Twee dagen in de Westelijke Jordaanoever

FYI.

This story is over 5 years old.

Woorden van Meningsuiting

Twee dagen in de Westelijke Jordaanoever

In het oude Hebron maken Israëlische kolonisten de Palestijnen het leven flink zuur. Zo gooien ze vanuit hun huizen glas, pis en volle luiers naar de Palestijnse winkeliers onder ze.

Alle illustraties door Molly Crabapple

"Zou jij zo kunnen leven?" vroeg de vijfentwintigjarige Sayeed me.

We stonden op het dak van het huis van zijn ouders in Hebron, de grootste stad in de Westelijke Jordaanoever. Het gebouw, in het oude centrum, bestaat uit meerdere verdiepingen van prachtig natuursteen, met krappe kamertjes weggestopt achter een spiraal van trappen. Minder pittoresk is de uitkijktoren van het Israëlische defensieleger, op het dak.

Advertentie

Sayeed mag van het leger zijn deuren niet op slot doen, maar wanneer de soldaten overdag op de uitkijk staan, wordt zijn gezin opgesloten in hun kamers. Zijn huis, zoals vele andere in dit gebied, wordt regelmatig 's nachts overhoop gehaald 'om veiligheidsredenen' – oftewel om aantijgingen van stenen gooien of andere terroristische acties te onderzoeken. (Stenen gooien naar een rijdend voertuig is sinds kort goed voor twintig jaar cel, dankzij een nieuwe wet). Sayeed vertelde dat hij al vele keren gearresteerd was; hij tilde zijn broekspijp op om de littekens te zien die hij naar eigen zeggen te danken had aan de keren dat hij door het leger in elkaar was geslagen.

En dan zijn er natuurlijk de Israëlische kolonisten in de Palestijnse Jordaanoever – dat geen eigendom van Israël is. Deze kolonisten worden al tijden gesteund door de Israëlische overheid, ondanks de afkeuring van andere naties en het feit dat er consistent Palestijnen mishandeld worden – op wiens land ze zich bevinden. Sommige kolonisten worden aangetrokken door de lage belastingtarieven en de overheidssubsidies voor joden die buiten de grenzen van 1967 wonen. Anderen, zoals velen in Hebron, geloven dat ze het door God gegeven recht hebben op een groter Israël – inclusief de gehele Westbank.

De Israëliërs hebben in het oude Hebron zoveel nieuwe gebouwen uit de grond gestampt, dat dat de moderne architectuur het verleden letterlijk verplettert. Zo werd ook Sayeeds huis uitgebreid met een extra vleugel. Volgens Sayeed lopen ze over het gedeelde dak, en gooien ze soms afval in zijn watertanks. In 2007, vertelde hij, gooiden de beveiligers een molotovcocktail bij hem naar binnen, in de hoop dat ze hun huis zouden verlaten. Sayeeds kleine broertje liet me de kamer zien waar de brand uitbrak; de vloer en muren waren nog steeds zwartgeblakerd.

Advertentie

Op het dak dacht ik even na over de vraag die Sayeed me stelde. "Nee, ik zou zo niet kunnen leven," antwoordde ik.

Ik bezocht Hebron afgelopen juni, twee maanden voordat een baby van achttien maanden om het leven kwam in een andere vermeende brandstichting door kolonisten. Zijn vader overleed enkele dagen later aan zijn brandwonden, die 80% van zijn lichaam bedekten.

Naar aanleiding van deze moorden hebben Israëlische politici zoals Netanyahu geprobeerd om Israël te distantiëren van deze geweldplegingen van de kolonisten. Maar het is onmogelijk om onderscheid te maken tussen deze acties en het dagelijkse geweld van de bezetting – de kolonisten zijn hier een intrinsiek deel van. Tijdens aanvallen van de staat zijn de kolonisten de stoottroepen. Hun veiligheid is slechts een excuus, en dit is nergens duidelijker dan in het oude deel van Hebron.

Volgens de Oslo-akkoorden is Hebron in twee zones op te delen: H2, geleid door het Israëlische leger, en H1, geleid door de Palestijnse autoriteiten. Het oude Hebron ligt in H2, waar ongeveer dertigduizend Palestijnen en vijfhonderd Israëlische kolonisten wonen.

Het oude Hebron wordt gekenmerkt door prachtige honingkleurige stenen en blauwe deuren – een Mediterraan ogend charme dat in een parallel universum overspoeld zou worden door toeristen. Door de bezetting wordt de stad in plaats daarvan gevuld met hekken, barricades, checkpoints en prikkeldraad. Een markt waar vroeger goud werd verkocht is volledig verlaten – de deuren van de vele winkels zijn dichtgelast door het Israëlische Defensieleger.

Advertentie

De discriminatie van de Palestijnen wordt weerspiegeld in de bezettingsarchitectuur. De Palestijnen moeten zich een weg banen door de barrières, hekken en kolonistenwegen, waardoor ze kilometers moeten omlopen. Soldaten, vaak verveelde Mizrachi-tieners, laten Palestijnen soms uren wachten bij de checkpoints. Maar verspilde tijd is niet het grootste probleem van dit netwerk aan restricties – elke interactie tussen soldaten en Palestijnse burgers kan leiden tot een pak slaag, een arrestatie, of zelfs een schietpartij vanuit het leger. Voor de kolonisten gelden er geen restricties.

De al-Shuhadastraat, voorheen een van de drukste winkelstraten, is muisstil. De meeste Palestijnse families zijn eruit gedreven door de kolonisten of door het leger. De winkelpanden zijn bedekt met een mengelmoes van obscene graffiti en davidsterren. Checkpoints aan beide kanten van de straat geven in verkeerd gespeld Arabisch aan dat deze weg slechts voor voetgangers is – als je Palestijns bent; Israëliërs mogen rijden.

De kolonisten zijn in de appartementen boven de winkels in het oude Hebron getrokken. Vanuit hun ramen gooien ze regelmatig stenen, glas, pis en volle luiers naar de Palestijnse winkeliers onder ze. Sommige winkeliers hebben netten opgehangen om het afval op te vangen, maar de vloeistoffen sijpelen erdoorheen. Een van de verkopers liet me zijn sjaals zien, die verpest waren door de drab van rotte eieren die uit de lucht waren komen vallen. Veel wordt er niet meer verkocht, maar de winkeliers houden hun poot stijf – uit koppigheid of trots, of simpelweg om bezig te blijven.

Advertentie

De deuren in de voormalige winkelstraat zijn veelal dichtgetimmerd. Anderen worden gebruikt als dumpplek voor afval en zijn gebarricadeerd. Een speeltuin voor Arabische kinderen is omgetoverd tot parkeerplaats voor kolonisten. Volgens een rapport van de VN, zijn al meer dan 1000 huizen verlaten, en zijn 513 Palestijnse winkels en bedrijven gesloten door het Israëlische leger. Daarnaast hebben 1100 bedrijven hun deuren moeten sluiten omdat hun klanten ze niet meer konden bereiken.

Israël rationaliseert dit beleid door het te zien als een manier om de vrede te bewaren tussen de twee groepen. Dit beleid is gunstig voor de kolonisten, maar de Palestijnen worden erdoor ontheemd en beperkt in hun vrijheid, onder het mom van terrorismebestrijding.

"Ze noemen ons terroristen, maar dat is niet wat we zijn. We willen gewoon dat niemand ons vermoordt, en we willen kunnen leven als normale mensen," vertelde de negentienjarige Ghassan Jabari.

Een jaar geleden opende Ghassan een kleine pottenbakkerij tegenover de Ibrahimi-moskee. Ondanks de tourbussen die langskomen, verkoopt hij weinig. Ghassan, die zich niet bij een politieke factie schaart, vertelde me dat veel Israëlische tourgidsen hun reizigers wijsmaken dat ze niks bij hem moeten kopen, omdat het geld naar Hamas zou gaan.

Ook hij wordt lastiggevallen door de autoriteiten. Op een youtubevideo uit november 2014 is te zien hoe soldaten hem tegenhouden bij een checkpoint vlakbij zijn winkel. Hij had zijn identiteitsbewijs niet bij zich, want die lag in zijn winkel. In plaats van hem de kans te bieden om hem op te halen, werd hij hardhandig geboeid. Een andere keer, vertelde Ghassan, kwamen er vier soldaten binnen, waarna ze zijn handelswaar op straat begonnen te gooien. Ze boeiden hem, blinddoekten hem en namen zijn ID-kaart in beslag. Ze lieten hem zijn winkel vaarwel zeggen, en lieten hem vervolgens gaan, met een boete van 1500 shekel (340 euro). Volgens Ghassan wordt hij lastig gevallen omdat zijn winkel op een gunstige plek zit, maar dit soort vernederingen zijn gewoonweg deel van het dagelijks leven onder een militaire bezetting.

Advertentie

Ongeveer 650 duizend Israëli's wonen in nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever, waarvan 300 duizend in Oost-Jeruzalem. Volgens het Bureau voor de coördinatie van humanitairezaken van de Verenigde Naties, werden Palestijnen en hun grondgebied in 2013 399 keer aangevallen. Hebronkolonisten zijn disproportioneel vaak schuldig aan het geweld. In één week in februari waren Hebronkolonisten verantwoordelijk voor vier van de vijf door de VN geregistreerde aanvallen – een tien jaar oude jongen werd met een ijzeren staaf geslagen, veertig olijfbomen werden omver gehakt, 550 jonge bomen uit de grond getrokken, en een 55 jaar oude herder werd in elkaar geslagen terwijl z'n schapen stonden te grazen.

De oorzaak van het geweld is misschien wel terug te voeren naar één man: rabbijn Moshe Levinger, die gelooft in het door God gegeven recht van joden om te heersen over "het Beloofde Land", en in 1968 onder valse voorwendselen kamers huurde in een hotel in Hebron. Vervolgens weigerden hij en z'n volgelingen te vertrekken. Het Israëlisch leger bracht de krakers over naar Kirjat Arba, waar ze een nederzetting begonnen. In 1979 leidde Levingers vrouw de illegale overname van een gebouw in de Shuhada-straat (met uitzicht op Hebron) dat ze omdoopte tot Beit Hadassah. Het wordt vandaag de dag nog steeds bezet door Levingers volgelingen, en in de muur zit een plaquette ter herdenking van de 69 joden die door Arabieren uit omliggende dorpjes vermoord werden. De plaquette claimt ook onterecht dat joden niet welkom zijn in het Arabische gedeelte van Hebron.

Advertentie

Door de jaren is Levinger meerdere keren beschuldigd van geweldpleging tegen Palestijnen uit z'n buurt. In 1988 schoot hij om zich heen op een drukke marktplaats, omdat hij boos was dat z'n auto met stenen was bekogeld. Hij doodde met die actie een winkelier, en moest 92 dagen in de gevangenis doorbrengen.

In 1994, schoot de in Amerika geboren kolonist Baruch Goldstein erop los in de Ibrahimi-moskee, en vermoordde daarmee 29 Palestijnen, voordat omstanders erin slaagden hem dood te slaan. Al-Jazeera meldde dat er, volgens de inwoners, later nog meer Palestijnen werden vermoord door het Israëlisch defensieleger, toen die voor de moskee stonden te protesteren tegen de slachtpartij.

De kolonisten maakten een heilige plaats van Goldsteins graf. Palestijnen mochten dan het slachtoffer zijn, het Israëlisch leger stelde gewoon een avondklok in, dertig dagen lang (die niet gold voor de kolonisten). Ook werd de Ibrahimi-moskee afgescheiden en sloot de Shuhada-straat voor Palestijns verkeer. Later, tijdens de Tweede Intifada, sloot het leger ook de deuren van winkels en huizen.

De straat is nu nog steeds afgesloten; sommige families kunnen hun huis alleen via de daken binnenkomen. Voor de ramen zijn roosters geplaatst, als bescherming tegen stenen en traangasflessen.

Een Arabier kan gearresteerd worden als hij een mes draagt, terwijl Israëlische kolonisten, waaronder tieners, stoer over straat lopen met geweren.

Advertentie

Voor Ghassans winkel lummelen kinderen, die elkaar moppen vertellen en sporadisch een Palestijns armbandje aan een buitenlander verkopen. Een veertienjarige jongen die bang keek vertelde over de aanvallen van de Israëli's en de bendes van kolonistentieners; vaak worden Palestijnse kinderen gearresteerd en beschuldigd van het gooien van stenen. Als ze niets willen opbiechten dreigen de soldaten met maandenlange opsluiting. Veel Palestijnen vertelden me dat ze een boete van tweeduizend sjekel (450 euro) moesten betalen om hun kind terug te krijgen, terwijl de kinderen zonder proces beschuldigd werden.

Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever moeten meestal voorkomen bij de militaire rechtbank, waar ze volgens de mensenrechten NGO B'Tselem, van tevoren al "zo goed als schuldig worden bevonden". Kolonisten worden ondertussen in beschaafde rechtbanken in Israël verhoord. Volgens onderzoek van mensenrechtenorganisatie Yesh Din wordt bij slechts 7,4% van de zware aanklachten van Palestijnen tegen Israëli's een staat van beschuldiging verklaard – en in ongeveer een kwart van die gevallen wordt de Israëli niet beschuldigd van een misdaad, zelfs als er genoeg bewijs is.

Ik was getuige van de nasleep van een protest in Hebron waarbij stenen werden gegooid. Elke vrijdag bezoeken kolonisten de Ibrahimi-moskee (door joden de Grot van de Patriarchen genoemd) om te bidden, onder begeleiding van heel veel militairen. Toen ik de oude stad verliet, zag ik de kolonisten bij elkaar staan, klaar om naar binnen te gaan. Rijen vol identiek geklede, orthodoxe mannen stonden achter de Israëlische soldaten met hun enorme geweren. Ondertussen stonden Palestijnse marktkooplieden in hun kraampjes fruit te verkopen. Kinderen renden gewoon rond. Vrijwilligers van verschillende geweldpreventie-ngo's stonden eromheen. Sommige namen foto's, anderen notities, en weer anderen deden dienst als fysieke obstakels tussen de kolonisten en de Palestijnen.

Advertentie

Toen ik op de menigte afliep, was de spanning voelbaar. De kolonisten, verscholen achter hun wapens, wezen naar de Palestijnen en schreeuwden boos in het Hebreeuws. Een man met een t-shirt van het Christian Peacemaker Team riep me en liet me z'n camera zien. Op zijn schermpje stond een foto van één van z'n collega's die z'n bloedende hoofd vasthield, en per ambulance werd afgevoerd.

De man vertelde in het Engels dat de foto een paar minuten geleden was genomen. De wond van zijn collega was het gevolg van een steen die door een kolonist in hun richting was gegooid.

Stenen gooien wordt vaak als een serieuze misdaad beschouwd als een Palestijn het doet, maar kolonisten worden er nooit voor gearresteerd. De soldaten stonden erbij alsof hun neuzen bloedden, terwijl ze het publiek opzij dwongen, zodat de kolonisten naar de oude stad konden gaan.

Het illustreert hoe onmogelijk het is het geweld van de kolonisten los te zien van de mechanismen van de staat: de kolonist gooit een steen en het leger beschermt hem. De afgesloten straten, de verlaten huizen, de vernielde stad – allemaal voor de veiligheid van zeshonderd kolonisten die er leven en het internationaal recht schenden.

De meest extreme dingen halen het nieuws, maar het systeem heeft een continue invloed op het leven in de Westelijke Jordaanoever. Tegen het einde van mijn verblijf in Hebron, moest ik naar het pr-kantoor van de regering in Jeruzalem, om accreditatie te krijgen om naar Gaza te kunnen. Een Palestijnse vriend hielp me de goede bus te vinden. We liepen in het Palestijnse deel van de verdeelde straten van Hebron. Het was een verwaarloosde weg (de joodse kant was natuurlijk wél netjes aangelegd). In de verte zagen we de groene bergen, met rabbijn Levingers nederzetting op de top.

Advertentie

We liepen verder naar beneden, tot onder Beit Shalom, een cultureel centrum voor kolonisten. "Dat is het terroristenhuis," lachte mijn vriend schamper.

Hij wees naar de goede bus, die keurig op tijd stopte bij de bushalte – een bushalte waar alleen joden gebruik van mochten maken. Maar we stonden te dichtbij. De soldaten op wacht kwamen naar ons toe, schreeuwden, en namen zijn ID in beslag. We wachtten zwetend in de zon. Ze vertelden hem dat hij een terrorist was, wachtend op z'n terroristenvriendjes. Toen riepen ze mij.

"Wat doe jij hier?" vroeg één van hen.

"Je hebt de ID van mijn vriend zonder reden in beslag genomen, geef het terug," zei ik. "Ik ben een journalist."

Toen hij dat hoorde begon hij z'n gedrag goed te praten. Hij grijnsde en vertelde me dat hij alle mensen gelijk behandelt. En dat hij mijn vriend elke dag gedag zei. Dat hij niet het initiatief tot de confrontatie had genomen, en dit nooit had gewild. Zijn partner grinnikte. De kolonisten lachten in de schaduw van de bushalte. Ik vroeg opnieuw om de ID van mijn vriend.

Eindelijk gaf hij het terug. Ik gaf het aan m'n vriend, die me aankeek met een soort pure woede die een diep gevoel van vernedering verhulde.

"Waarom gaf hij het aan je?" vroeg hij. "Waarom nam je het aan?"

"Het spijt me," zei ik, ook al begreep ik niet wat ik verkeerd gedaan had.

Pas later, in de luxe, lege bus voor Israëliërs, op weg naar Jeruzalem, realiseerde ik me waardoor hij zich schaamde en boos was. Ik was twee dagen in Hebron geweest, maar kon als Amerikaanse journalist z'n ID in vijf minuten terugkrijgen. Ik had onderstreept hoe hopeloos zijn leven was, in zijn eigen geboortestad.