Salute

Als er nare dingen gebeuren, heb ik minder last van mijn angststoornis

Young woman standing with a mural of big, flexing arms behind her.

De stilte in het lege huis van mijn oma is overweldigend. De naaipatronen liggen nog op tafel. We zouden het komende weekend samen rokjes en sjaals gaan maken. Ik krijg een brok in mijn keel.

Twee dagen eerder was ze in elkaar gezakt in de badkamer. De hartaanval was te zwaar om nog van te herstellen. We bleven bij haar in het ziekenhuis, om ervoor te zorgen dat ze het zo comfortabel mogelijk had, en werd omringd door de mensen van wie ze hield.

Videos by VICE

Mijn oma was op haar 91e nog altijd actief en zelfstandig. Ze bracht haar tijd door met quilten, en we dachten dat ze het op prijs zou stellen als we een van haar quilts mee zouden nemen naar het ziekenhuis. Maar ze had er honderden gemaakt. Welke moest ik meenemen? In plaats van er lang over na te denken, pakte ik er eentje waarvan ik wist dat ze hem mooi vond – rood met wit, met hartjes erop.

Doorgaans zou zo’n keuze enorm veel stress opleveren. Ik heb een gegeneraliseerde angststoornis (GAS), wat inhoudt dat ik me obsessief veel zorgen maak over alles en iedereen. Kleine dingen, zoals onderhandelen over een vergoeding voor een freelance klus, of een outfit uitzoeken voor een bruiloft, kunnen ervoor zorgen dat ik in paniek raak. Hoe belangrijker de taak, hoe erger het wordt.

Maar op het moment dat ik een quilt moest uitzoeken, bleef ik kalm.

Niet lang nadat mijn oma overleed, moest ik geopereerd worden aan mijn schouder. Het zou een eenvoudige ingreep zijn, maar nadat ik wakker werd in de operatiekamer, vertelde de dokter dat hij een veel zwaardere operatie had moeten uitvoeren. In plaats van drie dagen herstellen, zou ik een maand met mijn arm in een mitella moeten en zou ik pas na vijf maanden mijn schouder weer normaal kunnen gebruiken. De chirurg had me vooraf wel verteld over de kans dat de operatie zwaarder zou uitvallen, maar hij had niet gezegd dat de revalidatie zo lang zou duren. Een maand lang kon ik geen auto rijden. Ik miste deadlines en begon me geïsoleerd te voelen, omdat ik zoveel tijd alleen doorbracht.

Terwijl ik herstelde van de operatie en rouwde om mijn oma, merkte ik iets vreemds op: ik had bijna geen last van mijn angststoornis. Voorafgaand aan deze twee nare gebeurtenissen had ik bijna dagelijks een sluimerend gevoel van paniek. Ik was meestal gespannen en snakte soms letterlijk naar adem als ik in paniek was. Maar nu voelde ik bijna helemaal geen paniek.

Niet lang daarna begon ik het boek First, We Make the Beast Beautiful: A New Journey Through Anxiety van Sarah Wilson te lezen, dat de manier waarop we denken over angststoornissen onderzoekt. “Als we ergens in worden gestort, kunnen wij angstige mensen daar vaak erg goed mee omgaan,” schrijft Wilson. “Als er iets rampzaligs gebeurt, kunnen we daar goed mee omgaan, vaak zelfs beter dan anderen. Op begrafenissen of wanneer ik van mijn fiets val, of toen mijn oma ophield met ademen, of als er een groot probleem is op mijn werk en iedereen in paniek raakt, blijf ik altijd rustig.”

Hier wordt precies beschreven wat ik meemaakte. Toch leek het tegenstrijdig. Zou iemand met een angststoornis niet veel erger in paniek moeten raken als het noodlot toeslaat? Niet per se, zo blijkt. “Het is goed mogelijk dat iemand die moeite heeft met bepaalde situaties, op andere momenten juist sterker in zijn schoenen staat,” zegt Margaret Distler, psychiater bij de Anxiety Disorders Clinic van de Universiteit van Californië (UCLA).

Distler kan meerdere redenen noemen waarom dit zo zou kunnen zijn. Mensen met een angststoornis hebben vaak gedachten die gefocust zijn op negatieve uitkomsten, en daarom gedragen ze zich op een manier die deze negatieve gevolgen kan verzachten. Mensen met een angststoornis checken en dubbelchecken hun werk, proberen problemen op te lossen en maken lijstjes, om ervoor te zorgen dat dingen goed gaan. Als er vervolgens een keer een echte crisis is – iets met een familielid, of als ze bijvoorbeeld ontslagen worden – kunnen mensen met een angststoornis daar vaak beter mee omgaan. Ze denken helder na en zijn oplossingsgericht, en maken zich zorgen over de uitkomst op een manier die hen echt helpt, zegt Distler.

Een andere verklaring is gebaseerd op de aard van bezorgdheid. Distler zegt dat in de wereld van cognitieve gedragstherapie – een soort psychotherapie die vaak gebruikt wordt voor mensen met een angststoornis – bezorgdheid in de categorie ‘gedrag’ valt. Het is een actief proces, vertelt ze, dat problemen oplost met taal en gedachten en door over mogelijke uitkomsten van situaties na te denken.

“Als er echte problemen zijn, hoef je niet die taal en dat proces zo veel te gebruiken, omdat je daadwerkelijk actie onderneemt,” zegt Distler. “Dus het is een ander soort gedrag. In plaats van je zorgen maken, wat een vorm van gedrag is, vervang je dat door actie te ondernemen.”

Voordat ik met Distler sprak, dacht ik dat ik misschien goed omging met mijn crisissen omdat ik het druk had. Mijn angst is het hevigst als ik niets te doen heb – als ik binnen zit omdat het sneeuwt, of als ik in de wachtkamer bij de huisarts zit. (Veel psychologen, waaronder Distler, onderschrijven het idee dat een gebrek aan een vol, stimulerend en gestructureerd schema angsten kan verergeren). Als ik weinig te doen heb, pieker ik zo veel, dat ik me afvroeg of het mogelijk was dat ik tijdens deze crisissen simpelweg de mentale kracht niet had om me zorgen te maken of angstig te voelen.

Naast haar werk aan de universiteit werkt Distler ook met oorlogsveteranen. Ze vertelde me dat haar patiënten soortgelijke verhalen hadden over angsten. De veteranen waar zij mee werkte waren goed bestand tegen extreme en levensbedreigende oorlogssituaties zonder in paniek te raken. Maar eenmaal thuis, kregen veel van hen last van paniekaanvallen terwijl ze op de snelweg reden of in een vergadering zaten. “Ik denk dat het mogelijk is om angststoornissen te ervaren tijdens momenten van rust, en juist heel goed te functioneren in moeilijke situaties,” zegt Distler.

Er is een gebrek aan onderzoek op dit gebied, maar er is één onderzoek, uit 1996, waarbij de fysiologische reactie op stress onderzocht werd bij mensen met, en mensen zonder gegeneraliseerde angststoornis.

Distler vertelt dat uit dat onderzoek, dat werd gepubliceerd in Biological Psychiatry, bleek dat mensen met een angststoornis vaak meer geactiveerd zijn, wat betekent dat hun bloeddruk hoger is, hun hartslag sneller en ze over het algemeen meer opgewonden zijn. Ze reageerden tevens minder op stressoren, wat kan impliceren dat die altijd al geactiveerd zijn. “De hypothese was wellicht dat [mensen met GAS] gewoon beter voorbereid zijn op crisissituaties,” zegt Distler. “Ze staan altijd klaar om actie te ondernemen.”

Als mijn angstgevoelens een hoogtepunt bereiken, is rationeel denken onmogelijk. Ik beeld me de allerslechtste uitkomst van iedere situatie in, en de paniek neemt de overhand. In First, We Make the Beast Beautiful, verkent Wilson het concept dat angstige mensen tijdens een crisis de controle hebben, puur omdat ze opgelucht zijn dat ze zich niet dwangmatig zorgen hoeven te maken – het is al gebeurd.

“Een echte ramp is een makkie vergeleken met alle shit die door ons hoofd schiet,” schrijft ze. “Sterker nog: het is een opluchting.”

Ik ben in het afgelopen jaar door meerdere crisissen gegaan. Naast het overlijden van mijn oma en mijn onverwachte operatie, werd ik ontslagen en heb ik meerdere familieleden door moeilijke tijden geholpen. Dankzij al die dingen vind ik rust in het idee dat ik, ondanks mijn angststoornis, alles aankan. En goed ook.

Volg ons op Facebook voor meer gezondheidsverhalen en advies voor onvolmaakte mensen.