FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Hoe ik door mijn carrière als muziekjournalist in een psychiatrische inrichting terechtkwam

Ik was een wandelend cliché: een mislukte muzikant die zijn tijd doodde met kritiek leveren op andere muzikanten.

Alle foto's zijn van de auteur

Ik werd muziekjournalist door puur toeval. Ik was een wandelend cliché: een mislukte muzikant die zijn tijd doodde met kritiek leveren op andere muzikanten. Door een aaneenschakeling van toevalligheden werd ik in 2001 verslaggever bij een inmiddels verdwenen online magazine. De internetbubbel moest nog barsten en er was nog genoeg geld om iedereen in loondienst te nemen. Ik besefte me goed dat ik nooit rijk ging worden. Sterker nog: soms zou ik heel arm zijn, maar het werk had genoeg andere voordelen: gratis cd’s (nu niet meer relevant), reizen, met sterren hangen – of op zijn minst naar ze kunnen wijzen in obscure vipruimtes en hopen dat ze het niet zouden opmerken, je helden ontmoeten (wat ik zeker zou aanraden), naar allerlei optredens gaan en niet onbelangrijk, heel veel drank en drugs.

Advertentie

De regels op het werk waren mild en dus was het heel gewoon om laat naar bed te gaan en laat op te staan. Heel erg laat als je met Bobby Gillespie had doorgehaald. Drank- en drugsgebruik werd niet per se aangemoedigd, maar het werd geaccepteerd als middel om jezelf weer op te peppen of ter inspiratie. Ik ging doordeweeks elke nacht uit om bands en artiesten op te zien treden terwijl hun PR-agent mij naar de klote hielp op kosten van de zaak. In de weekenden was ik vrij, wat betekende dat ik veel dronk en genoeg coke snoof om minstens zestig uur wakker te blijven. Het begon allemaal als één groot avontuur, maar dat veranderde op een gegeven moment. John Cooper omschreef deze levensstijl zo: “In het begin is het leuk, dan niet meer, daarna wordt het een hel.” Laat ik het zo zeggen: het was allemaal leuk, tot ik door mijn carrière in een psychiatrische inrichting belandde.

Verslaving kent vele gezichten. Het is geniepig en het discrimineert niet op leeftijd, geslacht, sociale stand of etniciteit. Het ‘grote boek’ van de Anonieme Alcoholisten omschrijft drank als ‘sluw, verbijsterend en krachtig’. Ik snap precies wat ze bedoelen. In de muziekindustrie zijn drank en drugs een beroepsrisico. Op de langere termijn kwam ik erachter dat langdurig gebruik niet zo best is voor je mentale gezondheid.

Ik weet niet hoe het nu voor jonge journalisten is. Millennials lijken nuchterder en beter bestand tegen de clichés van rock ’n roll. Er lijkt nu ook meer aandacht te zijn voor mentale gezondheid en verslaving in de creatieve industrie dan vroeger. De dood van Amy Winehouse in 2011 leek ook veel executives wakker te schudden wat betreft excessen. Toen ik Amy in 2006 interviewde, hebben we vooral de zanger van Kean uitgelachen omdat hij naar een afkickkliniek ging na een avondje teveel zuipen.

Advertentie

Ik heb zeker niet de hoogtijdagen gekend. Queen zou feestjes hebben gegeven waar dwergen met dienbladen vol cocaïne op hun hoofd rondliepen, en Stevie Nicks zou een lakei hebben gehad die elk kwartier drugs in haar reet blies met een rietje. Toch ging het er in de jaren negentig ook best heftig aan toe. De muziekindustrie draaide om lol trappen en achter de schermen hard werken. Ik was jong en goed genoeg om in een absurd hoog tempo nieuwsverhalen en recensies eruit te rammen. Daardoor werd ik op een gegeven moment aangenomen als voltijd redacteur.

In het begin dronk ik alleen tijdens de lunch en ’s avonds een glaasje. En tijdens festivals natuurlijk, waar naar de tyfus gaan de norm was. Langzaam escaleerde mijn drankgebruik. Als ik iemand buiten kantoor moest interviewen, ging ik eerst langs de kroeg voor een biertje. Na het interview nam ik er één om een geslaagde afloop te vieren, en onderweg naar kantoor dook ik vaak ook nog even snel een café in. Ik weet nog dat ik ooit meurend naar drank Rufus Wainwright interviewde terwijl hij net een jaar was afgekickt.

Al vrij snel ging het verder dan stiekem een drankje tijdens het werk. Soms ging ik voor werk al naar de kroeg. Sommige ochtenden begonnen met een fles whisky die ik in mijn bed vond. Soms werd ik wakker en stond er nog een blikje bier op mijn nachtkastje. Ik dronk aan mijn bureau uit een heupflacon. Ik weet niet of mijn bazen het ooit hebben gezien, maar ze hebben er nooit wat over gezegd. Mijn werk gleed langzaam af naar de tweede plek.

Advertentie

Ik ontdekte dat muziekjournalistiek de perfecte carrière is voor iemand die drinkt. Rocksterren hebben ook genoeg vrije tijd om aan de zuip te gaan, maar ze worden constant afgeleid door optredens en reizen. Muziekjournalisten kunnen misschien half oplettend in een bar zitten, maar ze moeten wel de volgende dag de hiëroglyfen in hun notitieboekje ontcijferen. Zonder het luxeleven dat rocksterren kunnen bekostigen, wordt werken met een verslaving een hel. Na vijf jaar werd ik depressief van de stapel onbeluisterde cd’s op mijn bureau en alle post-Libertines bandjes. Zelfs Glastonbury, dat vanaf het begin leuk was, maakte me depressief. Drank speelde een belangrijk rol in mijn depressie, maar zoals wel vaker gebeurt bij alcoholisten, dacht ik er niet eens over na.

Rond 2009 stopte ik met drinken (oké, tijdelijk). Ik was er klaar mee om telkens dronken beroofd te worden bij pinautomaten en wakker te worden in nachtbussen met een broek vol pis. Het ging beter met me, maar het feit dat ik in één keer stopte zonder begeleiding zorgde voor obstakels. De AA leek me niks en er was geen gids voor hoe je nuchter kon blijven met een baan in de muziekindustrie. Ik kende een paar oudere muziekjournalisten die waren gestopt met drinken, maar om de een of andere reden heb ik ze nooit om advies gevraagd. Ik voelde me in een hoek gedreven.

Het ergste was dat ik me verveelde. Ik besloot om drugs te gaan gebruiken om mezelf af te leiden van drank. Cocaïne zonder alcohol gaf me angstaanvallen, maar dat boeide niet. Ik voelde me er in elk geval anders door. Toen werden al mijn gebeden verhoord in de vorm van een klein pakketje.

Advertentie

“Probeer dit eens,” zei een van mijn collega’s.

“Wat is het?”, vroeg ik, terwijl ik het in één keer opsnoof.

“Plantenvoeding,” was het antwoord.

En zo kwam ik voor het eerst in contact met mephedrone.

Het voelde als een kruising tussen cocaïne en xtc. De high verdween vrij snel, waardoor ik elk kwartier meer wilde gebruiken. Dat was geen probleem, want het was legaal; ik kon het online bestellen met mijn creditcard en het kostte een schappelijke zestig euro per vijf gram. Het echte probleem was dat ik niet kon stoppen tot het hele zakje leeg was – wat ongeveer vier dagen duurde – en daarna lag ik in bed intens te hallucineren. Je zou denken dat zulke ervaringen me ervan zouden weerhouden om het vaker te gebruiken, maar het tegendeel was waar. Ik bestelde steeds meer. Ik viel erg veel af, waardoor ik op Lux Interior van The Cramps begon te lijken. Best cool, vond ik. Mijn omgeving was het daar niet mee eens. Ik kon de comedowns niet aan en ik begon weer met drinken. Mijn vrienden maakten zich zorgen en ik raakte verbitterd. Ik had geen geld meer. Mijn vriendin maakte het uit. Ik kon de schijn niet meer ophouden. Ik was mezelf kapot aan het maken.

Toen mephedrone illegaal werd, bestelde ik een assortiment aan synthetische drugs om een mogelijke vervanger te vinden. Ik vond Benzo Fury. Het werd mijn ondergang en mijn redding tegelijk. Het vaagde drie dagen van mijn leven compleet weg, maar volgens de ambulancebroeders werd ik op straat gevonden terwijl ik in een waas mijn polsen probeerde door te snijden. Ik werd wakker in het ziekenhuis met het besef dat er iets flink was misgegaan.

Advertentie

Omdat er al genoeg gekken in het ziekenhuis rondliepen, wilde ik eigenlijk gewoon mijn excuses aanbieden en zo snel mogelijk vertrekken. Maar na een gesprek met een psychiater bleek dat ik meer hulp nodig had. Ik werd naar een psychiatrische inrichting gestuurd. Ik was dieper gezonken dan ik dacht en ik zag mezelf al wegkwijnen in een inrichting. In de gemeenschappelijke ruimte keek ik met een groepje patiënten naar het WK in Zuid-Afrika. De tv zat achter verstevigd glas en aan de krassen te zien, was er al weleens een stoel naar gegooid. Ik vroeg me af of de vuvuzela’s ervoor zouden zorgen dat een van de patiënten door het lint zou gaan.

De zuster riep me naar haar kantoor en ze noemde alle drugs op die in mijn bloed waren gevonden. Laten we het erop houden dat het een flinke lijst was. Ik vertelde mijn vrienden dat ik meteen een ‘vrijheidsbiertje’ zou drinken als ik ontslagen werd uit de inrichting. Dat leek hen een slecht plan. Ik had mezelf maanden lang uitgehongerd en het enige dat mijn bedorven brein nodig had was normaal eten. Toen viel het kwartje pas. Na vier dagen werd ik uit de inrichting ontslagen. Het was zondag en alle psychiaters hadden weekend, daardoor konden ze me wettelijk gezien niet langer vasthouden. Ze adviseerden me wel om langer te blijven, zodat ik nog officieel beoordeeld kon worden.

“Ik kan dus weggaan, of nog een nachtje blijven met het risico dat jullie zeggen dat ik nog steeds ziek ben en daarom nog langer moet blijven?”

“Ja.”

Ik besloot om toch maar een nachtje langer te blijven. Ik wilde niet dat er twijfel bestond over mijn mentale gesteldheid (bovendien was het eten erg lekker). Gelukkig mocht ik de volgende dag alsnog gewoon weg.

Dit was het diepe dal dat ik nodig had om mijn leven te veranderen. Ik moest opgenomen worden en vijf dagen lang krankzinnig, suïcidaal, bang en met ontwenningsverschijnselen tegen mijn wil vast worden gehouden in een inrichting. Er zijn mensen die gewoon door blijven gaan, ook als de alarmbellen met duizend decibel rinkelen. Sommigen zullen het nooit begrijpen en de consequenties daarvan zijn tragisch. Ik zocht hulp bij een briljante therapeut, meldde me aan bij de AA, leerde mediteren en pakte een hoop problemen aan die ik mijn hele leven genegeerd had. Het jaar daarop leerde ik met mensen omgaan zonder hulp van drank en drugs. Het is gelukt, al ben ik tegenwoordig wat minder sociaal dan voorheen.

Ik ben nu zes jaar clean en nuchter. Ik ben nog steeds muziekjournalist en ik geloof dat ik eindelijk mijn leven op orde heb. Als ik naar een show of een festival ga, kan ik het me de dag erna nog herinneren. Ik krijg steun van collega’s die hetzelfde hebben meegemaakt. De hele muziekindustrie en de jongere artiesten lijken vandaag de dag verstandiger. Een stemmetje in mijn hoofd vindt dat niet rock ’n roll, maar misschien is het beter zo. Het is prima om te lijden voor de kunst, maar het is het niet waard om eraan onderdoor te gaan.