FYI.

This story is over 5 years old.

reizen

Ik reisde per boot van Somalië naar Lampedusa

Het kannibalisme begon pas tijdens de tweede helft van de tocht.

Migranten komen aan op het Italiaanse eiland Lampedusa. Foto’s via het Flickr-account van Noborder Network

Hassan Ali is een 23-jarige Somaliër die in zijn jeugd armoede en vuurgevechten heeft overleefd, en in 2009 besloot om zijn vaderland achter zich te laten en op Tahribte gaan, de gevaarlijke tocht van Afrika naar het Italiaanse eiland Lampedusa. Elk jaar proberen duizenden Somaliërs om de oversteek te maken, wat begin oktober weer even in het nieuws kwam toen een boot in de brand vloog en kapseisde, en 300 immigranten doodgingen. Acht dagen later sloeg een ander vaartuig om, waardoor 34 mensen om het leven kwamen. Hieronder vertelt Hassan over zijn moeilijke bestaan voor de reis, en over de gruwelijke dingen die hij tijdens de weg naar Europa ervaren heeft.

Advertentie

Het kannibalisme begon pas tijdens onze tweede bootreis, van Libië naar Lampedusa. We waren al tien dagen onderweg, mensen waren dood aan het gaan en er was geen eten. Ik zag iemand het vlees van het lichaam van een andere man afsnijden.

Ik heb heel erg veel geluk gehad.

Ik groeide op in Beled Hawo, vlakbij de Keniaanse grens. Ik hou van mijn stad maar ik had daar geen gelukkig leven. Ik woonde in een flat met mijn ouders, een jongere zus en twee oudere broers. Toen ik tien jaar oud was begonnen de gevechten tussen verschillende clans. Ik was op een middag in de moskee toen er buiten een vuurgevecht uitbarstte. Er vlogen overal kogels rond. Ik was helemaal alleen en ik wist niet wat ik moest doen. Ik zocht naar een uitweg terwijl er kogels van elke muur van de moskee afketsten. Uiteindelijk vond ik een weg naar buiten en rende ik naar huis, maar net voordat ik binnen was begonnen twee mannen met AK-47s op me te schieten. Ik bukte, rende naar binnen en viel in de armen van mijn ouders. Na vijf uur was het gevecht eindelijk afgelopen, maar toen wist ik dat mijn toekomst niet in Beled Hawo lag.

Ik wilde altijd astronaut worden. ’s Nachts staarde ik vol verbazing naar de sterren en de maan, en droomde ik dat ik me daar ooit tussen mocht begeven. Dat soort dromen komen nooit  uit voor Somaliërs.

Toen ik negentien was hoorde ik op de radio voor de eerste keer over de Tahrib. Ik hoorde hoe mensen in Europa vertelden dat ze nieuwe levens hadden en dat ze per boot uit Somalië waren gekomen. Het klonk als een goed idee. Na een tijdje vertelde ik mijn ouders over mijn plannen om te vertrekken.  Ze waren geschokt. “Ben je gek?” vroeg mijn moeder. “Je bent een jonge knul,  wat denk je wel niet?” Ik vertelde ze dat Tahrib de enige manier was om een vooruit te komen, dat ik in Europa een beter leven kon vinden. Ze dachten dat ik een grapje maakte. Toen ik ze maanden later belde vanaf de eerste boot, waren ze verschrikkelijk bang.

Advertentie

Mukhalaszijn mensen die je met illegale zaken in contact brengen. Iedereen in Somalië weet dat dit verschrikkelijk slechte mensen zijn. De man die me hielp met het begin van mijn Tahrib was geen uitzondering. Het was een walgelijke, echt heel onbetrouwbare vent. Door hem vond ik andere mensen die de reis ook wilden maken. Ze waren allemaal bang voor hem, en vertelden me verschrikkelijke verhalen over hem. Ik negeerde de verhalen. Ik had toen eigenlijk moeten stoppen, maar ik had hem al € 585 betaald voor de reis. Ik had het geld van vrienden en familie gekregen, die niet wisten waar ik het voor ging gebruiken.

We begonnen met een reis van Beled Hawo naar Bosaso, een havenstad in het noorden van Somalië. Het was niet de ergste reis, maar we hadden bijna geen eten en de mensen die ons daarheen brachten waren wreed: ze schreeuwden naar ons en sloegen ons soms. Ik was nog maar een kind – ik miste mijn stad al. Iedereen leek heel erg verdrietig, ook al waren we op weg naar een spannend nieuw leven.

Toen we in Bosaso aankwamen, bleven onze begeleiders volhouden dat reis comfortabel zou worden en dat onze boot goed en ruim zou zijn. Maar na een paar dagen, toen de boot eindelijk aankwam, schrokken we heel erg: het was een aftands oud wrak en veel te klein om ons allemaal mee te vervoeren. We zaten er twee dagen lang opsamengeperst. We sliepen op elkaar en sommige mensen stikten bijna in het ruim. De kapitein en zijn crew, die geweren hadden, zeiden dat we stil moesten zijn omdat we anders van de boot geschopt zouden worden.

Advertentie

Op een gegeven moment belde ik mijn broer en vertelde ik hem dat ik op Tahrib was. Hij was zo geschrokken dat hij geen woord meer uit kon brengen. Tijdens de rest van de reis werd ik vaak gebeld door mijn familie, zodat ze wisten dat ik nog leefde. Ik herinnerde me alle verschrikkelijke verhalen die ik thuis had gehoord, en kreeg bijna geen adem als ik daaraan dacht.

Toen we in Libië aankwamen werd het nog erger. Ik wist samen met vier mannen en vijf vrouwen de grens over te komen. We waren afgemat door zoveel dagen met weinig en slecht eten en de angstaanjagende reis die we net achter de rug hadden. Er werd ons verteld dat we naar een klein woestijndorpje moesten gaan, maar onderweg daarheen werden we gevangen genomen door ongeveer twintig zwaarbewapende mannen. We dachten dat ze grenswachters waren, maar toen de martelingen begonnen wisten we dat het criminelen waren.

De mannen van onze groep werden vastgebonden en zaten zeven dagen lang in de verschroeiende hitte. We kregen bijna geen eten en er werd ons verteld dat de vrouwen geslagen en verkracht werden. Toen we vrijgelaten waren nadat onze families ons € 220 gestuurd hadden, kwamen we erachter dat het waar was wat ze ons hadden verteld. Ik wilde eigenlijk alleen maar terug naar mijn ouders in Beled Hawo. Het maakte me niet uit of ik ooit Europa zou halen. Zelfs al zou ik op miraculeuze wijze de reis overleven, dan was het nog maar de vraag hoe de Europeanen ons zouden behandelen. Zou ik een visum krijgen? Zou ik in de cel gegooid worden? Ik was doodsbang.

Het duurde tien dagen voordat ik een boot had gevonden die van Libië naar Lampedusa ging. Toen begon de echte horror. We hadden alleen maar brood en koekjes aan boord, en de hitte was ondraaglijk. Mensen vielen dood neer, en de kapitein deed niets. Mensen begonnen elkaar op te eten: het leek op een scene uit een enge film, maar ik zag het met mijn eigen ogen. Dat gedeelte van de reis duurde drie dagen, maar het voelde als jaren.

Iedereen weet dat politici in Europa en Afrika veel te weinig doen om de gevaren van Tahrib aan de kaak te stellen. Anders waren al die mensen niet doodgegaan deze maand. Niemand pakt de onderliggende problemen aan – het geweld, de armoede – waardoor ik Somalië verlaten heb.

Mensen vertellen me dat Lampedusa prachtig is. Ik heb geen idee. Ik kan me bijna niets herinneren van het landschap – alles was zo angstaanjagend. Maar, Alhamdulillah [God zij Dank], ik ben er levend aangekomen en kreeg na drie maanden wachten verbazingwekkend genoeg een Italiaans visum. Sommige mensen waar ik mee reisde moesten jaren wachten en hebben er nooit een gekregen. Maar ik houd van Italië. Ik heb er drie jaar gewoond, en heb een wat geld verdiend met allemaal verschillende baantjes. Ik ben dan misschien geen astronaut, maar ik heb de kans gekregen om mijn verwoeste leven opnieuw op te bouwen. Ik ben nu weer terug in Somalië – niet in Beled Hawo, maar in een andere stad. Ik hoop dat ik Italië ooit weer een keer kan bezoeken. Maar ik hoop ook dat niemand ooit nog op Tahrib hoeft te gaan.