je hebt er een paar, maar het merendeel daarvan is oud—en dan zijn er misschien nog een of twee op aarde die in hun jonge jaren een nieuwe stijl hebben gecreëerd. Als ik tegenwoordig naar New York ga en daar kunst en mode bestudeer, zie ik slimme vrouwen en ligt het niveau hoog. Maar er is een verschil tussen dat en een vrouw elegant noemen. Een gedeelte van de kunst waarmee Stefano zichzelf omringt en waaruit hij—zo verzekert hij ons—vrijwel geen inspiratie haalt. Zijn er bepaalde kunstenaars of andere creatieve mensen die je inspireren?
Zo ben ik niet. Mijn cultuur is gebaseerd op zelfstudie en nieuwsgierigheid. Ik groeide op in de jaren ‘80. Iconische kunstenaars waren voor mij Cy Twombly, Hermann Nitsch, en… nog veel meer. Toch heb ik mezelf nooit kunnen betrappen op het bladeren door een kunstboek terwijl ik dacht: “Laten we nu eens een collectie gaan maken geïnspireerd op Rothko.” Bij architectuur is dat misschien wel zo. Voor mijn volgende collectie liet ik mijn assistenten wat van Gio Ponti’s interieurs zien in de Universiteit van Padua. Die interieurs hebben een strikte, lineaire vorm met veel originele elementen. Soms neem ik het stokje over van een of andere meester die in zijn werk een algeheel esthetisch gevoel schetst dat me inspireert. Je moet niet vergeten dat ik in een zeer inspiratievolle omgeving werk. Onze archieven zijn bizar. Yves ontwierp veel verschillende dingen. Hij maakte Mondriaan-jurken, Picasso-jasjes, enzovoorts. Is het idee van mode als onderdeel van de hedendaagse cultuur—naast muziek en kunst—nog steeds geldig? Of heeft de marktwerking de realiteit en de opvatting van wat modieus is tot abstracties getransformeerd?
Mode is geen mode meer. Dat weet ik zeker, maar niemand beseft het. De wereld zit namelijk vol met romantici zoals ik—mensen die erin willen blijven geloven. ‘Modieus’ kan van alles betekenen. Alles is mode. Alles kan mode worden. Een tijdje terug was alles wat elitairder. Zo werd de mode iets nastrevenswaardigs en gestuurds, waardoor anderen geïnspireerd raakten. Het was zelfs iets wat—om maar even een afgrijselijke term te gebruiken—aan anderen ‘geleerd’ kon worden. Wat kun je tegenwoordig nog aan mensen leren? Ik zou een collectie in flanel kunnen maken, waarna de volgende gast er een collectie met technische doorkijknetten van maakt. Als iemand niet veel van mode weet, wat heeft hij hier dan aan? Wat kan hij leren? Het slaat nergens op! Hij kan de mode niet als navigatiekaart gebruiken; hij is verloren. Vandaag de dag is alles business. Het andere probleem is dat mode als systeem erg geïsoleerd en in zichzelf gekeerd is. We recyclen continu dezelfde concepten en uiten die op steeds dezelfde manieren. Als je video’s maakt of de catwalk verlaat, hebben de meeste journalisten geen fucking idee van wat je aan het doen bent. Ze hebben namelijk noch de tijd, noch de bereidheid en noch de cultuur om iets nieuws te begrijpen. Je zult verkeerd worden begrepen en geen andere keuze hebben dan terugkeren naar dingen die in het verlengde liggen van de taal die iedereen begrijpt. Yves Saint Laurent bracht straatmode naar de catwalk met zijn beat-collecties in de jaren ‘60. Daarna bedacht hij prêt-à-porter. Ik kan uit de afgelopen pak ‘m beet twintig jaar niet veel designers opnoemen die de jongerencultuur op zo’n manier in hun werk lieten uitkristalliseren. Behalve dan misschien Raf Simons of Junya Watanabe. Is de relatie tussen hoge mode en straatkleding officieel voorbij?
De echte vraag is: wat kun je nog uit streetwear halen? Alle meisjes dragen minirokjes en leggings en leren jasjes. Dit hebben we allemaal al gezien. Ik heb nog nooit iets van streetwear geleerd. Bedenk dat Yves Saint Laurent als een van de eerste designers vintage opnieuw verkende. Je zult het zien als je zijn biografie leest. In Londen ging hij naar de eerste tweedehandsmarkten en vond daar kleding uit de jaren ‘30. Zo heeft hij de smoking heruitgevonden. Hij kocht een jasje van een herensmoking en trok het aan bij een van zijn muzes. Op die manier begonnen de meeste van zijn innovaties. Je kunt tegenwoordig nog steeds dat soort onderzoek doen, maar het is moeilijk om een soortgelijk verhaal te creëren, want er lopen te veel mensen rond die alles al hebben gehoord. Persoonlijk zie ik mijn werk als dat van een ambachtsman. In die zin ben ik zeer egocentrisch. Ik werk binnen de mode om mezelf te uiten, want dat is de enige manier die ik ken. Denk je dat mode onbegrepen is omdat de makers ervan een andere taal gebruiken dan zij die het consumeren en analyseren?
Als mensen onze winkel binnenlopen, verwachten ze kashmir, zijden sjaals, crêpe de chine-shirts, krododillenschoenen enzovoorts. Om dat niet te hebben zou hetzelfde zijn als mezelf een schop in m’n ballen geven. Mijn punt is dat je werk niet slechts een egotrip kan zijn. Je werkt voor een merk, niet voor jouw merk. Je moet je aanpassen. Ik houd ervan om mezelf te verliezen in bepaalde ideeën. Dan moet je echter wel de rest van het bedrijf aan jouw kant hebben staan en om kunnen gaan met de klootzakken die gewoon zakenmannetjes zijn—zij die de mode kapot hebben gemaakt, mensen die van Danone naar YSL gaan alsof het de meest vanzelfsprekende overgang op aarde is. Tijdens zijn hoogtijdagen in de jaren ‘70 leed Saint Laurent een nogal opwindend leven, zo leek het althans van buitenaf: drugs, schandknapen, enzovoorts. Denk je dat een designer met dat soort gedrag zou wegkomen in de modewereld van vandaag?
Ik denk het niet, omdat het een kantoorbaan is die de normale opvatting over wat redelijke werktijden zijn overstijgt. In feite werk ik 24 uur per dag. Iedere twee maanden moet ik met een nieuwe collectie komen. Daarvoor moet je in vorm zijn; in die zin moet je eerder een atleet dan een rockster zijn. Het werkelijke probleem is dat mode je afzondert van de wereld. Als je buiten de modewereld treedt en de 90% van de maatschappij ontmoet die geen idee heeft waar je mee bezig bent, kies je er uiteindelijk voor om terug naar huis en je vrienden te gaan. Of misschien vlucht je tien dagen lang om het feestbeest uit te hangen en kost het je nog eens tien dagen om bij te komen. Tegenwoordig moeten excessen binnen de privésfeer blijven. Maar je kent mijn verleden en weet dus dat ik vaak high was. Toen ik nog echt gebruikte, bij Prada, kwam iemand erachter en hij zei tegen me: “Nou, David Bowie maakte zijn beste platen toen hij gebruikte.” Dat was zo’n beetje de laatste keer dat ik acceptatie voelde voor wat ik deed. Nu is dat soort dingen gewoon onmogelijk. Zonder er meteen diep op in te gaan, denk ik dat John [Galliano] die optie wel zo’n beetje heeft uitgesloten. Zijn gedrag leek destijds misschien onvergeeflijk, maar het is voor mij nog steeds een shock dat Galliano door Dior is verbannen. Zijn modeshows behoorden tot de beste en scherpzinnigste die ik ooit heb gezien.
Absoluut. Wat vind jij van dat hele verhaal?
Het was een tragische situatie, zowel voor hem als voor het modehuis. De waarheid ligt in het exces, waar we het eerder over hadden: we moeten niet vergeten dat we geen vrije scheppers zijn. We kunnen niet zomaar doen wat we willen, terwijl onze rijke vriendjes ons werk bekostigen en onze handjes vasthouden om ons een beetje te sturen. We werken voor bedrijven met honderden mensen die om twee uur ‘s nachts naar huis gaan met de metro en dus niet met chauffeurs. Er zijn fabrieken vol mensen die onze dingen creëren. In zekere zin is er ook een systeem van publieke media dat ons in het centrum van de aandacht plaatst; voor dit systeem vormen wij het gezicht van een heel bedrijf. Je hebt dus om te gaan met je verantwoordelijkheden en keuzes. Als je steeds bezig bent met je eigen dingetjes is dat prima, maar dan kun je niet verwachten om naast Charlize Theron te staan voor een miljoenenpubliek. Dan moet je rechtop kunnen blijven staan en samenhangend kunnen praten. Shit, als je niet eens normaal kunt praten en je komt twee uur te laat en helemaal lijp opdraven om na tien minuten en twee glazen wijn te vertrekken, nou, dan had je misschien beter thuis kunnen blijven. Als het gaat om je sociale leven, beschouw je jezelf dan meer als een Scott Walker of een Truman Capote?
Ik houd niet van vleierij. Dat laat me koud. Misschien ben ik wel zo extreem egocentrisch dat het me gewoon niet kan schelen wat anderen denken. Als ik iets doe wat ik leuk vind, is het voor mij rechtmatig. De eerste paar jaar bevond ik me wel degelijk in zo’n positie, moet ik toegeven. Op een gegeven moment stond ik in een lift met Kathryn Bigelow en Richard Gere op weg naar Mick Jaggers flat. Ik bedoel, toen ik thuiskwam gaf ik mezelf een paar klappen in mijn gezicht om te bevestigen dat ik het was. Natuurlijk ben ik gefascineerd door dat soort sociaal leven, maar liever blijf ik thuis om te relaxen, om tv te kijken of om tijd door te brengen met mijn partner. Maar vergeet dan niet dat ik werk als een paard. Als ik thuiskom ben ik meestal zó murw gebeukt, dat ik niets kan doen. Toch houd ik van de hele ervaring en van mijn baan. Ik ben dankbaarder voor de levensstijl die ik er dankzij deze baan op na kan houden dan voor de roem of de erkenning. Als ik op straat loop en iemand herkent me en vraagt me om mijn handtekening… nou, dan ben ik verbaasd.