FYI.

This story is over 5 years old.

nieuws

De taliban schrijven liefdesgedichten op de muren van een Afghaanse gevangenis

Erg romantisch zijn ze niet.

Foto's door Roc Morin

Ik steeg samen met mijn militaire begeleider, Luitenant Cartagena, op uit Mazar-i-Sharif – een stad die negenhonderd jaar geleden in totale afzondering gebouwd is. Onze helikopter vloog over talloze dorpjes die over het dode landschap verspreid lagen, plekken waar schijnbaar per ongeluk leven is ontstaan.

We landden in de provincie Baghlan, op een basis waarvan ik de naam niet mag noemen. Ik sprong vanuit de helikopter op het asfalt en kneep mijn ogen dicht tegen de hitte. We waren hier om van dichtbij te zien hoe een gevangenis en militaire basis van de NAVO succesvol aan de Afghanen wordt overgedragen.

Advertentie

De Amerikaanse soldaten van de Blackfoot Troop kwamen naar buiten om ons te ontmoeten. Ze waren lang en sterk, en deden me denken aan de jongens die ik zie als ik met kerst naar huis ga – jongens die in plekken als Battle Creek, Michigan en Louisville, Kentucky wonen.­ Luitenant King, sergeant Morgan en hun verpleegkundige, Singer,  begroetten ons door te vragen naar onze bloedgroep – een praktische, maar vreemd genoeg ook erg intieme vraag. Ze begeleidden ons met veel haast uit het zicht van de bergen, door een wirwar van dikke muren en met grind gevulde barrières, waar de uitkijkpost uit bestaat.

In de barak werden we gebrieft. Iemand had met zwarte stift een grijnzend skelet op de muur getekend. Ernaast hing de kaart van de regio. King wees met zijn vinger een klein puntje aan de onderkant van de kaart aan. “Hier zitten wij,” zei hij. “En dit,” vervolgde hij, terwijl hij met zijn hand over een gebied van duizend vierkante kilometers veegde, “is waar we opereren.” Hij wees naar een ander punt op de kaart, ongeveer vijf kilometer verderop, en zei: “Om je een idee te geven hoe lastig dat is: we doen er 45 minuten over om daarheen te komen.”

In het noorden van de regio ligt de Kandahari-gordel, een bergachtige regio die nog steeds door de taliban bezet is. “Ze hebben zoveel vrijheid om daar rond te lopen,” legde King uit, “omdat we er amper kunnen komen, tenzij we met de helikopter gaan. Ze zijn veel beter in bergbeklimmen dan wij. Ik bedoel, ze doen het al jaren, ze zijn hier opgegroeid.”

Advertentie

“Heb je ze geprobeerd te verjagen?” vroeg ik.

“Als zij ons niks doen, dan doen wij hun ook niks.”

“Denken zij ook zo?”

“Dat weten we niet,” zei King zuchtend, terwijl er gelach uit de rest van de kamer kwam. “We doen gewoon wat we moeten doen. Er heengaan en weer levend terugkeren. Tot nu toe is dat goed gedaan. Even afkloppen.”

Morgan sloeg met zijn knokkels op tafel.

“Dus,” vervolgde ik, “waar loopt de grens tussen jullie gebied, en dat van de taliban?”

King schudde zijn hoofd, “Dat weten we niet.”

“Kleed je maar even om,” klonk het bevel, “de Afghanen zijn klaar om ons te ontvangen.“ We trokken onze kogelvrijevesten aan en zetten onze helmen op. De mannen sjouwden met M-16s. Na een tijdje voelde het dertien kilo zware vest als een deel van mijn lichaam.

We baanden een weg door de rest van het kamp, op weg naar het hek. Deze regio stond op het punt om verlaten te worden dankzij de geplande terugtrekking van de NAVO. De helft van de gebouwen stond al leeg en was bedekt onder het rode stof dat overal tussen komt. Ik kreeg een sigaret van King, zodat ik in ieder geval iets anders dan stof zou proeven.

De mannen van de Blackfoot Troop zullen in 2014 waarschijnlijk de laatsten zijn die hun voetafdrukken in het kamp achterlaten. Ze zullen alles inpakken wat het leger nog wil hebben, en de rest overdragen aan de Afghanen die ze getraind hebben. We gingen naar een gevangenis waar dat al gebeurd was, maar moesten eerst nog een uitgestrekte zandvlakte oversteken.

Advertentie

Toen we het hek passeerden, verspreidden de soldaten zich. Als een kudde bewogen we ons door de verlammende hitte.

De Afghanen verwelkomden ons bij het gevangenishek. De poortwachters droegen grijze legeruniformen. Iedereen schudde elkaars hand terwijl ze hun hart aanraakten, om oprechtheid uit te drukken. Het leek alsof ik de enige was die merkte dat er een stil figuur door ons midden glipte en de woestijn in verdween. Het figuur was in een blauwe, vormloze stof gehuld, en had geen gezicht – alleen de wind, die hier en daar aan de boerkatrok, toverde wat vrouwelijke lichaamsdelen tevoorschijn. Ze zal wel op bezoek bij haar man geweest zijn, zei iemand.

We werden naar het administratieve gebouw geleid, waar we wachtten op de gevangenisdirecteur, kolonel Yaya. De Amerikanen ploften neer op banken tussen stapels met vesten en geweren, met hun eigen wapens altijd binnen bereik. De soldaten zitten in een lastige positie. Aan de ene kant willen ze hun Afghaanse gastheren niet beledigen, en kunnen ze dus niet zwaarbewapend rondlopen. Maar aan de andere kant zijn ze zonder wapens zeer kwetsbaar voor insider-aanvallen, die laatste jaren steeds vaker voorkomen. Zo schoot een Afghaans sergeant in een buurprovincie diezelfde week nog drie van zijn trainers neer. Elke eenheid moest dus compromissen vinden. Voor de Blackfoot Troop betekende dat er een soldaat in de gang bleef staan, met zijn vinger net boven de trekker van zijn M-16.

Advertentie

“De taliban zijn erg slim,” voegde King toe. “Ze hebben extreem veel geduld. Ze wachten jarenlang voordat ze iets doen. Een van de hoge talibanleiders kan zelfs bijvoorbeeld hier binnen de gevangenis werken. Als hij niet wordt opgeroepen, doet hij niets. Maar als hij dat ene telefoontje krijgt, dan weet hij precies wat hij moet doen.”

Op dat moment kwam kolonel Yaya binnen, spelend met de gebedskralen die zijn hand nooit verlieten. Zijn gezicht was gehavend als het landschap. Aan de muur van zijn kantoor hingen foto’s van president Hamid Karzai en de martelaar/krijgsheer Ahmad Shah Massoud. Die twee mannen worden zo vereerd in het noorden dat veel mensen een foto van ze onder hun voorruit hebben, en dat in plaats van een nummerbord gebruiken. Zo laten bestuurders zien dat ze de juiste opvattingen hebben.

Terwijl ik op de leren bank van de kolonel ging zitten, leunde Morgan naar me toe. “Een paar dingen,” fluisterde hij, “kruis je benen niet, laat je voetzolen niet zien, vraag niet hoe het met zijn vrouw is, en zorg ervoor dat je de thee opdrinkt.” Yaya begon, via de vertaler, op traditionele wijze. Hij bedankte ons door te zeggen dat we hem vereerden met onze aanwezigheid. Ik reageerde op dezelfde manier. De zaken gaan langzaam, en na veel beleefdheden vroeg ik hem over zijn werk in het complex.

De kolonel werd een jaar geleden naar de gevangenis gebracht, omdat er onder zijn voorganger een gevangenisuitbraak plaatsvond. Sindsdien is hij verantwoordelijk voor 650 gevangenen, verdeeld over drie gevangenissen. Ongeveer vijfhonderd van hen zijn “normale” criminelen: moordenaars, verkrachters en dieven. Er zitten negentien vrouwen in een apart gedeelte van de gevangenis. De rest – ongeveer honderd man – bestaat uit opstandelingen, waarvan de meeste volgens de cipier “mislukte zelfmoordterroristen en bermbommenplaatsers” zijn.

Advertentie

Door die honderd man staat de telefoon van de kolonel roodgloeiend – diepe stemmen kondigen aan dat hij en zijn familie binnenkort dood zullen zijn. Yaya vertelde over zijn terugkerende dromen, waarin de gevangenen ontsnappen en achter hem aan komen. Hij schrikt daar wakker van en belt dan meteen de gevangenis op om de gevangenen te laten tellen. “Dit ene jaar als gevangenisdirecteur voelt als dertig jaar,” zei hij, met een flauwe glimlach.

Tijdens onze tour van de gevangenis werd de Blackfoot Troop gevraagd om hun wapens in te leveren. Ze legden hun wapens op een gammel tafeltje neer. De kolonel begeleidde ons naar de lege school van de gevangenis, waar op elke tafel nieuwe boeken lagen. Daarna gingen we naar de bescheiden productieafdeling, waar een aantal gevangenen T-shirts aan het naaien en weven was. Vervolgens werden we naar cellenblok 4 geleid. Dat blok was op een zinkgat gebouwd, waardoor het gebouw op het punt stond om in te storten. Taliban hadden dingen op de muren geschreven die mijn vertaler “liefdesgedichten” noemde. Ik wees er naar een en vroeg wat het betekende. Hij schudde zijn hoofd, waarschijnlijk omdat hij te trots was om toe te geven dat zijn Engels niet goed genoeg was om het te vertalen.

We werden de opstandelingensectie ingeleid. Het was een open tuin met een hek eromheen. De gevangenen zaten in een hoekje, zo ver mogelijk van ons af, in het steeds kleiner wordende stukje schaduw van de barakken. Ze keken alleen elkaar aan. Uiteindelijk kwam er voorzichtig een gevangene naar voren, en toen volgden er meer. De moedigste man was stevig, had een baard en droeg eenpaksul. Hij raakte het hek aan. Zijn diepblauwe ogen hypnotiseerden me. De gevangene raakte met zijn hand een Afghaanse bewaker aan en ze wisselden wat woorden. Kort daarna lagen ze allebei al dubbel van het lachen.

Advertentie

Yaya stak zijn hand op. Hij keek naar de gevangenen en sprak ze ferm toe. De gevangen keken alleen nog maar naar hun voeten. Toen hij klaar was, draaide hij zich om. Hij liep weg door de gang van hekken, gevolgd door zijn rondhuppelende bewakers.

“Wat zei hij?” vroeg ik aan de vertaler.

“Hij zei, ‘Vermoord niemand. In de Koran staat dat je vrede moet stichten. Als je iemand doodt ga je volgens ons geloof naar de duivel.’”

Ik vroeg de vertaler of hij aan de gevangenen kon vragen wat ze vonden van de woorden van kolonel Yaya.

Alleen hun ogen bewogen. Ze knipperden door het stof.

Omdat ik zeker wist dat ze niks gingen zeggen, draaide ik me om. En toen voelde ik een scherpe steek in mijn nek. “Fuck,” schreeuwde Singer, terwijl hij zijn arm beetpakte. Ik draaide me om en zag de gevangen gebukt zitten, terwijl ze de grond afspeurden voor meer stenen.

Dagen later, toen ik op een bazaar in Kabul stond, bestudeerde een man de foto die ik hem had gegeven. Hij bewoog zijn handen over de gekreukte foto van de het liefdesgedicht van de taliban op de gevangenismuur, terwijl hij Pashto-verzen zong.

Hij stopte met zingen, en vertelde me wat er stond:

Jij, die over me oordeelt

Ik hoop dat je levend verbrandt en tot stof verandert

Ik hoop de je wordt vernietigd en uit dit universum verdwijnt

Je dagen en nachten gevuld met verdriet en pijn

Scheur mijn borst open en kijk naar binnen

Alleen dan kun je het begrijpen

Rocs nieuwe boek, And, is vorig jaar uitgebracht. Voor meer informatie kun je op zijn website kijken.