FYI.

This story is over 5 years old.

reizen

De vechtende boerinnen van Mexico

In Mexico vechten vrouwen ieder jaar met elkaar, omdat hun bloed regen laat vallen en gewassen laat groeien.

Elk jaar in mei bereiden de boeren van La Esperanza – een Nahua-dorp in de staat Guerrero van Mexico – hun land voor om te zaaien. De weiden worden geploegd en de zaden worden ontkiemd, maar zonder stevige regenbuien is al die moeite voor niets. En terwijl de mannen op het land werken bereidt de rest van het dorp een ceremonie voor in de hoop op regen.

Het verloop van die ceremonie is vrij rechttoe rechtaan. Alle vrouwen uit de streek komen samen met maar één doel: elkaar de hersens inslaan met hun blote vuisten en zoveel mogelijk bloed verspillen. Het uit neuzen en schrammen afkomstige bloed wordt dan verzameld in emmers voor de mannen om het land mee te bewerken.

Advertentie

Voor het gevecht maken de Nahua vrouwen een banket klaar voor het huis van de Gemeentelijke Commissaris.

In voorbereiding op de ceremonie hadden de vrouwen enorme hoeveelheden voedsel klaargemaakt - kalkoen, zwarte bonen, eitjes, rijst, kip en tortilla’s - om te delen met iedereen die iets bij zich had om uit te eten.

Later die dag ging ik met alle dorpelingen naar Cruzco, de heilige waterbron waar ze elk jaar bloemetjes, tortilla’s, hars of wax offreren. Nadat iedereen zijn offer had gemaakt en hun gebedslied had gezongen bereidde de vrouwen zich voor op het gevecht.

De rest van de opgewonden dorpelingen verzamelde zich als een menselijke boksring om de vrouwen heen, terwijl de uitdaagsters uit de omringende dorpen langzaam binnendruppelden. Ze begonnen elkaar meteen uit te dagen. En de moeders en grootmoeders aan de zijlijn, die vroeger zelf in de ring hadden gestaan, moedigden de jongere vrouwen aan elkaar de schedel in te slaan en zoveel mogelijk bloed te vergieten.

Ze deden hun haren strak naar achter en de ringen gingen uit. Al lang klaar voor de strijd moesten ze wachten totdat alle vrouwen een opponent gevonden had. En dan, vaak met de ogen dicht, deelden ze de eerst klap uit. Af en toe grepen ze een handjevol modder om het zweet van hun handen te vegen of vroegen ze om een time-out om hun bloedende neuzen schoon te maken. Maar telkens weer werd het gevecht opgepakt en ramden ze roekeloos op elkaar in, aangevuurd door het gejuich en geschreeuw van hun zoontjes, dochters, moeders en oma’s.

Maar hoe bloederig het ook was, niemand vocht om te winnen, en niemand werd rancuneus.

Na een aantal gevechten begon de geur van bloed op te vallen, maar niemand trok zich er iets van aan. De kinderen schoten hun mobieltjes vol met foto’s en filmpjes van hun vechtende zussen. Zelfs toen de zon onder ging bleven de vrouwen op elkaar inslaan. Ze stopten gewoon niet met vechten. Pas heel laat in de nacht ging ik terug naar het dorp; geëscorteerd door een colonne trotse vrouwelijke krijgers, die met hun bloedvergieten het dorp weer een jaar verzekerd hadden van een goede oogst.