FYI.

This story is over 5 years old.

Woorden van Meningsuiting

Je leven wordt beter als je je telefoon weggooit

We zijn voor alles afhankelijk van telefoons geworden, tot het punt waarop we vaak de weg niet meer weten in onze eigen buurt.

Foto via flickrgebruiker Carrrrrlos

Het voelt als een cliché om het nog te vragen, maar is er sinds de televisie een apparaat geweest dat ons leven sneller en heftiger heeft veranderd dan de iPhone? Op papier leken de "drie revoluties in één" van Steve Jobs slechts een verfijning van een paar andere producten die er al waren: een upgrade van de BlackBerry, een minilaptop, de geile Appleversie van een Nokia met WAP. Maar in de praktijk is de iPhone de belangrijkste gadget van onze tijd geworden, eentje die zoveel harder en sneller onze levens in knalde dan het internet, dat er tien jaar over deed voordat het meer was dan een paar korrelige pornovideo's en de IMDB op een beige kist die in een hoek van de huiskamer stond.

Advertentie

De iPhone heeft niet alleen de manier waarop we communiceren veranderd, zoals Jobs zei dat zijn missie was bij de lancering in 2007, maar ook ons gedrag, onze manier van denken, en onze blik op de wereld. In slechts een paar jaar is de iPhone onze toegangspoort naar de buitenwereld geworden. Of het nou werk, plezier, seks of cultuur is – overal komt wel een smartphone bij om de hoek kijken. Om in de wereld van 2016 te leven, moet je er eentje hebben. Mensen met een BlackBerry zijn de nieuwe mensen met Internet Explorer of minidiscs of zo'n rare ligfiets geworden. De iPhone is de Ford Model T van nu, de standaard en de constante. De enige.

Maar ik heb er geen. En dat is een beslissing waar ik zo ongeveer elke dag van mijn leven blij mee ben. Het begon twee jaar geleden met een onfortuinlijke ontmoeting: zij waren met z'n tweeën, ik in mijn eentje, er was geen heldhaftige voorbijganger te zien, en ik had een makkelijk door te verkopen ding in mijn hand dat zo'n vierhonderd euro waard is, dat ze met weinig moeite uit mijn verkrampte knuisten gristen. Ik was m'n telefoon dus kwijt, en sindsdien ben ik er vrij zeker van ik geen nieuwe meer wil.

Mijn telefoonloze leven begon niet met een ideologie, maar eerder met luiheid en een diepgewortelde angst voor bureaucratie: aangifte doen bij de politie, eindeloos bellen met de provider, naar een winkel gaan om opnieuw een telefoon uit te zoeken, en weer voor een duizelingwekkend scala aan opties en upgrades staan. Dus stelde ik het uit, en de volgende dag werd de volgende week, en de volgende week werd nooit.

Advertentie

"Ik ben geen technofoob, tijdreiziger uit de middeleeuwen, of iemand die zichzelf 'retro' noemt."

In het begin was het lastig en vervelend. Er waren een paar momenten dat mensen niet kwamen opdagen, ik per ongeluk buitengesloten werd, en soms gewoon werd vergeten. Maar al snel begon ik een verschuiving te merken in de manier waarop ik naar de wereld keek. Ik werd niet meer wakker met de problemen van anderen die aan mijn gemoedstoestand knaagden. Ik kon eindelijk de dag van de nacht scheiden, leven van werken, belangrijk van triviaal. Er waren geen "hé jongens, we moeten voor morgenochtend echt die presentatie af hebben" of "wie kan er nu een stuk schrijven over die demonstratie?" mailtjes meer, geen berichtjes meer dat iets binnen een uur gedaan moest zijn. Mensen begonnen meer moeite te doen om mij tegemoet te komen, en in ruil daarvoor begon ik volgens de klok te leven, in plaats van mijn eigen tijd. Als ik in de bus zat keek ik uit het raam. Ik las meer en zag meer en dacht minder na over mezelf.

Het voelde alsof ik een manier had gevonden om het systeem te omzeilen, een maas in de wet van het hyperkapitalisme. Doordat ik weigerde om een mobiele telefoon te nemen, doordat ik niet op elk moment beschikbaar en bereikbaar was voor iedereen, werd ik vrijgesteld van iedereens onzin. Soms zie ik mensen op onchristelijke tijden hun werkmail beantwoorden, en dan heb ik het gevoel dat ik getuige ben van een vreemde traditie die ik nooit zal begrijpen. Alsof ik een antropoloog ben die een obscuur religieus festival in een klein dorpje observeert. Het voelt gewoon niet meer als iets dat met mij te maken heeft.

Advertentie

Maar laat me dit vooropstellen: ik ben geen technofoob, tijdreiziger uit de middeleeuwen, of iemand die zichzelf "retro" noemt. Mijn werk en de manier waarop ik de wereld zie zijn volledig geworteld in het internet. Net als de meeste van mijn generatiegenoten, hou ik van techno, Twitter, Worldstar-vechtfilmpjes en illegale voetbalstreams. Ik geloof in de kracht van technologie.

Ik vond het een lange tijd moeilijk om deze tegenstrijdigheid te goed te praten. Hoe kun je het grootste deel van je tijd doorbrengen op een laptop, volledig ondergedompeld in internetkapitalisme, maar er wel een punt van maken dat je geen iPhone hebt? Het lijkt absurd, hypocriet en behoorlijk pretentieus. Toch wist ik instinctief dat ik geen iPhone meer wilde hebben, en dat mijn leven enorm is verbeterd sinds ik er geen meer heb.

Toen zag ik een interview met Aphex Twin op de website Noyzelab. Er zat een stukje in waarin de interviewer onthulde dat – ondanks de enorme technologiecollectie van Richard D James en zijn fascinatie voor en kennis over synthesizers, computers en allerlei hard- en software – hij geen telefoon heeft. "Ze maken het leven van mensen gewoon niet beter," zei hij.

"Ondanks zijn voorliefde voor wiet, goedkope tennisschoenen en Bob Dylan, was Steve Jobs een aartskapitalist"

Dat raakte een snaar bij me. Ik ging op zoek naar meer beroemde mensen die geen telefoon hebben. Kanye beweerde dat hij er drie jaar lang geen had (ook al doet Google Afbeeldingen anders vermoeden), Werner Herzog gebruikt er niet echt een, en schrijver Mark Fisher beschreef ze als "geïndividualiseerde commandocentra". En ik kwam ook een hele stapel aan verontrustende onderzoeken en statistieken tegen, waarin de impact die telefoons op ons kunnen hebben wordt geduid. Uit een recent onderzoek blijkt verdomme dat 58 procent van de Britten zich ongelukkig voelt of gestrest raakt als ze gescheiden zijn van hun telefoons.

Advertentie

Mobiele telefoons hebben een fundamenteel effect op ons concentratievermogen gehad. Kijk om je heen als er een trein vertraagd is, of als je in de bus zit, of zelfs als je in een kroeg zit, en je zult zien dat mensen ongelofelijk geobsedeerd zijn door hun telefoons. Ze turen naar de schermen voor antwoorden, maar krijgen geen echt inzicht. Sommigen denken zelfs dat het oké is om hele gesprekken te voeren terwijl ze op hun telefoon kijken. We zijn voor alles afhankelijk van telefoons geworden, tot het punt waarop we vaak de weg niet meer weten in onze eigen buurt, we niet meer weten hoe je met mensen moet praten, en we niet meer kunnen functioneren zonder onze iPhone.

Het oude spookbeeld van de mens als slaaf van computers is nooit werkelijkheid geworden. Niemand is echt verliefd op z'n laptop. Dat zijn gewoon de dingen waarmee we ons werk doen, de dingen waarop we semigrappige Amerikaanse series kijken. Maar iPhones zijn anders. Ze zijn de instrumenten van het systeem, de vingers aan de lange arm van het kapitalisme, die in ons leven reiken en ons op de schouder tikken om ons eraan te herinneren dat er altijd meer werk te doen is.

Ondanks zijn voorliefde voor wiet, goedkope tennisschoenen en Bob Dylan, was Steve Jobs een aartskapitalist, die wist dat een speeltje nooit de wereld op zijn grondvesten zou doen schudden. Om als uitvinding echt onze cultuur te domineren – zoals de verbrandingsmotor, het vliegtuig of de televisie – moet het ook een onderdeel van ons werkende leven worden, van de industrie. Anders is het gewoon een Tamagotchi met Facebook.

De iPhone is een machine die geld genereert, een volledig vrije markt. Je kan er geld op uitgeven, en je kan er geld mee verdienen. Zelfs de leuke dingetjes op een iPhone kunnen geld opleveren. Het zijn apps die je kunt kopen, het zijn dingen die je kunt verkopen, je kunt ermee adverteren en je kan erin investeren. Het is niet Snake of een versie van Tetris. De appmarkt is een volwaardige industrie, en net zoals wij volledig afhankelijk van het rechthoekige ding van Jobs.

Begrijp me niet verkeerd. Er zijn een heleboel spannende dingen die je met een iPhone kan doen, zoals een film als Tangerine maken. En op een bepaalde manier bewonder ik het utilitaire, toegankelijke ideaal van de iPhone. Maar ik vraag me af wat er zal gebeuren als we ooit in de duisternis worden gestort zonder telefoons. Ik maak me nu al zorgen over hoe we onszelf zien, en ik vraag me af of die jongen die verslaafd is aan selfies maken slechts het begin is. Ik maak me zorgen over een samenleving waarin mensen niet gemotiveerd zijn om iets te kijken dat langer duurt dan een Vine, en ik maak me zorgen over de gevolgen voor onze geestelijke gezondheid, als mensen te vast zitten in hun eigen geest.

Het stemt me ook treurig dat van alle wonderen van de wetenschap, alle ongelooflijke dingen die technologie heeft gedaan voor de wereld, alle dromen die voor mijn tijd werden gerealiseerd, en de toekomstvisioenen waarvan ik dacht dat ze in mijn tijd mogelijk zouden bestaan, het grootste deel van de technologische industrie er tegenwoordig aan is gewijd om je e-mails makkelijker weg te werken. Het echte hoverboard – die uit Back to the Future – lijkt elke dag verder weg, maar het idee dat je baas een iPhone gebruikt om erachter te komen waar je bent geweest en waarom je dat verslag te laat hebt ingeleverd, lijkt veel dichterbij.

Deels omdat het me in staat stelt om uit het turbokapitalisme te stappen waar ik niet mee kan omgaan; deels omdat ik me beter voel; en deels omdat het me gewoon niet echt prikkelt, ben ik blij dat ik nog steeds geen iPhone heb. Binnenkort annuleer ik misschien zelfs wel het dure abonnement waar ik nog steeds voor betaal.