FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Ik zat een dag in de gevangenis om mezelf beter te leren kennen

Tijdens Prison Day gooit Arjan Erkel je in de gevangenis, zodat je even ongestoord aan wat zelfreflectie kan doen.

Met vier anderen word ik door een donkere gang naar een schemerige kamer geleid. Achter een tafel staan twee vrouwelijke cipiers. Ze vragen mijn naam en noteren het, maar het interesseert ze geen reet wie ik ben. "Jas, tas," zegt één van de cipiers. Achter mij beginnen twee medegevangen te praten over hoe spannend ze het vinden. "Stilte," snauwt de cipier. Ik trek mijn jas uit en overhandig mijn rugtas. In ruil daarvoor krijg ik een oranje overall toegeschoven. "Aantrekken." Ik wring me erin en zie eruit als een gigantische wortel. "Meelopen," zegt een andere cipier. Ik volg hem de trap op en sluit me aan bij de rij gevangenen die wachten tot hun mugshot wordt gemaakt. Mijn handen zijn koud – het kan zijn dat ik een mietje met zweethanden ben omdat ik straks word opgesloten in de gevangenis, maar ik geloof dat de verwarming kapot is.

Advertentie

Het is Prison Day, een evenement dat wordt georganiseerd door Arjan Erkel. In 2002 werd hij ontvoerd in Dagestan en vervolgens leefde hij 607 dagen in onzekerheid tussen de muizen en insecten. In deze periode was hij naar eigen zeggen veel bezig met zelfreflectie en dacht hij na over de betekenis van het leven en de dood. Hij zegt nu dat het hem voorgoed heeft veranderd, en dat hij er alleen maar sterker door is geworden. Met Prison Day probeert hij die ervaring over te brengen op anderen, om jezelf tegen te komen en na te denken over wie je bent en wat je wil. De Gevangenis Kapel in Rotterdam wordt gebruikt om te ervaren hoe het is als anderen alles voor jou bepalen.

Mijn foto wordt genomen en ik moet in een andere rij gaan staan. Een cipier leidt ons door het verlaten cellencomplex naar onze cellen. Bij sommige deuren kun je door het luikje naar binnen gluren, maar bij de meesten hangt er een soort gordijn voor. Achter één van de deuren hoest iemand de longen uit zijn lijf. We volgen de cipier de trap op naar de eerste verdieping. Ik loop cel 113 binnen, draai me om en kijk de cipier aan terwijl hij de deur voor me dichtsmijt – gevolgd door het geluid van de sleutel die de deur op slot draait. Ik geef er een trek en een duw aan – niet omdat ik eruit wil, maar omdat ik altijd al eens iets met zulk dramatisch effect heb willen doen. De zware voetstappen van de cipier en het gerinkel van zijn sleutelbos galmen door het complex tot er een vage echo overblijft, en dan is het stil op de gang.

Advertentie

Het eerste dat me opvalt in mijn cel is de muziek. Er zit een speaker in de muur en het ironische kreng speelt " I'm like a bird " van Nelly Furtado. Op de wand staan allerlei kleine tekeningen en teksten – de nalatenschap van gedetineerden die mij voorgingen. Naast een gemuteerde kat met spierballen schreef iemand 'Die by the gun,' een ander speelde een potje boter kaas en eieren met zichzelf. Een enorme geelbruinachtige sliert van opgedroogd sperma of bloed (misschien beide) reikt helemaal tot het plafond – het is erg indrukwekkend. Op kniehoogte staat de omlijning van een hand op de muur. Het doet me beseffen dat hier echt iemand heeft geleefd. Ik leg mijn hand op de plek waar ooit de zijne lag, en herinner me dan de sliert en algehele ranzigheid van de muur. Ik veeg mijn hand af aan mijn oranje pak en ga op mijn stoel zitten.

Mijn cel is ongeveer vier vierkante meter groot. Er is een toilet, een plank die als bureau fungeert, een lege kast, een kraan waar geen drinkwater uitkomt, gordijnen die op het punt van instorten staan en het ruikt er naar verlaten gymzaal. Ik wacht tot er iets gebeurt; een confrontatie met mezelf, een claustrofobische aanval, angst, paniek, wat dan ook – maar het komt niet. Integendeel: ik voel me prima. Ik zet de muurradio uit en sluit mijn ogen.

In gedachten verzonken zit ik op mijn stoel, het soort stoel waarvan de zitting te klein is om onderuitgezakt op te zitten en de leuning te hard om comfortabel tegenaan te leunen, maar mentaal ben ik ver verwijderd van mijn fysieke omgeving. Dit doe ik een minuut of twintig, misschien langer. Ik voel me kalm als een monnik, en mijn merkloze oranje uniform draagt bij aan mijn geestelijke vrijheid – tot ik in de spiegel herinnerd word aan het feit dat ik best wel op Joran van der Sloot lijk.

Advertentie

Het raam is zo gemaakt dat je er niet doorheen kunt kijken, behalve door een gedeelte bovenin. Ik sta op mijn stoel om door de tralies naar de buitenwereld te gluren. De gevangenis bevindt zich middenin een woonwijk – ik kijk regelrecht bij de woningen van mensen naar binnen. Kinderen spelen op straat, vogels fluiten erop los, een man sleutelt aan zijn auto, en een vrouw haalt in de keuken de boodschappen uit haar tas. De vrijheid is zo dichtbij, en tegelijkertijd volledig buiten mijn bereik. 'Fuck the world,' staat op de muur naast me geschreven.

Het tijdsbesef wordt redelijk verstoord in gevangenschap. Ik vraag me af hoe lang ik hier nu zit, en hoe lang ik nog moet blijven zitten. Verderop gaat ergens een deur open en er wordt onverstaanbaar gepraat. Voetstappen en het gerinkel van de sleutelbos komen steeds dichterbij. De cipier maakt de deuren één voor één open. "Wakker?" vraagt hij terwijl hij mijn cel opent. "Wacht voor je deur. We gaan luchten."

Ik volg de cipier door een ondergrondse gang met grote blauwe deuren aan beide zijden. Hij opent de achterste deur voor vier anderen en mij. Zodra we binnen zijn smijt hij hem dicht. We staan in een drie meter diep gemetseld gat in de grond. Het zonlicht schijnt op een klein gedeelte van de kooi – iedereen verzamelt zich daar. Ik weet net een straaltje zon op mijn bajesbakkes te krijgen. Het is een beetje een vreemde aangelegenheid – je ruikt en hoort de wereld buiten de gevangenismuren, kunt het bijna proeven, maar je zit vast in een kuil in de grond. Nu ben ik echt een wortel. Mijn medegevangen staren peinzend voor zich uit terwijl overvliegende meeuwen ons uitlachen. Niemand zegt iets.

Advertentie

Terug in mijn cel staat me een fijne verrassing te wachten: twee droge sneetjes brood met een korst waar je je tanden op breekt, bosbessenjam, een plak kaas en een pakje appelsap van de Jumbo. Ik schrok het op als een hond in het asiel. Ook ligt er een aantal opdrachten op me te wachten die me willen aanzetten om na te denken over mezelf. De eenzame opsluiting zou me daarbij moeten helpen. Ik weet niet of dat echt het geval is, maar ik heb in elk geval toch even niks anders te doen.

Het verrotte gordijn, mijn kloterige stoeltje, de bloedspermaklodders op de muur, het vieze toilet – het begint allemaal vertrouwd te voelen. Het doet eigenlijk niet veel onder voor mijn eigen appartement op een slechte dag. Ik weet dat ik binnenkort weer op straat sta, en dat maakt de gevangenschap onvergelijkbaar met het echte werk, maar een week onder deze omstandigheden zie ik wel zitten. Eén dag is te weinig om echt tot jezelf te komen – wat dat ook moge betekenen. Het voelt meer als een verplicht rustmoment waarbij je helemaal op jezelf bent aangewezen. Geen telefoon, geen computer, geen televisie, geen geouwehoer – een aanrader.

Ik zet de radio aan en vrolijke salsamuziek vult mijn cel. Ik doe wat push-ups op de grond, want je hebt pas echt in de bak gezeten als je er push-ups hebt gedaan. Niet veel later opent de cipier mijn deur met de teleurstellende woorden: "Je bent vrij."

De volgende Prison Day staat gepland op 23 juni.