Wouter van Dijk denkend aan zomerhits
Foto door Wouter van Dijk

FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

De zomerhits van 2012 hebben mij voor altijd getraumatiseerd

In een fabriekshal in Meppel moest ik keer op keer dezelfde nummers horen, terwijl langzaam alle vreugde uit m'n ziel werd gezogen.
Wouter van Dijk
Amsterdam, NL

In de zomer van 2012 werkte ik in een groente- en fruitverpakkingsfabriek in Meppel. Ik had m’n examens net achter de rug, en maakte er met de angstpoep nog vers in m’n broek een dagtaak van om aan iedereen te vertellen hoe ongelofelijk klaar ik was voor de rest van m’n leven. Dat was een misverstand van jewelste, laat dat voorop staan, ik had tot die tijd namelijk nog geen dag in m’n leven écht gewerkt. Net als iedere tiener in de stad met een tekort aan geld en een overschot aan tijd klopte ik aan bij een uitzendbureau. Als ik daar nu, dik zes jaar later, aan terugdenk kan ik niets anders dan concluderen dat dit funest is geweest voor mijn ontwikkeling. Als mens, maar ook als muziekliefhebber. En waar een hoop vreugde stierf, werd een grondige grafhekel aan ‘zomerhits’ geboren.

Advertentie

Ten eerste omdat het ongezond is om ongevraagd doodgegooid te worden met een nummer, en zeker als het een lied betreft wat je aan het hart gaat. Alle positieve emoties worden eruit geramd na een tijdje, en datzelfde gebeurt bij de ontvanger die murw gebeukt achterblijft. Hoort geen probleem te zijn in 2018, denk je nu, we leven immers in de streaminghoogtijdagen. Klopt. Iedereen kan op elk moment aanzetten wat hij of zij wil horen. Tenzij er gewerkt moet worden, en er een persoon – Johan, waarschijnlijk, echt een lul – verantwoordelijk is voor wat er wordt gedraaid. En laat dat lot nou net in deze zomermaanden voor tienduizenden jonge, onverpeste mensen gelden. Zij maken waarschijnlijk precies mee wat ik meemaakte en daar moet nu per direct worden ingegrepen.

Want laten we niet vergeten dat 2012 een bijzonder sick jaar was, zeker op muziekgebied. Iedereen gedoogde nog steeds zonder enige woede of rancune het oeverloze getrompetter van Kyteman, The Opposites waren springlevend en gelukkig, Frank Ocean liet ons Channel Orange horen. Ik weet niet of het komt omdat een aanzienlijk deel van de wereldbevolking er vanuit ging dat het op 21 december van dat jaar definitief over zou zijn met de aarde zoals wij die kenden, maar het sfeertje was – en vergeef me als m’n geheugen door de tijd vertekend is – gemoedelijk. Behaaglijk. Prettig. Althans, buiten de poorten van deze groente- en fruitverpakkingsfabriek in Meppel.

Advertentie

Binnen die poorten verrichtte ik een aantal maanden lang iedere dag van 8 tot 5 dezelfde handelingen. Een manische heftruckchauffeur met een bewonderenswaardig gebrek aan respect voor de veiligheid van zijn collega’s en zichzelf bracht onder luid getoeter een enorme pallet met daarop houten kratjes vol sinaasappels tot aan de lopende band waar ik stond te wachten. Op het moment dat het woord ‘assjeblief’ uit zijn nagenoeg tandeloze mond spetterde begon ik met handen vol splinters de kistjes om te keren op de lopende band, om vervolgens de rotte exemplaren van de verse te scheiden. In principe geen ingewikkelde taak, maar wat dit werk ondraaglijk maakte is de onophoudelijke stroom hitjes die Qmusic door die naargeestige fabriekshal vuurde.

Hitjes die ik in m’n hart had gesloten. Call Me Maybe van Carly Rae Sremmurd is objectief gezien een muzikaal meesterwerk. Somebody That I Used To Know is afkomstig van de sierlijkste eendagsvlieg die mijn generatie mee heeft mogen maken. Op Feel The Love van Rudimental is helemaal niets aan te merken. Psy van Gangnam Style is een parel van een mens. Laat me niet beginnen over Ai Se Eu Te Pego en Balada – wat was Brazilië waard voordat deze knallers werden uitgebracht?

Maar het is groter dan de uren op de werkvloer. Zelfs als ik op de fiets naar huis m’n leven zat te haten met muziek naar keuze sneed ik mezelf in m’n vingers, want ook de albums die ik toen veel luisterde – Take Care, Watch The Throne, Pluto – associeer ik nog met die tijd en kan ik nog steeds niet los zien van kartonnen dozen met vergaste bananenspinnen erin.

Maar elke keer als ik alleen al denk aan deze topnummers schiet de geur van rotte galiameloenen met een rotvaart m’n neus in, en krijg ik de beelden van een collega die met het slijm om haar mond een peer verorberd zonder handen niet meer van m’n netvlies. Ik proef papperige, onopgeloste Cup-a-Soup van duizend graden. Ik voel de splinters in m’n handen. Over mijn wang rolt een traan.

Natuurlijk trekt muziek, net als geur, je met gemak en een rotgang het verleden in. Had je dat ene nummer (klikken op eigen risico, Giel Beelen moet janken in dit filmpje) van Maaike Ouboter op repeat in de periode dat de kat van je moeder z’n leven aan het uithoesten was? Geheid dat je wat traantjes laat als je het nu hoort. Had je bonje met je vriend of vriendin op het moment dat Mumford & Sons aan het doorbreken was? Reken maar dat er onbeschaamd gejankt gaat worden als je ergens in de verte de klanken van een banjo denkt te horen. Iedereen vindt dit oké, het is niets om je voor te schamen. Dit zijn emotionele momenten waar iedereen doorheen moet.

Een kutbaantje in een zomer is dat niet. Die tachtig piek per week is het heus niet waard om de rest van je leven niet meer te kunnen genieten van bepaalde nummers omdat ze je meeslepen naar de diepste hellevuren van een kantoorpand of fabriekshal. Natuurlijk moet je werken voor je centen – wiet kopen met het geld van je pa is treurig – maar als een levenslang trauma, veroorzaakt door vlotte blonde radiomannetjes, het offer is, kun je maar beter geen stuiver hebben om je reet mee te krabben. Dat is tegelijkertijd een prima voorbereiding op de rest van je leven.