FYI.

This story is over 5 years old.

Motherboard

Een kleine geschiedenis van de immense stank van Amsterdam

Iedereen loopt altijd maar te zeuren over de hoofdstad, maar vroeger was het er pas echt geen pretje.

Het allergoorst vond ik Amsterdam zo'n vijftien jaar geleden, toen Pakhuis Afrika nog geen kantoorpand achter de Piet Heinkade was maar een gekraakt rijksmonument met af en toe een technofeest. Ik wilde er van het toilet gebruik maken, een genderneutraal toilet was dat toen al, met houten klapdeurtjes maar zonder slot, en in de pot tekende zich een layercake af van afwisselend stevige hompen stront en proppen toiletpapier en glibberige lagen poep en vellen toiletpapier en dan weer vaste delen poep afgeblust met vlokken piesdoordrenkt toiletpapier en tot slot toch nog weer een klein sliertje poep – of was het kots? Ik weet het niet meer! In ieder geval zo'n constellatie, tot in het oneindige binnen de grenzen van een porseleinen pot. Of nee, ook erbuiten. Mijn goorste Amsterdam was toen, daar. Maar inmiddels weet ik dat hoe goor de stad nu soms ook zijn kan, dat in geen enkele verhouding staat met vroeger. Want in een tijd ver voor de technofeesten was Amsterdam zó vies, dat de rijken ieder jaar hun hele huis leeghaalden om het tijdens de stinkzomers elders te zoeken. Dichter Menno Wigman schreef het al: "'s Zomers stinken alle steden ", en Amsterdam misschien wel het hardst. Hoe die gorigheid vroeger precies rook is nergens opgeslagen, ik weet niet of daar een "helaas" of "gelukkig" voor hoort, maar wie daar heerlijk over kan vertellen is Lodewijk Wagenaar Lees verder op Motherboard.

Advertentie