Op zondagochtend stap ik de kantine van FC Engelen binnen. Er staan paarse en witte stoelen, en achter de bar laat een oudere vrouw de koffie pruttelen. Aan de muur hangt een klassiek paar Adidas-voetbalschoenen, de Copa Mundial, en daaromheen hangen shirts van NAC en Feyenoord met de naam van Anthony Lurling achterop. Er hangt ook een foto van de voormalig buitenspeler in het shirt van FC Den Bosch.
De oud-prof is inmiddels 42 en iedere zondag op de Brabantse amateurvelden te vinden. Hij begon drie jaar geleden in de vierde klasse met FC Engelen, en maakte het team in zijn eerste seizoen fluitend kampioen. Tegenwoordig speelt Engelen in de derde klasse, en vandaag staat de derby tegen BVV uit Den Bosch op het programma. Lurling komt de kantine binnengelopen in zijn trainingspak, en kijkt gelijk richting de bar. “Goedemorgen Annie,” zegt hij.
Videos by VICE
Lurling vertelt dat de wedstrijd van vandaag een belangrijke pot voor het kampioenschap had kunnen zijn, maar dat FC Engelen het eerder die week tegen een laagvlieger heeft vergooid. In de 92ste minuut stond zijn ploeg nog voor, maar door een paar slippertjes in de verdediging zaten ze even later met een 4-3 nederlaag in de kleedkamer. “Ongelooflijk, die gasten stonden een na laatste,” zucht hij.
Terwijl hij staafjes suiker in zijn koffie gooit, legt de ‘Messi van Breda’ uit dat hij nederlagen wat beter kan relativeren nu hij in de derde klasse speelt. Al moest hij in zijn eerste jaar nog wel wennen. “Toen lag ik op zaterdag altijd voor elf uur in mijn mandje,” zegt hij. “En ik at ook nog steeds spaghetti voor de wedstrijd. Stond ik gewoon ‘s ochtends spaghetti met kip klaar te maken.” Tegenwoordig drinkt hij op zaterdag weleens een biertje, maar compleet lam wordt hij niet. “Als ik halfdronken op het veld sta, voetbal ik niet lekker.”
De knop ging bij Lurling pas echt om toen er, in zijn eerste seizoen, een wedstrijd om een promotieplek op het programma stond. Terwijl hij op zondagochtend zijn spaghetti stond te koken, zag hij op zijn telefoon dat de groepsapp van zijn team vol met berichten stroomde. De jongere teamgenoten hadden het tot zes uur ‘s ochtends goed gezellig gehad. “Die gasten waren zo zat als een toeter. Ze zaten elkaars konthaar te harsen.”
Bij de warming-up stonden sommige spelers nog half dronken op het veld. Het lukte ze amper om een bal over tien meter recht te passen, en de eerste helft leek nergens op. Met de rust was het nog 0-0, terwijl ze de wedstrijd moesten winnen om een promotieplek af te dwingen. Lurling werd woest in de kleedkamer, en uiteindelijk won Engelen alsnog met 3-0. Na die wedstrijd besefte Lurling: ik ben nu een amateurvoetballer. Misschien moet ik even dimmen. “Die gasten dachten ook: wat is dit voor mafkees?” lacht hij.
Even later komt de trainer van FC Engelen de kantine binnen, een vriendelijke man die eveneens een trainingspak van de club draagt. Hij is zonnebankbruin en heeft een coupe soleil. Hij stelt zich voor als Ron Schrier. Het is zijn laatste jaar als hoofdtrainer van FC Engelen; vanaf volgend jaar draagt hij het stokje over aan Lurling, die dan definitief stopt met voetballen.
Ron vertelt dat de sfeer in de spelersgroep van FC Engelen fantastisch is. Na de wedstrijd is er altijd een speler die een man van de wedstrijd uitroept, en heel soms is dat iemand die daadwerkelijk goed gespeeld heeft. “In de eerste wedstrijd werd het bijvoorbeeld Walid, puur omdat hij nieuwe gele schoenen had,” zegt hij. Lurling vult zijn trainer aan: “Zo van: je viel wel op. Niet omdat je goed voetbalde, maar door je schoenen.”
Langzamerhand komen er ook meer teamgenoten van Lurling binnen. “Ik schroef de gemiddelde leeftijd aardig omhoog,” knikt hij naar zijn medespelers. “Zonder mij zou de gemiddelde leeftijd 21 zijn.” De muziek die in de kleedkamer wordt gedraaid is niet helemaal zijn smaak, maar verder heeft hij niet het idee dat er een generatiekloof is. “Al noemen ze me weleens ouwe,” zegt hij. “Of Teun, zoals ik tijdens mijn carrière ook al werd genoemd. Ik ben gewoon een van de gasten, zeg maar.”
Even later lopen we richting de ruimte voor de wedstrijdbespreking en het ontbijt. Lurling vertelt onderweg dat hij nog regelmatig flink wordt aangepakt op het veld, vooral tegen Tilburgse ploegen, die zijn tijd bij NAC niet zijn vergeten. Tegenstanders en toeschouwers slingeren geregeld opmerkingen of ziektes naar zijn hoofd.
Als voorbeeld noemt hij een wedstrijd waarbij hij als trainer bij het Onder-19-team van Engelen langs de lijn stond. De grensrechter voor hem vlagde constant onterecht voor buitenspel. Lurling zei er iets van en al snel kwam de aap uit de mouw. “Begon hij over mijn Feyenoord-tijd, hij was een Ajax-supporter,” zegt Lurling. Na een kleine woordenwisseling bleef de grensrechter maar voor buitenspel vlaggen. Toen de grens later zijn veters zat te strikken, mikte Lurling een volle bidon met water in zijn nek. “We moesten toen van dug-out wisselen, zoiets had ik nog nooit meegemaakt.”
In de ruimte voor de wedstrijdbespreking is de tafel al gedekt. Er staan broodjes met worst, krentenbollen en sportdrank op tafel. Daar raak ik aan de praat met Niels, een 24-jarige teamgenoot van Lurling. Hij vertelt dat hij ook aanwezig was bij de kontharsavond. “We hadden een sinterklaasavond met een paar vrienden. Dat we de volgende dag periodekampioen konden worden kwam dus net even onhandig uit.”
Niels gaat ondanks hun grote leeftijdsverschil regelmatig om met Lurling, vertelt hij. Laatst ging hij bijvoorbeeld mee naar een wedstrijd van NAC. Niels vindt het ook mooi dat Lurling op zijn 42ste nog altijd een bloedfanatieke voetballer is. Aan het begin van dit seizoen speelden ze een wedstrijd in Udenhout, waarbij er van alles naar hem geroepen werd, herinnert hij zich. In de allerlaatste minuut maakte Lurling de winnende. “Hij wiebelde met zijn benen en deed een dansje van Fortnite voor het publiek van de tegenstander. Hij is er nog altijd niet vies van om een beetje te provoceren, op een goede manier dan.”
Dan slaat trainer Ron de bladzijde om van zijn grote flipover en tovert hij de opstelling tevoorschijn. Lurling was altijd aanvaller, maar is tegenwoordig een paar linies teruggezakt: hij staat centraal achterin, als aanvoerder. “Ik zal het kort houden vandaag,” zegt Ron. Een paar spelers waarschuwen me dat het even kan duren en ik rustig kan gaan zitten. Ron heeft de tegenstander tot in de puntjes geanalyseerd. Zelfs het karakter van de scheidsrechter is uitgediept. “Hij kan best tegen een praatje, dus maak er gebruik van.”
Na een kwartier rondt Ron zijn tactische analyse af. Op weg naar de kleedkamer maak ik een praatje met Quinten. Hij is de spits van het elftal, maar vandaag is hij geblesseerd. Hij zegt dat Lurling gewoon een van de jongens in het team is, en zich niet meer waard vindt omdat hij profvoetbal heeft gespeeld. “Dat is top, want daar hou ik helemaal niet van.” Iedereen in het team wordt weleens in de zeik genomen, dus ook Lurling. In de groepsapp sturen ze regelmatig foto’s door met dubbelgangers van spelers uit het team. Zo lijkt een van de verdedigers op Cristiano Ronaldo, en is Lurling net Willy Caballero, de reservekeeper van Chelsea.
Terwijl er in de kleedkamer hiphop aan staat, worden er een paar spelers gemasseerd. Er hangt een geur van tijgerbalsem. Ik vraag Lurling, die zich in zijn tenue hijst, of hij nog speciale wedstrijdrituelen heeft. Die had hij tijdens zijn carrière zeker: hij trok altijd standaard eerst zijn linkerschoen aan. Maar daar is hij mee gestopt. Wel draagt hij uit bijgeloof al achttien jaar dezelfde scheenbeschermers, die aan elkaar worden gehouden met tape. “Bierviltjes zijn nog steviger,” merkt een teamgenoot op.
Lurling en zijn teamgenoten lopen naar buiten voor de warming-up, en terwijl ze die afwerken staat de hiphop nog altijd aan. “Ex on the Beach, zet die shit op Snap hoe ik je wiep,” klinkt het. Zelf luistert hij liever naar andere muziek. “Een beetje wat je op Radio 538 hoort,” licht hij toe. Rondom het veld zitten andere elftallen, die al klaar zijn met hun wedstrijden, aan het pils. Als de wedstrijd begint, staan er een man of vijftig te kijken. Wel even wat anders dan een kolkende Kuip.
Het elftal van Lurling komt vroeg op voorsprong, maar door een rake vrije trap in de bovenhoek maakt BVV al snel gelijk. “Daar doe je geen kut aan,” merkt een oude man aan de zijlijn op. Daarna scoort Engelen uit een penalty, en schieten de bezoekers wederom de gelijkmaker binnen. Lurling probeert zijn grens te instrueren dat het buitenspel was, maar die gaat er niet in mee. “Wel sportief blijven gij hè,” schreeuwt een woeste oudere supporter van de tegenstander. “Lurling gij bent onsportief, jongen.” Lurling moet lachen en steekt zijn duim naar hem op.
In de tweede helft komt BVV op voorsprong, met een doelpunt waar een luchtje van buitenspel aan hangt. Daarna pakken de bezoekers ook nog twee rode kaarten. De tweede was voor een rotschop, die wordt toegejuicht door hun assistent-trainer. Als iemand aan de kant van Engelen daar iets van zegt, wil de assistent hem aanvliegen. Hij wordt door zijn eigen spelers tegengehouden en het loopt met een sisser af. Het doorschuiven van Lurling naar de nummer-tien-positie levert vervolgens niet het gewenste resultaat op: Engelen verliest de wedstrijd van de directe concurrent met 2-3.
Lurling geeft de tegenstanders een handje en beent het kunstgras af. In de kleedkamer kijkt hij moedeloos voor zich uit. Meteen na de wedstrijd is het wat moeilijker om te relativeren. Zeker als een paar deuren verderop, in de kleedkamer van BVV, het feest is losgebarsten.
Na het douchen tref ik Lurling in de kantine. Hij baalt nog steeds van het resultaat, maar al gauw komt een van zijn teamgenoten langs met een plastic bekertje om te potten. Lurling stopt er twee briefjes van vijf in. Volgens zijn teamgenoten houdt Lurling wel van een biertje en doet hij regelmatig het licht uit in de kantine. Dat is niet de enige manier waarop hij bijdraagt aan de derde helft van FC Engelen: de gesigneerde shirts van profclubs die in de kantine hangen heeft hij geregeld, en hij helpt ook mee bij het organiseren van darttoernooien op donderdagavond.
Lurling staat met een biertje in zijn hand. Voor hij het doorheeft, duwt een teamgenoot een tweede in zijn andere hand. “Die pot komt wel op dadelijk, maak je maar niet druk.”
Dit is een verhaal uit de serie De Kantinedienst, over de schoonheid en smerigheid van het Nederlandse amateurvoetbal. Alle verhalen uit de serie zijn hier te vinden.