FYI.

This story is over 5 years old.

Drugs

Ik deelde negen maanden lang een huis met een heroïnejunk

“Luister man, ik ben behoorlijk verslaafd aan heroïne.”

Hoe het begon
Toen Clark bij me introk wist ik niet dat hij een heroïneverslaafde was. We hadden vooral online contact en ik had hem nog maar een enkele keer in het echt ontmoet. Hij had me ooit toegevoegd op Facebook en eens in de maand stuurden we wat domme filmpjes naar elkaar. Zo vind je tegenwoordig huisgenoten. Ik had iemand nodig om de huur mee te delen en hij wilde niet meer in zijn oude appartement wonen; één en één is twee, dus hij trok bij me in. Voordat ik goed en wel besefte dat hij er was begon hij met het uitpakken van vrachtladingen kleding, snuisterijen, decoraties en huishoudelijke producten. Hij heeft geweldige leren koffers, het soort dat sjieke mensen vroeger gebruikten voor internationale treinreizen. Het huis gaat er steeds beter uitzien; hij weet blijkbaar beter hoe je van een huis daadwerkelijk een thuis maakt. De eerste maand
Hij mag dan een goede smaak hebben qua tassen, maar Clark is een man met vreemde gewoontes. Hij luistert naar bizarre herrie, heeft een rare obsessie voor kleerhangers, neemt graag gesprekken van voorbijgangers op met een microfoon en begint een soort Banksy-achtige street art-campagne door de hele stad. Het geeft het huis wat meer karakter, maar ik realiseer me dat de grenzen van Clark wat anders liggen dan de mijne als het om drugs gaat. Hij vertelt me zonder moeite dat hij vorige week “een beetje heroïne heeft gedaan” en dat het gewoon nog wat overgebleven spul was waar hij vanaf wilde. Hij zegt dat heroïne suf is en dat het wat hem betreft te veel geïdealiseerd wordt. Ik ken echt niemand die heroïne idealiseert, waardoor ik me op de een of andere manier niet echt hip voel. Clark zei dat hij er voorgoed klaar mee was. Ik heb geen idee hoe ik over dit soort dingen moet praten, dus ik zei alleen maar “Ja, ik ken het gevoel.” Ik ken het gevoel totaal niet. De tweede maand
In alle vroegte komen er rare, vage muziektonen uit de kamer van Clark, samen met veel gegiechel. Vrienden van Clark heb ik nog niet echt ontmoet, ze lijken me vrij schuw. Een vriend, Jeremy, mist vrijwel al zijn tanden en draagt een stropdas over een hemd. Ik zie Clark tegenwoordig bijna nooit meer overdag. Soms weet ik dat hij op zijn kamer is als ik een ruwe hoest hoor. Er is duidelijk iets mis hier, maar ik wil er niet over nadenken. Vanaf nu doe ik mijn slaapkamerdeur op slot. De derde maand
Ik kom op een dag de huiskamer binnen en ontdek dat Clark overal tientallen zwart/wit-foto’s heeft opgehangen. Het zijn portretten van oude mensen die stoned lijken te zijn en zonder een greintje humor in hun ogen in de camera staren. Ik vroeg Clark waar hij dit allemaal had gevonden en hij vertelde me dat hij even daarvoor in een vuilcontainer was gedoken, waarbij hij gebaarde naar een stapel beschimmelde oude boeken. Hij heeft ook een grote zwarte mechanische doos gekocht waarvan hij zegt dat die gebruikt wordt om paddenstoelen in te kweken. Weer stel ik geen vragen. Clark en zijn vrienden schreeuwen soms sekte-achtige spreuken (“BORGBORG”) uit om zes uur in de ochtend. Soms zie ik hem rondhangen met de zwervers in de buurt. Ik denk dat ze allemaal in hetzelfde grote, verlaten gebouw wonen een eindje verderop in de straat. Ze gaan daar naar binnen, spuiten wat en kotsen vervolgens tegen de dikke eikenboom in de voortuin. De vierde maand
Clark ziet er steeds slechter uit. Hij ziet bleek, zijn pupillen zijn diep verzonken in zijn oogkassen en hij wast zichzelf niet meer. Steeds weer blijft hij dezelfde verhalen vertellen. Ik heb geen enkel idee wat ik met de situatie aanmoet. Ik voel me schuldig. Ik ben niet voor niets zijn vriend en kamergenoot; ik had dit niet mogen laten gebeuren. Ik besluit om een mini-interventie te houden. Er is geen enkele goede manier om iemand met een heroïneverslaving te confronteren, maar ik heb geluk. Clark begint meteen zelf te praten. “Luister man, ik ben behoorlijk verslaafd aan heroïne.”
“Ik weet het.”
“Maar ik ga afkicken. Het spijt me voor alle stress die ik heb veroorzaakt.”
“Bedankt, man. Ik waardeer het dat je zo eerlijk tegen me bent.” We proosten op betere dagen. De vijfde maand
Het gaat beter de laatste tijd. Ik ga wat vaker om met Clark; we eten samen, studeren samen en we gaan samen uit. Ik probeer een buffer te zijn tussen hem en zijn verslaving. Ik ben nog nooit ergens verslaafd aan geweest dus ik weet niet echt hoe het allemaal werkt, maar hij lijkt in ieder geval een stuk vrolijker. Hem meenemen naar een optreden is het minste wat ik kan doen. Het huis wordt weer een leefbare omgeving. De zesde maand
Clark gaat de laatste tijd vaak om met een jongen die Evan heet. Ik zeg ‘jongen’, omdat hij er eerlijk gezegd uitziet als een 16-jarige. Hij ziet er vies uit, heeft rare sociale trekjes en is op een vreemde manier aardig. Hij ziet eruit als een junkie, maar hij is niet gewelddadig. Evan blijft hier vaker overnachten dan ik eigenlijk zou willen. Hij probeert een vriendschap met me te starten, maar hij is mijn type niet. Clark zweert dat hij Evan onder zijn hoede neemt om de jongen met zijn verslaving te helpen. Hij maakt duidelijk dat hij “absoluut niet meer gebruikt.” Natuurlijk. Een paar weken later zitten de vrienden van Clark weer in het huis. Ze hebben er een gewoonte van gemaakt om via het balkon naar binnen te klimmen. Gekleed in vodden spelen ze op snaarinstrumenten. Ik heb geen idee of deze jongeren een bed of een thuis hebben. Ik begin langzaam te beseffen dat mijn huis steeds meer een lokale bestemming wordt voor verwaarloosde jongeren. De zevende maand
Ik kom thuis en er zit een oude, smerige man op mijn bank. Hij ziet eruit als een werkloze conciërge en is diep in gesprek met Clark. Het eerste wat hij me vraagt is of ik wiet bij me heb. Hij maakt zijn zinnen niet af, maar veel heeft hij ook niet te zeggen. Ik probeer een gesprek aan te knopen maar ik blijf me afvragen wat deze man in mijn huis doet. Nadat hij is vertrokken verontschuldigt Clark zich. Ik doe alsof het me niet veel uitmaakt, al die vreemdelingen in mijn huis. Na zeven maanden ben ik nog steeds bezorgd dat ik misschien niet cool genoeg ben. Evan ziet er elke keer als ik hem zie een beetje minder gezond uit. Hij draagt elke dag hetzelfde. Eerst verloor hij zijn telefoon, toen was hij zijn bril kwijt, toen was hij zijn schoenen verloren. Hij wordt heel emotioneel als hij langskomt en Clark er niet is. Ik begin mijn slaapkamerdeur weer te vergrendelen. De achtste maand
Het is twee uur in de nacht en ik hoor het getik van hondenpoten op de houten vloer van de overloop. Het is de hond van Gerald, een van de meer onvoorspelbare vrienden van Clark. Gerald was de laatste weken zeer gesteld geraakt op mijn huis. Zoals gebruikelijk had Clark hem ook nu niet verwacht. “Waar is J.J.?!” Ik lig in mijn boxershort in mijn bed, naast mijn half slapende vriendin. Ik ontgrendel mijn deur en glip uit mijn slaapkamer de woonkamer in. “Wat is er aan de hand, Gerald?” “Gast, de hel breekt los,” roept hij, zwaaiend met een keukenmes. Gerald is er nooit helemaal bij, maar vanavond is hij compleet losgeslagen. Er zijn een aantal manieren waarop je kunt reageren wanneer er een irrationele kerel in je huis met een wapen aan het zwaaien is. Je zou bijvoorbeeld “JEZUS CHRISTUS GA M’N HUIS UIT!” kunnen schreeuwen. Maar ik doe dat niet. Ik glimlach en zeg: “Ik ken dat gevoel.” Ik kende dat gevoel helemaal niet. Gerald draagt geen shirt en hij houdt het mes horizontaal vast, bij zijn borst. Hij begint naar me toe te lopen en ik doe een paar stappen terug. Gerald ziet het en grinnikt: “Wees niet bang man, ik ga je niet vermoorden.” Snel ga ik weer mijn kamer in en probeer ik mijn nauwelijks wakkere vriendin uit te leggen wat er zojuist in de woonkamer gebeurde. Ze rolt naar me toe en gaapt: “Waarom wil je hier blijven wonen?” Ik heb geen goed antwoord op die vraag en op dat moment begin ik te beseffen dat ik me niet veilig voel in mijn eigen huis. De negende maand
Clark heeft een aantal van zijn vrienden uitgenodigd voor het weekend. Een van deze jongens is Ryan, een wat oudere homoseksueel uit de geboorteplaats van Clark. Hij lijkt redelijk normaal, buiten het feit dat hij rondhangt met jonge drugsverslaafde jongens. Ik wil niet eens weten wat er gaat gebeuren in mijn huis dus ik besluit de stad in te gaan. Een paar uur later bel ik Clark of hij me op kan halen, en hij zit dan middenin een ruzie met Ryan. Hij vertelt me dat hij het huis van binnenuit heeft dichtgedaan en via het balkon naar buiten is geklommen. Hij zegt dat hij de situatie later zal uitleggen. Ik zit in de passagiersstoel, Clark is in tranen. Ryan blijkt een hiv-positieve drugsdealer en hij liep rond in het huis met een open wond, bloedend in onze gootsteen. Dit maakte Clark vanzelfsprekend een beetje angstig en hij vroeg Ryan het zelf te verbinden, of iets dergelijks. Ryan hield niet van dat soort retoriek en werd woest: “Je denkt dat ik een monster ben!” Hij heeft de keuken vernield, al ons zilverwerk gestolen en was vertrokken. Ik ben inmiddels gewend geraakt aan incidenten zoals deze, maar er gebeurde nu iets onverwachts. Bij de stoplichten, vlak voor ons huis, kijkt Clark me aan en zegt hij: “Ik vind het zo erg dat je deze shit moet meemaken, man.” Het is waarschijnlijk de eerste keer dat Clark echt eerlijk tegen me is sinds hij in mijn huis woont. Ik neem het hem niet echt kwalijk, een heroïneverslaving veroorzaakt een heleboel leugens. Het zit letterlijk in zijn bloed. Die nacht sliep ik in het huis van mijn vriendin, maar ik voelde me getroost door zijn verontschuldiging. Het einde
De laatste paar weken met Clark zijn eigenlijk heel goed. We lachen samen, praten tegen elkaar, eten samen en gaan weer samen uit. Hij is nog steeds erg verslaafd, maar het heeft minder invloed op hem dan vroeger, zo lijkt het. Maar opeens is hij verdwenen. Hij vertelde me dat hij naar huis ging voor het weekend en een paar dagen later vertelde hij dat hij niet meer van plan was om terug te komen. Iemand die van hem hield had iets gedaan wat ik eigenlijk maanden geleden al had moeten doen, lang voordat Ryan onze keuken vernielde of Gerald mij bedreigde met een mes. Clark ging in rehab. Een paar dagen later pakt Clarks vader alle spullen van zijn zoon in. Het is enorm lastig om in dezelfde ruimte te zijn met een persoon die de ernst van de situatie inziet. Ik heb het gevoel dat hij zich afvraagt waarom ik hem niets heb verteld. Ik vraag me dat ook af. Het is zo gemakkelijk om afstand te bewaren en jezelf te vertellen dat het niet jouw probleem is, dat mensen hun eigen keuzes moeten maken en hun eigen leven moeten leiden. Maar dan zie je een droevige ouder de kleren van zijn zoon inpakken en dat is het moment waarop ik—misschien voor de eerste keer—echt de tragiek van de ziekte van mijn huisgenoot begreep. Ik besefte dat ik zoveel meer had kunnen doen. De naam van de auteur en alle namen in het verhaal zijn veranderd.