FYI.

This story is over 5 years old.

Eten

De Lakenvelder moet gered worden door vleeseters

Er zijn door de geschiedenis heen al veel diersoorten geweest die wij gewoon niet lekker (meer) vonden of niet meer nodig hadden, en die daardoor zijn uitgestorven. Er is gelukkig nog hoop voor de oer-Hollandse Lakenvelder.
Foto via Flickr-gebruiker Jos https://www.flickr.com/people/20299709@N00/

"Ik eet vlees omdat ik die beesten een leven gun," zei Theo Maassen recalcitrant in zijn show Zonder Pardon uit 2009. "Het is heel simpel: of die beesten leven een tijdje en dan eten wij ze op, of ze worden helemaal nooit geboren." Wat nou als we die gedachte verder doortrekken: wat zou er met het dierenrijk gebeuren als iedereen vegetariër of veganist zou worden?

Zouden alle koeien, varkens en kippen dan uitsterven omdat we ze toch niet meer nodig hebben? Als consument bepalen we zelf wat we willen eten, dus ook welke dieren en dierlijke producten we kopen en welke soorten daarvoor gefokt moeten worden. Er zijn door de geschiedenis heen al veel diersoorten geweest die wij gewoon niet lekker (meer) vonden of niet meer nodig hadden, en die daardoor zijn uitgestorven.

Advertentie

The Livestock Conservancy is een Amerikaanse organisatie die al sinds de jaren zeventig het uitsterven van minder populaire diersoorten tegengaat, "for the sake of future generations". Biodiversiteit is iets om zuinig op te zijn, vinden zij. Daarom stelden ze een prioriteitenlijst samen die bestaat uit bijna tweehonderd vogels en zoogdieren die met uitsterven worden bedreigd.

Een van de soorten op die lijst is de oer-Hollandse Lakenvelder. Die heb je vast weleens gezien: hij ziet eruit alsof hij is weggelopen uit een kindertekening. Zijn zwarte (of bruine) voor- en achterkant worden onderbroken door een extreem recht en wit vierkant op zijn buik. The Livestock Conservancy hanteert vijf categorieën: 'kritiek, bedreigd, om in de gaten te houden, herstellende en potentiële kandidaten', en onze ouwe Lakenvelder staat in de kritieke categorie. Eeuwenlang is deze soort in ons land doorgefokt, waarschijnlijk al vanaf de twaalfde eeuw. In de jaren zeventig was het echter bijna gedaan met dit rund, toen waren er nog maar 300 over. Inteelt was noodzakelijk om de Lakenvelder niet voorgoed vaarwel te hoeven zeggen, maar in 2007 stond het aantal op 1000, ook nog niet echt een veilige marge.

Gelukkig zijn er een hoop Nederlanders dol op de koeien met het witte vierkant – sinds 2012 wordt op een hoop veehouderijen de eerste zaterdag in september officieel gevierd als Dag van de Lakenvelder, en de Vereniging Lakenvelder Runderen en Stichting Lakenvelder Vlees zetten zich in voor het behoud van de soort. Zij hebben het aantal Lakenvelders inmiddels weer omhoog weten te krikken naar 3000. Hun motto: als je dit runderras in stand wil houden, moet je het ook eten.

Het ras staat met name bekend om de goeie melk, maar ook het vlees valt in de prijzen: in 2013 werd het vlees van de Lakenvelder door culinaire journalisten en vakslagers uitgeroepen tot lekkerste rundvlees. In Artis kun je deze zomer trouwens Boer'n Lakenvelder Roomijs kopen in de smaken aardbei, vanille, banaan, chocolade en yoghurt.

Het aanprijzen van een dier als lekker maal is dus een manier die kan helpen om de soort in leven te houden; het grapje van Theo Maassens was dus best serieus. Vegetarisme staat hier echter recht tegenover, terwijl het een hoop mensen juist te doen is om die dieren een goed leven, en dus überhaupt een leven te bieden. Is het niet willen eten van vlees uiteindelijk slecht nieuws voor het dierenrijk?

Hoe een wereld met alleen maar vegetariërs er precies uit zou zien weten we natuurlijk niet, maar vrij zeker is dat we dan vaarwel kunnen zeggen tegen varkens – die dienen namelijk echt alleen als slachtvee. Van koeien, schapen, geiten en kippen gebruiken we natuurlijk meer dan alleen het vlees, maar ook die zullen zeker in aantallen afnemen. Een dier is dus niet altijd gered door hem niet op te eten – alleen is het bevechten van een betere levensstandaard voor dieren vaak wél een goed idee. Want één ding is zeker: bio-industrie, dat is geen leven.