Cody Hochstenbach uitgewoond woonprotest
Foto links: Luciano de Boterman. Foto rechts: Willemieke Kars
wonen

We moeten de wooncrisis niet accepteren, zegt stadsgeograaf Cody Hochstenbach

Of je nou te krap woont, steeds overboden wordt door beleggers of helemaal geen dak boven je hoofd hebt: iedereen heeft baat bij een radicaal andere woonpolitiek. "Ze zijn geen concurrenten, maar lotgenoten in dezelfde wooncrisis."
Untitled_Artwork 99
In de serie Broertje Dood aan Woningnood gaan we op zoek naar de beste manieren om je door de voortwoekerende wooncrisis heen te slaan.

De wooncrisis manifesteert zich op talloze manieren. Voor sommigen betekent het dat ze rijtjeshuizen in een buitenwijk van Deventer aan het bezichtigen zijn terwijl ze liever in de Randstad zouden wonen, voor anderen dat ze bijna dertig zijn en nog steeds een plakkerige keuken delen met zes huisgenoten. En dan zijn er mensen voor wie de gevolgen nog ingrijpender zijn: ze zitten in een woning die veel te klein is, of die door schimmelende muren en loden leidingen hun gezondheid aantast, maar kunnen nergens anders heen. Weer anderen brengen jarenlang door in asielzoekerscentrum, moeten hun nachten doorbrengen in de woonkamers van krap behuisde vrienden en familie, of komen simpelweg op straat te staan. 

Advertentie

Maar op welke manier de wooncrisis ook aan je bestaan knaagt, het is belangrijk te beseffen dat we allemaal slachtoffer zijn van dezelfde woonpolitiek, aldus stadsgeograaf Cody Hochstenbach. In zijn pas verschenen boek Uitgewoond introduceert hij de ‘piramide van de uitgewoonden’, waarin alle groepen die onder wooncrisis te lijden hebben worden samengevoegd. Onderaan de piramide bevinden zich de mensen eigenlijk wat groter of wat goedkoper zouden willen wonen, maar die zich los daarvan wel redden. De top wordt gevormd door de groeiende groep mensen die helemaal geen thuis meer heeft, en aangewezen is op noodopvang of tentjes langs de snelweg. Hoewel de verschillen tussen die groepen enorm groot zijn, hebben ze allemaal belang bij dezelfde oplossingen, zegt Hochstenbach. Een woonpolitiek die het recht op een thuis serieus neemt, bijvoorbeeld.



Hochstenbach (32) is als stadgeograaf verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij onderzoek doet naar de woningmarkt. Hij publiceerde onder andere over gentrificatie, over de liberale huursector in Amsterdam en over de discriminerende uitwerking van de Rotterdamwet, waarbij mensen op basis van inkomen en woonduur uit bepaalde wijken werden geweerd. Ook maakt hij zich in columns en interviews al jaren druk over de wooncrisis, die hij voor zijn ogen ziet verergeren. Zijn boek is dan ook een oproep om radicale verandering. Hij ontkracht de ‘mythes’ die in ons denken over wonen geslopen zijn – zoals het idee dat kopen beter is dan huren, of dat mensen die op straat moeten leven dat aan zichzelf te wijten hebben. Ook probeert hij te laten zien dat de wooncrisis niet vanzelf of per ongeluk is ontstaan, maar het gevolg is van doelbewuste politieke keuzes. “Ik wil geen overheid die zich maar al te goed bewust is van alle woonuitwassen, van alle slachtoffers van de wooncrisis, maar die het schouderophalend accepteert,” schrijft hij in zijn boek. 

Advertentie


VICE: Toen ik Uitgewoond las dacht ik: dit is best een boos boek. 
Cody Hochstenbach:
Daar kan ik me wel in vinden. Ik denk dat het er mee te maken heeft dat ik al sinds 2013 onderzoek doe naar de wooncrisis. Dat begon met onderzoek naar gentrificatie in Amsterdam en Rotterdam. Mijn collega Wouter van Gent wees met erop dat dat eigenlijk een voorloper was van het huidige debat over de landelijke wooncrisis. En wat me in al die jaren is opgevallen is dat veel te veel mensen de uitwassen van de wooncrisis accepteren. Of het nou is dat ze steeds moeten verhuizen, dat ze geen betaalbare woning kunnen vinden, vastzitten in een veel te krap appartement, op straat belanden of vrienden en familie hebben bij wie dat gebeurt. 


Een positieve ontwikkeling van de afgelopen maanden is dat er wel iets meer woede begint te ontstaan, met de woonprotesten. Maar voor de meeste mensen is de wooncrisis nog steeds iets wat er nou eenmaal is. Het is nu eenmaal zo dat wonen duur is, dat je jarenlang moet wachten voor een sociale huurwoning, en dat er een straatkrantverkoper bij de ingang van de supermarkt staat. Dat is het accepteren en normaliseren van iets wat abnormaal en extreem is. Maar eigenlijk zijn die uitwassen onacceptabel. Ik denk dat mijn woede voortkomt uit de frustratie daarover, en ik gebruik het als een manier om te benadrukken: dit is niet normaal. 

Advertentie


We zijn als kikkers in een pan, die niet merken dat het water steeds heter wordt. 
Dat schijnt een mythe te zijn, dat kikkers in water blijven zitten totdat het kookt. Maar de metafoor klopt wel, die gewenning merk je heel erg. Ik schrijf in het boek ook over mijn eigen woonsituatie. Ik betaal bijna 1100  euro aan kale huur voor een woning in de Transvaalbuurt in Amsterdam. Vrienden zeggen dan tegen me: dat is echt een goede deal. Want de belegger om de hoek vraagt inderdaad 1700 euro voor een soortgelijke woning. Ik merk het ook bij mezelf, dat ik een Amsterdamse mindset meeneem als ik naar andere steden ga. Dan leggen mensen me uit hoe ernstig de situatie is in Utrecht, en dan denk ik ergens: oh, dat valt nog wel een beetje mee. Ik ben er dus ook niet immuun voor, voor die normalisering van hoge woonlasten en de wooncrisis in de brede zin.


Je bent wetenschapper en onderzoeker, en je hebt een duidelijke mening over wat er op woongebied allemaal misgaat. Gaat dat altijd makkelijk samen? 
De boze stem is er een die ik gebruik in mijn boek, maar het is niet de enige. Ik hoop dat ik ook de menselijke kant van de wooncrisis af en toe tastbaar maak, maar ook dat de wetenschappelijke stem spreekt. Ik heb hier jarenlang onderzoek naar gedaan, ik ken de patronen, de trends en de gevolgen daarvan. Er is me wel eens verweten dat ik voor een wetenschapper erg uitgesproken ben. Maar daaraan ten grondslag ligt de veronderstelling dat je als wetenschapper boven het debat verheven zou zijn, en je geen mening zou moeten permitteren, omdat je objectief en neutraal feiten moet aanreiken die in het debat vervolgens gebruikt kunnen worden. Dat is eigenlijk een heel vreemde houding. Als er iemand een mening zou kunnen hebben over de wooncrisis ben ik het wel, volgens mij. Want ik heb er jaren onderzoek naar gedaan. Ik ben veel meer in de positie om een mening te vormen over de wooncrisis en de woonpolitiek dan de gemiddelde politicus of columnist. 

Advertentie


Je begint je boek met een hoofdstuk over dak- en thuisloosheid. Is dat ook het belangrijkste onderwerp wat jou betreft?
Ik heb daar inderdaad bewust voor gekozen. Het is heel belangrijk om te beseffen dat alle uitgewoonden, of dat nou mensen zijn die in een te klein huis wonen of mensen die aangewezen zijn op noodopvang, lotgenoten zijn in dezelfde wooncrisis. Ze zijn geen concurrenten van elkaar, maar slachtoffers van dezelfde woonpolitiek. Tegelijkertijd vind ik dat de schrijnendste uitwassen de meeste aandacht verdienen, en dat zijn dak- en thuisloosheid. Dat is een van de redenen dat het onderwerp een prominente plek in mijn boek heeft gekregen. 

Een tweede reden, en dat is ook een frustratie van me, is dat het de hele tijd gaat over de hoge huizenprijzen, en bijna nooit over dakloosheid. Het is heel exemplarisch dat we iedere maand tot op de euro precies een update krijgen over hoeveel de huizenprijzen zijn gestegen. Dat is belangrijke informatie, maar over dakloosheid krijgen we maar één keer per jaar een slecht gemeten statistiek. We weten er heel weinig over. Dakloosheid is een veel groter probleem, waar veel minder aandacht voor is. Die combinatie vind ik wrang en pijnlijk. Als je het recht op een thuis serieus neemt, dan moet je de prioriteit leggen bij het oplossen van situaties waarin dat recht het meest onder druk staat. En dat is dak- en thuisloosheid. Ik zie dat op dit moment niet gebeuren. We richten ons veel meer op de hoogopgeleide starters die steeds overboden worden door een belegger. Dat is natuurlijk ook heel kut, maar je staat niet op straat. Hier in Amsterdam zie ik steeds vaker mensen die in een portiekje of onder een brug slapen, steeds vaker wordt ik aangesproken door mensen die om wisselgeld vragen. Dakloosheid is zo zichtbaar als wat, maar het lijkt geen gevoel van urgentie op te wekken.

We criminaliseren dakloosheid eerder dan dat we het oplossen. Je krijgt een boete als je wildplast, maar als je op straat leeft heb je geen andere keuze. We criminaliseren het als mensen ergens te lang rondhangen en ‘overlast veroorzaken’, maar die overlast bestaat vaak alleen uit hun aanwezigheid. We installeren vijandige architectuur om dakloze mensen het leven nog een beetje zuurder te maken. Het komt neer op verder stigmatiseren en in het nauw brengen van deze mensen. Dat is heel krom. Ook omdat we weten dat het geld bespaart als dakloze mensen aan een huis geholpen worden. Dat zou eigenlijk geen argument moeten zijn, want menswaardigheid en solidariteit zou genoeg moeten zijn, maar dakloosheid en armoede kost de samenleving heel veel geld. Dus ook als je alleen maar geïnteresseerd bent in de belastingbetaler, dan zou je dakloosheid moeten uitbannen. 

Advertentie


Waarom doen we dat dan niet?
Dat heeft te maken met het idee dat we dakloze mensen geen ‘cadeautjes’ willen geven. Dat als we free handouts geven, we daarmee ongewenst gedrag stimuleren. Dat vind ik een ongelooflijk cynische gedachtegang. Want dat zou impliceren dat je daadwerkelijk gelooft dat mensen dakloos zouden worden om die free handouts maar te krijgen. Dat is mijlenver verwijderd van hoe de meeste meeste mensen dakloosheid ervaren. 

Heel exemplarisch: toen mijn vader dakloos werd, ging hij zich heel erg bemoeien met het opvangbeleid van het Leger des Heils. Hij kwam toen uiteindelijk in de cliëntenraad en dat werd een deels betaalde baan. Hij begon ook met het afbetalen van zijn schulden in die periode. Daarna pas kreeg hij een sociale huurwoning toegewezen. Voor hem was een woning geen recht, maar iets wat hij moest verdienen. Hij moest laten zien dat hij het waard was om ergens te mogen wonen.   


Dus bij het aanpakken van de wooncrisis zouden we onderaan de piramide moeten beginnen, het bestrijden van dakloosheid.  
Ja, het zou de prioriteit moeten zijn. Het aanpakken van de wooncrisis moet uiteindelijk iedereen helpen, maar er zit een zekere hiërarchie in. Voor mensen die op straat of in een opvang slapen, is de urgentie heel hoog. 

Zijn de oplossingen waar beleidsmakers nu mee komen, die gericht zijn op starters die een huis willen kopen, minder effectief?
Hoe je het probleem definieert, bepaalt ook hoe je de oplossing voor je ziet. Dus als het probleem voor jou is: deze middenklasse komt niet aan een betaalbare koopwoning, dan zul je oplossingen gaan zoeken om die middenklasse toch aan een ‘betaalbare’ woning te helpen. Dan krijg je soms oplossingen die helemaal geen oplossingen zijn: startersleningen bijvoorbeeld, die vooral bijdragen aan prijsopdrijving omdat er olie op het vuur gegooid wordt. Een klein groepje is er misschien wat mee geholpen, maar een veel grotere groep wordt erdoor benadeeld. Of zoiets als de ‘duurhuurhypotheek’, die onlangs in het nieuws was, waarbij het idee is dat mensen die kunnen laten zien dat ze lange tijd een dure huur hebben betaald, ook in aanmerking komen voor een hypotheek. Daarbij gaat het weer om het vergroten van de leencapaciteit, waardoor mensen meer kunnen uitgeven aan een huis.  Het werkt prijsopdrijvend en stelt mensen bloot aan meer risico’s.

Advertentie

En je krijgt zo’n schijnoplossing als ‘middenhuur’, waarbij het gaat om kleine appartementen die voor 1000 euro worden verhuurd. Dat pakt het fundamentele probleem niet aan. Er is helemaal geen vraag naar middenhuur: de enige mensen die in middenhuurhuizen komen te wonen, doen dat bij gebrek aan beter. Het fundamentele probleem is dat de toegang tot sociale huurwoningen beperkt is en de koopprijzen zijn opgedreven. Er is zo een gat gecreëerd tussen sociale huur en koop, en daar wordt de middenhuur tussen geplakt, als een soort schraal alternatief voor de mensen die tussen wal en schip vallen. Maar het echte probleem is dat de sociale huursector gemarginaliseerd is en dat de koopprijzen veel te hoog zijn. Als je dat oplost, heb je die pleister van middenhuur helemaal niet meer nodig. 

Je eindigt je boek met een oproep tot fundamentele verandering. Waarom is dat?
Veel non-fictieboeken hebben aan het eind zo’n obligaat oplossingenparagraaf. Dat wilde ik niet, omdat dat wat mij betreft het punt een beetje mist. In plaats daarvan wilde ik afsluiten met een oproep tot fundamentele verandering. Ik denk dat we de woonpolitiek van de afgelopen dertig jaar veel te veel zien als een serie van ongelukkige maatregelen die toevallig verkeerd uitgepakt zijn. In mijn boek laat ik zien dat dat niet klopt: de wooncrisis is veroorzaakt door een coherente politiek met bepaalde ideologische grondslagen. Daarom denk ik: als we dit willen fiksen, dan moeten we dat niet met een serie individuele tweaks doen, maar dan moeten een ambitieus en inspirerend alternatief hebben. Dat zal dan ook leiden tot individuele maatregelen, maar die moeten wel deel zijn van een coherent verhaal. Het is natuurlijk gek als je aan de ene kant de jubelton afschaft, maar dan tegelijkertijd duurhuurhypotheken gaat invoeren. Dan wissel je het ene prijsopdrijvende instrument in voor het andere. Dat lijkt me niet the way to go, dat is geen coherente politiek.  

Ik kan me voorstellen dat je erg blij was toen in september de eerste woonprotesten begonnen.
Een paar jaar geleden was ik nog sceptisch over de potentie van grootschalige protesten. Toen waren er ook al dergelijke protesten, maar daar kwamen vaak maar twintig mensen op af. Je hebt die groepen nog steeds, die allemaal protesteren voor hun eigen specifieke agenda. Daarbij zag ik die gelatenheid dus, dat zoveel mensen de wooncrisis beschouwen als iets wat ze niet kunnen veranderen. Maar ik ben heel blij dat ik in dat opzicht geen gelijk heb gekregen. De protesten die we nu gehad hebben waren een goed begin, maar het mag nog wel een stuk heviger. Er is wat dat betreft nog veel werk aan de winkel. 


Dankjewel!