horeca

Een ode aan de toevallige kroegmaat

Op 1 juni mogen de cafés weer open. De afgelopen maanden heb ik vooral de willekeurige gesprekken die je daar voert gemist.
polaroids
Dit ben ik met toevallige en minder toevallige kroegmaten. Foto via de Auteur

Als het goed is, gaan over twee weken de cafés weer open. Dat is goed nieuws voor iedereen die net als ik een belangrijk deel van zijn levensgeluk haalt uit het regelmatig bezoeken van de horeca. Er is de afgelopen maanden niets geweest wat ik meer heb gemist dan de kroeg – behalve misschien fysiek contact met mensen van het andere geslacht, maar om het gebrek daaraan toe te schrijven aan de pandemie zou een leugen zijn.

Advertentie

Natuurlijk is deze crisis vooral een beproeving voor mensen die in de zorg werken, en voor mensen die voor hun gezondheid afhankelijk van hen zijn. Voor de rest van ons is het vooral een proeve van geduld. Wachten op betere tijden. Maar dit is geen wedstrijd: ook klein leed is leed en ik denk dat je het spreekwoord “wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd” ook andersom kan uitleggen: ook de kleine dingen, waarvan je onder normale omstandigheden misschien helemaal niet besefte hoe belangrijk ze voor je waren, zijn het waard om gemist te worden.

Weer even terug naar die kroeg. Natuurlijk mis ik het genot van een versgetapt biertje, het bakje gemengde noten waarbij ik altijd om één soort heen moet eten omdat ik hazelnoten goor vind, en de barman van mijn favoriete café, die nog voor ik mijn jas heb opgehangen dat eerdergenoemde biertje voor me klaar heeft staan. Maar dit zijn allemaal bijzaken, ze vormen het decor voor de voorstelling die een cafébezoek is, waarin het draait om de andere cafébezoekers – de acteurs die dit spektakel zijn glans geven.

Het beste aan naar de kroeg gaan, besef ik nu ik er een paar maanden niet ben geweest, is dat je nooit van tevoren weet wie die andere spelers zijn, en wat jouw rol ten opzichte van hen is. Natuurlijk kan je met je vrienden afspreken, om zo de regie enigszins in eigen hand te houden, maar dan nog heb je geen controle over de rest van het bezoek.

Advertentie

Misschien zit aan de tafel naast je wel een groep toeristen, wiens gesprek je afluistert. Ze praten met de blik van een buitenstaander over je stad en bieden je zo inzichten die je als afgestompte stadsbewoner nooit zelf had ontwikkeld. En misschien raak je wel met ze in gesprek, als ze je vragen naar de kortste weg richting het Anne Frank Huis of de Kubuswoningen, en leer je zo iets waarvan je bij het opstaan ‘s ochtends nooit had durven vermoeden dat je het zou leren. Wist jij bijvoorbeeld dat in het museum van Milwaukee, waar die toeristen vandaan blijken te komen, de grootste Tyrannosaurus rex-schedel ter wereld wordt tentoongesteld?

Of neem die man met die bril en zijn luide stem aan het einde van de bar, die er altijd zit als jij er ook bent. Je knikt weleens naar hem als je binnenkomt, maar na acht bier besluit je een praatje te maken en vertelt hij dat hij in een grijs verleden nog eens de stem van Lingo is geweest, in de tijd van François Boulangé, die dus écht zo heet en niet Frans Bakker, zoals wel wordt beweerd.

Met een beetje geluk kom je in het café een oude klasgenoot tegen, die je uitnodigt aan haar tafel. Je hebt daar eigenlijk geen zin in, maar zegt toch ‘ja’ omdat je geen lul wilt zijn. Ze vertelt iets over haar studie, maar daar luister je al niet meer naar omdat ze met een vriendin is die later een passie voor Koreaans eten met je blijkt te delen. Tegen de tijd dat de barman de laatste ronde aankondigt ben je in je hoofd al met haar getrouwd, heb je in je fantasie twee kinderen van haar, en een bootje waarmee jullie in het weekend gaan varen – totdat haar veel te knappe vriend haar uit het café komt halen en mee naar huis neemt.

Het is precies die spontaniteit, het onverwachte, dat ik het allermeeste mis in deze tijd. Dat geldt trouwens niet alleen voor kroegbezoeken, maar eigenlijk voor alles wat we doen. Bij elke activiteit moeten we ons afvragen met wie we die gaan ondernemen, om er maar voor te zorgen dat er niet te veel mensen tegelijk bij elkaar zijn. Natuurlijk is dat nodig, maar het haalt de spanning er wel uit.

En als de kroegen straks dan weer open mogen, zal dat helaas niet veel anders zijn. We moeten van tevoren een tafel reserveren, bedenken met wie we die caféavond door gaan brengen, aan die tafel blijven zitten en vooral niet mengen, want dan krijgen we allemaal het virus en zitten we straks weer maanden thuis. Maar als ik van tevoren al weet met welke drie vrienden ik de hele avond aan een tafel ga zitten om bier te drinken en verhalen te vertellen, dan kan dat net zo goed thuis, waar een biertje niet 3 euro 50 kost en er nooit een rij staat voor de wc.

Ooit zal er een tijd komen dat we deze crisis weer vergeten zijn, dat de anderhalvemetermaatschappij iets uit het verleden is en we gewoon weer in een volle kroeg ons hart kunnen uitstorten tegen volslagen vreemden (want zo werkt de toevallige kroegmaat natuurlijk ook: zoals hij of zij jou dingen vertelt, kan je tegen mensen die je niet kent eindelijk je beste verhalen nog eens oplepelen waar je vrienden allang genoeg van hebben). Maar tot die tijd moeten we het anders oplossen. Ik zat te denken aan een app, die je koppelt aan mensen met min of meer dezelfde interesses, om samen de kroeg in te gaan en daar de slappe gesprekken te voeren die je normaal voert met toevallige passanten. Toen bedacht ik dat die app eigenlijk allang bestaat en Tinder heet. Dus mocht je me daar tegenkomen, doe me dan een lol en swipe eens naar rechts. Niet om mijn huidhonger te stillen, dat komt vanzelf wel weer goed (of niet), maar om het een avond op een zuipen te zetten in het café. Dan reserveer ik een tafel, als je belooft me iets te vertellen waarvan ik nog niet wist dat ik het wilde weten.