FYI.

This story is over 5 years old.

Fotografie

Foto's van de futuristische motortaxirijders van Nairobi

In de Keniaanse chaos moet je opvallen om klanten aan te trekken.

In de kakofonie van een metropool als Nairobi is het als taxichauffeur maar moeilijk navigeren. Overal wordt hevig getoeterd, de onderlinge concurrentie is moordend en er is een constante stroom van klanten die gehaast hun bestemming willen bereiken. Hoe zorg je er in die chaos voor dat je klanten aantrekt? Door van je voertuig een kunstwerk op wielen te maken en hem te decoreren volgens een bepaald thema. De kleurrijke verschijningen die daaruit voortvloeiden trokken de aandacht van fotograaf Jan Hoek en de Oegandees-Keniaanse, avant-gardistische modeontwerper Bobbin Case. Zij merkten op dat de mannen in dit creatieproces een belangrijk aspect vergeten waren: hun eigen look. De twee kozen daarom zeven opvallende motorrijders uit en ontwierpen in volledige samenspraak matchende outfits. Dit resulteerde in een aantal waanzinnige looks, die de motortaxirijders omtoverden tot ware actiehelden. Jan Hoek legden de mannen vervolgens vast tegen het Keniaanse landschap.

Advertentie

De serie ‘Boda Boda Madness’, de bijnaam van de motorrijders, ligt daarmee in lijn met de inmiddels kenmerkende werkwijze van Jan, waarin hij zijn modellen mede laat bepalen hoe ze gefotografeerd willen worden. We spraken Jan in aanloop naar de expositie over zijn fascinatie voor Afrikaanse subculturen, het aangaan van samenwerkingen met lokale kunstenaars en zijn geflirt met mode.

i-D: Je bent de afgelopen paar jaren voor projecten in Ethiopië, Tanzania, Zuid-Afrika, Nigeria, Kenia en Ghana geweest. Wat trekt je toch zo aan in Sub-Sahara Afrika?
Jan Hoek: Het is iets wat gegroeid is. Voordat ik fotograaf werd kwam ik al vaak in Afrikaanse landen. Ik schreef toen nog – zo maakte ik onder andere Reizen met Rappers in Sierra Leone, en deed ik de productie voor het boek Seks in Afrika met Renske de Greef, waar we veel voor reisden. Gaandeweg werd de ingewikkelde machtsverhouding die speelt tussen jou als westerling en de mensen daar iets wat ik interessant begon te vinden. En zo begonnen die landen steeds meer als bekend terrein aan te voelen – hoewel ze natuurlijk ook veel van elkaar verschillen. Daarnaast vind ik het in mijn werk leuk als het ‘ingewikkeld’ of ‘ongemakkelijk’ wordt. Als het over kunst maken in Afrika gaat, ligt het accent van de discussie altijd op het feit dat je als westerse maker niet ‘conflictvrij’ bent. Daardoor haken veel mensen af, maar trekt het mij juist aan.

Advertentie

Lion

Jouw werk is al een aantal keer als controversieel of exploitatief aangehaald, omdat je gemarginaliseerde en daardoor kwetsbare subjecten zou fotograferen. Toch meende ik de ontwikkeling te bespeuren dat je steeds vaker een intensievere samenwerking aangaat – van de Sweet Crazies, tot de Sistaaz, tot Boda Boda Madness. Is dat een gevolg van die kritiek geweest?
Ik denk dat ik inderdaad steeds verder aan het uitdiepen ben wat het ideale model is om als westerse fotograaf in Afrika te kunnen werken. In het begin vond ik mijn Sweet Crazies-aanpak een prima methode – een werk waar ik overigens nog steeds achter sta – maar merk ik wel dat ik inderdaad steeds vaker echt de samenwerking aan ga, omdat dat de toekomst is voor werken in zulke contexten. Dat je niet alleen iets komt halen of denkt dat jij als westerse maker ‘de ontdekker’ bent van de subjecten die je fotografeert, terwijl lokale makers er vaak ook al mee bezig zijn. Het voordeel van die aanpak is onder andere dat successen gedeeld kunnen worden.

Nu zou Bobbin naar Nederland komen om de expositie bij te wonen, maar heeft hij geen visum gekregen. Die gelijkheid stokt daar wel direct. Dat is natuurlijk ook lastig. Ik kan wel proberen een volledig gelijkwaardige samenwerking aan te gaan, maar de onderliggende systemen zijn nog steeds scheef. Het helpt daar niet bij dat lokale kunstenaars vaak pas met westers geld hun projecten kunnen realiseren – of het nu via de Alliance Française is, of zoiets als het Goethe Instituut. Tel daarbij op dat ze voor een visum hun zaakjes heel erg op orde moet hebben en dat iemand als Bobbin, die een chaoot is – net als ik – en misschien zo nu en dan een beetje op de pof leeft, direct als niet kredietwaardig wordt gezien.

Advertentie

Toch blijft die interesse naar lokale kunstenaars uit die regio’s groeien. Hoe heb je de creatieve scenes in die landen zelf ervaren?
Die verschillen enorm per land. In Johannesburg, Zuid-Afrika, is het veel meer streetwise, rauw, activistisch, en politiek geëngageerd – een beetje hoe ik me de jaren tachtig voorstel, maar dan modern. In Nigeria is er dan weer één creatieve bubbel, waar de meest krankzinnige dingen gebeuren en die vooral heel glamourous is. Zo worden er voor kunstopeningen clubdansers ingehuurd en cocktailbars uit de grond gestampt. In Nairobi vindt de scene weer wat meer achter gesloten deuren plaats, je moet er meer naar zoeken. Maar als je het eenmaal hebt gevonden, merk je dat er veel interessante dingen gebeuren. Bobbin maakt bijvoorbeeld heel avantgardistische kleding – die ze dan graag in shows zien, maar waar niet echt een afzetmarkt voor is.

Hoe ben je met hem in aanraking gekomen?
Ik heb hem ontmoet via de Keniaanse Sunny Dolat, een creative director die momenteel een boek over Afrikaanse mode aan het samenstellen is – maar dan zonder die focus op Vlisco en batikstoffen, iets wat altijd terugkeert in westerse publicaties. Bobbin was een perfecte match voor het project omdat hij theatrale, experimentele ontwerpen maakte en graag zijn werkveld wilde uitbreiden. Bovendien deelden we een voorliefde voor die motorrijders.

Machette

Ik ben het eens nagegaan, en jij bent in je werk eigenlijk al best vaak samenwerkingen aangegaan met modeontwerpers, zoals met Duran Lantink bijvoorbeeld, en Bonne Suits. Mogen we inmiddels voorzichtig zeggen dat je als kunstenaar graag met mode flirt? Mensen vragen zich ook altijd af bij mijn fotografie of het nu kunst is of dat het ook als documentair kan worden gezien. Maar wat mij betreft lopen die disciplines allemaal een beetje in elkaar over. Wat ik wel leuk vind aan mode is dat het vaak samenhangt met subculturen. De mannen uit deze serie rijden echt in die pakken rond. En als je zoiets dan gaat fotograferen, dan kun je zulk soort karakters ook echt verder uitbouwen, en hun persoonlijkheid versterken.

Advertentie

Vertel eens hoe dat ontwerpproces verliep.
Ik en Bobbin hadden samen een studio gehuurd bij een soort broedplaats voor kunstenaars in Nairobi. Daar hebben we toen eerst die zeven motorrijders uitgenodigd om samen te overleggen wat voor outfit ze het liefst wilde hebben. Al die motorrijders hebben namelijk een bijnaam en een soort alter ego, waarmee ze als motortaxi’s zich proberen te onderscheiden en zo meer klanten proberen te trekken. En zo stelden we geleidelijk die outfits samen, in samenwerking met een heel team van mensen die allemaal afzonderlijke onderdelen aanleverden, zoals die helmen bijvoorbeeld.

Je hebt elke motorrijder in een andere setting gefotografeerd, waarbij de achtergrond een belangrijke rol lijkt te spelen. Hoe zit dat precies? Het zijn de plekken waar de motorrijders zelf rijden. De Boda Boda-rijders die ik heb gefotografeerd zijn namelijk onder te verdelen in twee gangs: de een komt uit Kibera, de grootste sloppenwijk van Nairobi, en de ander komt uit Ngong Hill, het Amstelveen van Nairobi. De drie eng uitziende motorrijders komen uit Kibera, en de andere vier, de meer rasta-georiënteerde, komen uit dat voorstadje. We schoten de motorrijders respectievelijk waar ze dus werkten. En dat was wel spannend, want dan moet de lokale Kibera-baas met je mee met drie zware jongens, want die kent dan iedereen. En in Ngong Hill moesten we drie politieagenten omkopen, omdat we anders constant lastig gevallen zouden worden door andere politieagenten die ons boetes wilden aftroggelen of beroofd zouden worden – Nairobi staat niet voor niets te boeken als ‘Nairobbery’.

Het gebruik van Kibera als achtergrond en de compositie in zijn geheel deden me erg denken aan Pieter Hugo’s Permanent Error en Hyena Men-series. Zie jij die vergelijking zelf? Ik denk dat dat vooral komt door de klassieke compositie – onderwerp in het midden, landschap erachter. Dat heeft Pieter Hugo ook niet uitgevonden. Maar ik ben wel altijd erg fan geweest van zijn werk, en we delen natuurlijk een interesse in dezelfde soort onderwerpen. Maar ik denk dat je naast hem ook een beetje van Diane Arbus kunt terugzien, en van Boris Mikhailov, en Nan Goldin – die vier. Maar dat neemt niet weg dat ik Pieter Hugo natuurlijk erg goed blijf vinden.

Bekijk meer werk van Jan Hoek hier .

Dit artikel verscheen eerder op i-D NL