Eten

Cafékatten moeten niet knuffelen maar muizen vangen en een beetje vals zijn

“Moes is een kutkat, hoor”, waarschuwt Rosa van Café Fonteyn. Mooi zo, denk ik bij mezelf. Precies wat ik zoek. Vandaag opent in Amsterdam het eerste kattencafé van Nederland. In dit café kunnen mensen knuffelen en kroelen met tuttige poezen. Prima, maar dat heeft natuurlijk niks te maken met de echte cafékatten. Die liggen de hele dag dik en chagrijnig te zijn op de bar. Je kent ze ongetwijfeld. Ze zijn onmisbaar in het meubilair van de Amsterdamse kroegenwereld.

Eind vorig jaar moest Smokey, twintigplus en wereldberoemd in Amsterdam, weg uit zijn Café ‘t Loosje. De reden? De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) deed moeilijk over het houden van katten in horecagelegenheden met een open keuken. Betekent dit het einde van de Amsterdamse cafékat?

Videos by VICE

Laten we hopen van niet. Maar het is duidelijk de hoogste tijd voor een pleidooi voor de echte kroegtijgers van Amsterdam.

Bar cat Moes

Dit is Moes. Hij lijkt lief maar is volgens zijn baasje een echte kutkat. Alles foto’s zijn gemaakt door de auteur.
Bar Cat Prikkiedik met martini Water drinken uit een bakje is voor losers, vindt Prikkiedik.

Als ik aan Rosa vraag of Moes een echte kroegtijger is, schiet ze in de lach. “Jazeker! Moes is eigenzinnig en pittig.” Dat straalt er niet vanaf. Als een dikke, verwende kater ligt hij te pitten op een bank, terwijl het op het terras buiten een gezellige drukte is. Maar misschien bewijst hij daarmee juist dat hij al te goed weet welke indruk een cafékat moet maken: schijt hebben aan de wereld. “Meestal is Moes behoorlijk lui”, geeft Rosa toe. “Maar hij kan zich ook laten gelden. Hij dook eens bovenop een hond. Ik moest er tussen komen, m’n arm zat onder de krassen.”

Geen reden om afscheid van hem te nemen? “Nee, absoluut niet. Hij hoort er helemaal bij. Z’n eigenaardige karakter maakt ‘m juist zo leuk. Moes is zelfvoorzienend. We geven hem nauwelijks te eten, en toch komt hij niks tekort. Aan muizen geen gebrek, en ik vermoed dat hij in de buurt ook wel z’n adresjes heeft voor een extra lekkernij.”

Stel, je bent het beste homocafé van Nederland en je café heet Prik. Hoe noem je je cafékat dan? Juist: Prikkiedik. Ik ben bij voorbaat al fan. Prikkiedik is negen jaar oud, net zo oud als Café Prik. “We zeggen weleens voor de grap dat Prikkiedik een chagrijnige pot is”, vertelt barman Jelger. “Ze is niet altijd even lief. Klanten aaien haar soms, maar als ze daar geen zin in heeft laat ze dat echt merken.” Bovendien is het Prikkiedik een beetje hoog in haar bol geschoten: ze drinkt alleen water uit een martiniglas, als er ijsblokjes in drijven.

Toch kan deze aristokat zich ook heerlijk misdragen. “Ze heeft een keer in het haar van een meisje gekotst. Ik kon met moeite mijn lach inhouden. Er kwam ook eens een man met een klein hondje binnen. Daar stoof ze met een dikke staart op af. De man tilde het hondje boven zijn hoofd, maar dat hielp niks: ze klom via zijn lijf naar boven. De hel brak los toen ze een keer een levende duif het café in bracht. Overal dwarrelden veertjes in de lucht.” Zeg maar dag, Prikkiedik? Nee hoor, met alle liefde schenkt Jelger het martiniglas nog even bij.

Bar cat Fiep

Als ze je echt mag, dan geeft Fiep je een muis bij je biertje.

In café Hegeraad heeft de tijd stilgestaan. Hier wordt Amsterdams geluld, zoals Amsterdams geluld moet worden. Achterin de oude kroeg, onder een tafeltje, ligt Fiep. Een extreem dikke, gitzwarte kat, die alle stereotypes dubbel en dwars bevestigt. “‘t Is een makkelijk beessie hoor”, vertelt Gonny. Veel meer heeft ze eigenlijk niet over Fiep te vertellen. Was de hele wereld maar zo ongecompliceerd, denk ik bij mezelf. Fiep slaapt. Fiep is dik. Fiep is zwart. Dat is Fiep. Als Gonny hem optilt, kijkt hij me duf aan. Doet Fiep weleens grappige dingen? “Hij gaf eens een muis aan een klant. Die schrok daarvan.”

Bar cat Maupie

Maupie laat graag haar nagels zien.

Op naar Maupie, bij café ‘t Blaauwhooft. “We hebben Maupie uit het asiel gehaald toen hij twee jaar was, tenminste, dat is wat ze zeiden”, vertelt Katja. “Hij woont hier nu zes jaar, dus hij is minimaal acht. Wacht, is hij al acht? ‘t Is nog zo’n jong, jeugdig ding!”

Het jonge, jeugdige ding lijkt verdacht veel op Fiep. Gigantisch en gitzwart. Ook Maupie ligt te pitten. Maar schijn bedriegt. “Andere katten timmert hij vierkant de tent uit”, vertelt Katja trots. “Ik speel weleens met hem, maar op een gegeven moment komen de nagels tevoorschijn. Ik weet dat ze komen, ik weet zelfs wanneer ze komen, ik weet alleen nog niet waarom ze komen.”

“Maupie is een typische cafékat. Heel stoïcijns – dat moet ook wel als je de hele dag door vreemden wordt geaaid. En hij kan altijd eten.”

Katja is op de hoogte van de regelgeving van het NVWA. “Wat ze met Smokey gedaan hebben is echt belachelijk. Ik begrijp heus wel dat dieren uit een keuken moeten blijven. Maar het alternatief is veel problematischer. Zet één zo’n kat neer, wat best een heel schoon beest is, en je hebt nooit meer last van muizen. Als je geen kat hebt, moet je gaan klooien met muizenvallen en doosjes gif. Dat is toch veel onhygiënischer? Dan ligt er een dode muis in je keuken, lekker is dat.”

Het is duidelijk: knuffelen met katten doe je maar thuis. In de kroeg horen ze chagrijnig, arrogant en een tikkeltje vals te zijn. De NVWA kan zich beter met andere dingen bemoeien. Want als de cafékat van huis is, dansen de muizen op tafel.