Alleen in Nederland klagen heroïneverslaafden over de heroïne die ze gratis van de gemeente hebben gekregen

In Nederland bestaat sinds de jaren negentig een programma om langdurig verslaafden gratis van heroïne te voorzien. Drie keer per dag spuiten of roken, in een Spartaans ingericht kamertje bij de GGD. Samen met opvang en hulp heeft het programma ervoor gezorgd dat heroïnejunkies vrijwel volledig uit het straatbeeld zijn verdwenen. En terwijl in de Verenigde Staten het bruin een opmars maakt alsof het 1983 is, wordt de Nederlandse groep heroïneverslaafden steeds ouder. Onder de veertig begint bijna geen mens meer aan heroïne.

Maar een groep verslaafden die gratis heroïne krijgt, klaagt nu. Het gebruik is binnen het programma zó makkelijk voor ze geworden dat ze het gevoel hebben te zijn opgegeven door de samenleving. Uit het zicht van iedereen krijgen ze drugs die gesynthetiseerd zijn in een lab, puurder dan wat ze daarvoor ooit gerookt of gespoten hebben. Ze hoeven niet meer te stelen om aan hun fix te komen en zo kelderde de criminaliteit en de overlast die ze veroorzaakten. Maar de verslaafden zelf voelen zich, ondanks alle hulp, door het afvoerputje gespoeld. De pure drugs is er alleen maar om ze kalm te houden, stellen de gebruikers waar ik mee sprak.

Videos by VICE

Ik maakte voor het eerst kennis met het programma na de heroïne-overdosis van Philip Seymour Hoffman. Mijn eerste gedachte op dat moment was: heroïne, wat old school. Het is een drug waar iedereen van onder de veertig zó bang voor is, dat het eigenlijk geen probleem meer is. Experimenteren met van alles en nog wat komt overal voor, maar bij heroïne blijf je weg. In Nederland dan, want in New York zag ik vier jaar geleden in een vipruimte jongens van rond de twintig uitgebreid heroïne gebruiken. Dat was toen, inmiddels is daar een volledige crisis ontstaan.

In Nederland was heroïne in de jaren tachtig en negentig een plaag. Op elk groot station wemelde het van de junks, en tippelzones stonden vol met verslaafde heroïnehoeren. Het is bijna niet meer voor te stellen dat het vijftien jaar geleden doodgewoon was als een portiek blauw verlicht was, zodat naar binnen geglipte junks hun aderen niet goed konden vinden.

Maar Nederland liet zich van zijn meest progressieve kant zien. Er kwamen projecten om schone naalden uit te delen. Verslaving werd gezien als een gezondheidsprobleem en niet als een criminaliteitskwestie. Er kwam methadonverstrekking en junks werden geholpen bij het afkicken, waardoor er langzaam grip kwam op de situatie. In het piekjaar 1992 werden meer dan een miljoen naalden omgewisseld. In 2013 waren dat er minder dan 200.000. In 1985 was bijna honderd procent van de methadonpatiënten jonger dan veertig. In 2014 zijn ze vrijwel allemaal ouder dan veertig. En er is tegenwoordig bijna geen verslaafde die niet met een instantie in aanraking is geweest.

De kers op de taart van progressiviteit was het Zwitserse idee om heroïne gratis uit te delen aan alle verslaafden waarvan duidelijk was dat ze nooit zouden afkicken. De mannen (het zijn bijna allemaal mannen) moeten kunnen aantonen dat ze al langdurig verslaafd zijn en hebben geprobeerd te stoppen. Als ze ouder zijn dan dertig kunnen ze worden toegelaten tot het programma, op gezette tijden spuiten of roken, en vervolgens high weer verder gaan met hun dag.

Karien de Ridder van de GGD gaf me een rondleiding in de instelling in de Bijlmer in Amsterdam, waar zeventig mensen in het heroïneprogramma zitten. De wachtkamer ziet eruit als elk gemeentekantoor in Nederland. Op de monitor de vers afgeroepen nummertjes met zelfs Buienradar ernaast. “Het heet hier een geïntegreerde voorziening,” aldus De Ridder. “De GGD zit hier, de Dienst Werk en Inkomen en de reclassering.” Een slimme samenkomst van allerlei instanties die hulp kunnen geven aan de gebruikers, die hier trouwens patiënten worden genoemd.

De wachtruimte. Buienradar bij de hand.

“De GGD biedt hier een medische behandeling en de verslavingszorg is daar een onderdeel van,” vertelt ze. “Met heldere afspraken. Het is niet zo van: ‘kom, ik ga even roken’. Je wordt hier op bepaalde tijden verwacht en daar zitten de patiënten aan vast.” De deur staat hier wagenwijd open voor elke verslaafde en het uitgangspunt is om de randproblemen op te lossen en te kijken of er iets op te bouwen valt met de patiënt: dak boven zijn hoofd, uitkering en dagbesteding, bijvoorbeeld. “Soms komen ze via de politie binnen, maar die probeert ze ook hulp te bieden. Iemand tien keer arresteren heeft geen zin. Je moet kijken naar wat die persoon nodig heeft.”

Ze laat me de plek zien waar de verpleegkundigen de heroïne voorbereiden. Door grote ramen zijn de twee gebruikersruimtes te zien. Nu leeg, want de GGD vond het niet kies om het vertrouwen van de patiënten te schaden door mij ze daar tijdens hun sessies aan te laten gapen.

De rookruimte.

Er is een kleine ruimte om in te spuiten – wat steeds minder gebeurt – en eentje die plek biedt aan ongeveer zeven mensen om in te roken. Er ligt Nutrical klaar, een drankje waar alles inzit dat je nodig hebt. Er is een grote bak condooms. Er zijn schone spuiten. Zelfs de zilverpapiertjes liggen keurig voorgeknipt klaar om verstrekt te worden. “Sommige patiënten houden van kleine vierkantjes, anderen willen een grote rechthoek”. Gezien de algemene repressieve houding van de overheid naar drugs toe – zeker de afgelopen jaren – ben ik bijna trots dat dit in Nederland toch kan. Er wordt hier zonder vooringenomen emotie gekeken naar het probleem, pragmatischer dan dit wordt het bijna niet.

Sommige mensen houden van kleine papiertjes, andere willen ze wat langer.

Het programma kan een groot succes genoemd worden. De veiligheid in de buurten waar junks wonen is verbeterd en de gebruikers zelf komen minder in aanraking met de politie. Hun gezondheid gaat vooruit en de kwaliteit van leven verbetert, want ze hebben meestal een dak boven hun hoofd, een uitkering en een dagbesteding. Zelfs gebruik van andere drugs als coke neemt af en tachtig procent heeft werk, volgens Karien de Ridder.

Het enige grote probleem dat overblijft voor de gebruikers, is hun verslaving.

Eenmaal buiten raak ik aan de praat met Ghalid, die een beetje rondhangt onder de brug tegenover de plek waar hij over een kwartiertje gratis heroïne kan gaan roken. Terwijl hij een bolletje coke rookt kletsen we wat over het programma. Hij is er erg blij mee. “Ik hoef niet meer te stelen. Ik ben vroeger wel eens gepakt voor het jatten van een dvdspeler en een hele grote stereo. Alleen van grote winkels, anders vond ik het zielig. Maar dat hoeft allemaal niet meer. Mijn leven is veel stabieler.”

Ghalid rookt even wat coke na de heroine.

Ghalid is geen succesverhaal. Dat blijkt natuurlijk al uit het feit dat hij op straat rondhangt en coke rookt, maar hij heeft ook moeite om in het programma te blijven. Hij komt soms te laat en kan zich maar moeilijk aan de regels van de opvang aan de overkant houden. Ook kon hij de elektriciteitsrekening van een woning die hij had gekregen niet meer betalen, waardoor hij eruit gezet werd. Niet alles loopt dus nog even lekker. Maar hij probeert het, zegt hij. “Voor mijn dochter,” die bij haar moeder woont. Maar over de gratis heroïne is hij positief. En dus zeggen we elkaar gedag, omdat het zes uur is. Heroïnetijd.

Veel minder positief is Johan (niet z’n echte naam), die wél een succesverhaal is en langsliep met de hond toen ik met Ghalid rondhing. “Het geeft stabiliteit maar ook een enorme afhankelijkheid. Kijk, het enige wat je nog doet als je in dat programma zit, is heroïne roken. Je wordt wakker. Je gaat naar de kliniek. Je rookt. Je gaat naar huis, zit high op de bank. Tot je het niet meer voelt, en dan ga je weer naar de kliniek. Dat is je hele leven.”

Johan kon z’n eigen leven niet meer aanzien en is ermee gekapt. Hij krijgt soms nog een beetje methadon, zegt hij. Dat stilt de honger, maar geeft verder geen high zoals heroïne dat doet. Johan is daarmee een voorbeeld van iemand die na jaren van verslaving dankzij het programma gestopt is. Maar hij ziet de keerzijde van het idee, en wijst me op een jongen die net terugkomt van het roken om de hoek. Ik beloof hem René te noemen in mijn stuk. “Kijk naar René z’n ogen hier. Hij is enorm high.” René knikt instemmend. “Het enige wat hij nog doet is heroïne roken. Stoppen is zo moeilijk. En al helemaal met het spul van de kliniek. Het is zo puur – voor iedereen het allerbeste dat ze ooit hebben gerookt. Nergens in Europa vind je beter spul. Het volk is misschien blij omdat alle junkies verdwenen zijn, maar hier in deze flats zitten ze gewoon nog – met het gevoel dat ze er hun hele leven aan vastzitten en er nooit meer uitkomen.”

Een gebruikt pakketje.

Johans punt is interessant omdat hij zelf nou juist het beste voorbeeld is van hoe het project kan leiden tot afkicken en kiezen voor een nieuw leven. Zijn klacht over het programma is ook zijn redding geweest. Ghalid is inmiddels weer terug en is het eens met de anderen. “Je hangt aan de tiet van de GGD,” zegt hij. “Ze maken het veel te makkelijk.”

Dennis Lahey, baas van de Belangenvereniging voor Druggebruikers MDHG, heeft in zijn leven tal van gebruikers langs zien komen die meedoen aan het programma en hij begrijpt het gevoel dat bij ze leeft wel. “Het proces is enorm gemedicaliseerd. Het straalt er geen gezelligheid uit en dat mag daar ook niet. De regels bij de GGD zijn streng.” De sfeer wordt er daardoor ook niet vrolijker van, zegt hij. Wie te laat komt, mag het later op de dag pas opnieuw proberen. “Door de overheid wordt vaak gedaan alsof het om plutonium gaat. Maar het is maar gewoon heroïne.”

Maar wat is dan de eindconclusie volgens Lahey? “Kijk, het is fijn dat het er is. Als het er niet was, lag de hele stad vol criminele junks. Ze krijgen nu rust in hun leven en denken weer na over dingen. Maar wat er overblijft om over na te denken als al het andere geregeld is, is alleen nog maar hun verslaving. Als je dope gratis krijgt, is je enige probleem nog maar dat je verslaafd bent aan die dope. Paradoxaal, maar het is wel zo. Het enige wat er dan nog overblijft is de vraag: wil ik dit eigenlijk nog wel?”

De grafiek die laat zien hoe oud de groep heroinegebruikers in Amsterdam geworden is. In het begin was een groot gedeelte onder de veertig (geel t/m oranje), de groep daarboven (in het blauw) is inmiddels ruim in de meerderheid.