FYI.

This story is over 5 years old.

nieuws

Ik ontsnapte aan de dood, maar was wel getuige van een verkrachtingspoging in een Egyptisch politiebusje

Mijn vriend Randel en ik begaven ons op de dag dat het Egyptische leger zeshonderd mensen doodde naar het Tahrirplein.

Randel (links) en ik tussen ondervragingen op het politiebureau door. Op dit punt dachten we nog dat de beproeving zo voorbij zou zijn en zagen we het meer als een avontuur dan een nachtmerrie.

Het voelt als een opluchting, als je beseft dat je levend had kunnen verbranden. Dat gevoel is echter van korte duur, als je kort daarna getuige bent van een poging tot verkrachting. Ik stond meteen weer met twee benen op de grond. Als gevangene in Cairo in dit geval.

Advertentie

Bij aankomst werden we verwelkomd door een jongen, die ons liet zien waar ons appartement was. “Welkom in Cairo,” zei hij, gevolgd door een sarcastische lach. Begrijpelijk, als je twee buitenlanders moet verwelkomen op de dag dat het leger besluit zeshonderd mensen te vermoorden.

Ondanks de gebeurtenissen van die dag stond mijn reisgenoot Randel erop dat we een wandeling zouden maken naar het Tahrirplein. Het was ons gelukt zonder slag of stoot het massaprotest te bereiken, maar op de terugweg hadden we minder geluk. Vlak voordat we ons bed bereikten werden we opgepikt door de politie: wegens het negeren van de sinds kort van kracht zijnde avondklok, en omdat we in het bezit waren van een gasmasker, een helm en een flak jacket – een beschermende jas. Toen bleek ook nog dat je op dat moment in het bezit moest zijn van de nodige persdocumenten, voor je je in Cairo op straat begaf.

Op weg naar het politiebureau kreeg ik een telefoontje van de Duitse ambassade, die beloofde dat ze ons de volgende ochtend zou helpen. Toen drong het pas tot me door dat we die nacht niet meer terug zouden keren naar ons appartement. De politie nam onze telefoons af zodra we op het bureau waren. Ik wist de agenten nog wel een flesje water te ontfrutselen zodat we het water uit de kraan niet hoefden te drinken. Daarna kregen we ons proviand voor de komende twintig uur: wat kaas en marmelade. We bleven de hele nacht wakker, en terwijl we de ene na de andere sigaret rookten, probeerden we een ontsnappingsplan te bedenken. Vanuit de kelder klonk ondertussen constant geschreeuw.

Advertentie

Helaas vernamen we de volgende ochtend niks van de Duitse ambassade. We zouden voorlopig geen hulp krijgen. Randel vroeg of hij naar het toilet mocht, en ik moest meekomen. Al snel bleek dat we niet naar de toiletten geleid werden, maar naar beneden. We moesten de trap aflopen, richting de kelder waar het eindeloze geschreeuw vandaan kwam.

In een voorkamer moesten we wachten. Vanuit alle hoeken kwam er een penetrante walm van zweet, afval en uitwerpselen op ons af. Plotseling gingen er drie deuren open, en kregen we een glimp te zien van wat er daarachter was: cellen van nog geen vijftien vierkante meter groot en talloze gevangenen. Het was er pikdonker, geen van de cellen had ramen.

Een voor een werden de gevangenen van achter deze deuren naar de voorkamer geroepen. Door het licht hadden ze moeite hun ogen open te houden. Sommigen hadden een blauw oog, of twee zelfs, anderen hadden gapende wonden op hun benen en voeten. De agenten gingen agressief te werk toen ze ons op onze knieën duwden en handboeien bij ons omdeden. Bij dertig andere gevangenen deden ze hetzelfde. Vervolgens begonnen ze tegen ons te schreeuwen en werden we in elkaar geslagen, voordat ze ons weer de trap naar boven op duwden. Ik kon nog net zien dat er in de vierde cel een vrouw zat die een baby tegen zich aan klemde.

We werden naar buiten gedreven en in een transportbusje gepropt. Daar had ik een kort gesprekje met een Syrische gevangene. Hij zat al twintig dagen vast en had in de eerste dagen van zijn gevangenschap geen eten gekregen. Hij mocht geen contact zoeken met zijn gezin om te vertellen waar hij was. De man was met zijn vrouw en zoon naar Cairo gekomen, op de vlucht voor de verwoestende oorlog in zijn eigen land.

Advertentie

Op een gegeven moment zaten we vast in het verkeer. Stenen sloegen tegen de metalen zijkanten van het busje. Toen hoorden we het geluid van schoten, waarop we ons tegen de vloer drukten. De bejaarde man naast me begon te snikken en zong de shahada – de geloofsbelijdenis van Allah. Ik had op dat moment niets aan religie. Het enige wat er door mijn hoofd ging was dat, mocht iemand een Molotovcocktail tegen het busje gooien, we levend zouden verbranden.

In een poging de opstopping te ontwijken reed de bestuurder in op een rij geparkeerde auto’s. Het busje begon hevig te schudden, en we werden alle kanten op geslingerd. Intussen knelden de handboeien pijnlijk om mijn polsen. Wat er op dat moment buiten gaande was wist ik niet, maar we reden weer op een vlakke ondergrond, op weg naar een ander politiebureau.

Later vertelde de Duitse ambassade dat aanhangers van de Moslimbroederschap ons busje hadden aangevallen. Ze waren een lijkenhuis uitgestormd, waar de lichamen van overleden demonstranten uitgestald lagen.

Op het andere politiebureau verbleven we maar kort. Samen met negen anderen werden Randel en ik in een nieuw busje geladen. Ik zag nog net hoe het busje waar we eerst in hadden gezeten eraan toe was: de voorruiten waren ingeslagen en de bestuurder had een gapende wond in zijn gezicht.

Eenmaal achter in het busje zag ik dat er een jonge vrouw in ons gezelschap was. Zodra het busje in beweging kwam, probeerde een man zich aan haar te vergrijpen. Randel en ik riepen dat hij moest stoppen, maar dat hield hem niet tegen. De man werd steeds agressiever. Hij betastte haar borsten en drukte haar gezicht tegen de zijwand. Toen hij er niet in slaagde haar boerka af te trekken begon hij haar, duidelijk gefrustreerd, te slaan.

Deze gast was me al opgevallen tijdens het eerste ritje. Hij droeg banden om zijn armen en benen, maar hij was ongeboeid. Hij was de enige die met de politie kon praten, zonder daarna gestraft te worden. Een andere man die naast de vrouw zat, probeerde de graaiende handen van haar af te slaan. De graaiende man trok daarop een mes en stak de andere man in zijn hand, dwars erdoorheen. Het bloed gutste alle kanten op en natuurlijk schreeuwde het slachtoffer het uit. Het geschreeuw stopte pas toen een oudere gevangene hem tot rust bracht.

Uiteindelijk stopte de auto voor een rechtsgebouw, waar Randel en ik eruit werden getrokken. Ik zag twee vrienden van ons staan. Ze riepen dat de Duitse diplomaten al binnen waren. Na talloze ondervragingen door de vervolger werden de aanklachten ingetrokken. Zonder interventie van de Duitse ambassade had de situatie er heel anders uitgezien. Geen van de andere gevangenen was Duits, ik weet niet hoe het met hen is afgelopen.