FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Bekentenissen van een kalende man

Onder mijn combover schuilt een primitieve angst voor de dood.

Ik ben een kalende man. Geen kale man. Nog niet. Er zit nog genoeg haar op mijn hoofd dat ik – zolang ik niet te veel zweet of kleiner ben dan de rest en de lichtval gunstig is – de schijn kan ophouden dat ik een van de behaarden ben. De behaarden, die mannen met een robuuste haarlijn die recht over hun voorhoofd loopt als een spoorlijn of de horizon. Hun achterhoofd wordt nog bedekt door een weelderige haardos in plaats van een flap naakte hoofdhuid; een omgekeerd voorhoofd dat naar buiten tuurt als het startende oog van Sauron. Soms betrap ik mezelf erop dat ik als een soort haarlijnfetisjist zit te staren naar een bijzonder strakke haarlijn, en me voorstel hoeveel beter het leven van de eigenaar is dan het mijne – het zelfvertrouwen, de mogelijkheden.

Advertentie

Ik hoor niet bij hen. Ik sta aan de andere kant van de scheidslijn. Ik ben een oplichter, een illusionist, een meester in de zwarte kunsten van de combover. Het hoofdingrediënt van mijn toverspreuk is wat ik liefdevol mijn toef noem. De toef bestaat uit de laatste restjes van mijn kuif, een geïsoleerd en verlaten eiland van haar omringd door de stijgende zeespiegel van mijn voorhoofd. Ik bewonder deze dappere soldaat, de laatste der Mohikanen, hoe hij de aandacht afleidt van mijn glimmende voorhoofd en dient als een haargordijn, dat de suggestie wekt van een volle bos erachter, hoewel het weinig meer is dan een struikje, een boeketje. Het is mijn Potemkinse dorp. Achter de toef ligt het gapende ravijn. Een immer groeiende, haarloze kloof die doorloopt tot de kale plek op mijn achterhoofd, als een rivier van hoofdhuid die uitmondt in het meer van mijn zelfhaat.

En natuurlijk blijven de haren aan de zijkanten en achterkant van mijn hoofd onverminderd doorgroeien, met hetzelfde jeugdige enthousiasme als altijd, zich niet bewust van het slachtveld aan de bovenkant. Ze doen me denken aan geïndustrialiseerde landen die vrolijk blijven consumeren en vervuilen terwijl de ijskappen razendsnel smelten – niet in staat of niet bereid om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit.

Een man die zijn kaalheid heeft omarmd. Foto via Facebook

En oké, "mijn kalende hoofd is de planeet die naar de knoppen gaat" is een behoorlijk narcistische metafoor. Maar het is wel een adequate representatie van het onmetelijke narcisme dat bij mijn kaalwordingsproces komt kijken. In de afgelopen tien jaar heb ik alles bij elkaar opgeteld dagenlang naar mijn schedel gekeken in de spiegel. Ik heb letterlijk een uur lang mijn nek gerekt en gestrekt in een poging om te zien wat er nou precies aan de hand is daarboven. En God help me, als er een los spiegeltje ligt in de badkamer, kan een snelle plaspauze veranderen in een vijftien minuten durende haarlijninspectie. Toen ik nog een smartphone had, kwam ik weleens dronken thuis, en probeerde dan foto's en video's van de bovenkant van m'n hoofd te maken, als een surveillancedrone die een verdachte locatie stukje bij beetje in kaart brengt.

Advertentie

En ik weet dat ik niet de enige ben die zulk gedrag vertoont. Een tijdje geleden zat ik in het kantoortje bij het restaurant waar ik werk naar de monitors van de bewakingscamera's te kijken. Een van de camera's was perfect gepositioneerd om mijn kale plek te zien, wat ik vervolgens ook tegen mijn collega zei. Nadat ze terecht zei dat ze dat een vreemde opmerking vond, vertelde ze dat een vriend van haar ook kaal aan het worden was. "Elke keer als ik 'm zie wil hij dat ik ernaar kijk en hem vertel hoe het ervoor staat," klaagde ze. Ik moest denken aan alle keren dat ik mijn vrienden in diezelfde positie had gedrukt, en had gevraagd om me te briefen over de stand van zaken op de bovenkant van m'n hoofd.

Waarom doe ik dat soort dingen? Waarom verneder ik mezelf en etaleer ik mijn onzekerheid zo opzichtig ten overstaan van mijn vrienden. Waarom ben ik zo obsessief bezig met mijn verloren lokken, als een ex waar ik maar niet overheen kom? Ik vermoed dat onder mijn gekrenkte ego een oprechte doodsangst schuilt. Als ik in de spiegel kijk, en mijn haar naar achter duw om te zien hoe ver de kloof reikt, voel ik me als een soort waarzegger die in zijn glazen bol de toekomst probeert te lezen, die probeert te zien wat voor dood hem te wachten staat. Want dat is wat kaal worden voor mij betekent: een kleine dood. De dood van mijn jeugd, de dood van mijn viriliteit, de dood van de mogelijkheid dat ik ooit nog wordt beschreven als een "knappe jongeman". Het haarverlies voelt als het verlies van potentieel, als iets dat me vastpint aan het type man dat ik zal blijven tot ik sterf. Wanneer ik in de spiegel staarde, probeerde ik te zien wat voor soort man, wat voor soort mislukt en miezerig leventje, ik kon verwachten te leiden tot mijn dood.

Advertentie

Want er lijken maar een paar manieren te zijn om met haarverlies om te gaan. Je kan ertegen vechten en pillen slikken als Propecia, waar je ook impotent van wordt, en je dus moet afvragen wat belangrijker is voor jouw gevoel van mannelijkheid: je ijdelheid of je seksuele prestaties. Een andere optie is om naar de tondeuse te grijpen en je haar te millimeteren. Dit is een powermove die voorbehouden is aan macho's en alfamannen: beurshandelaars, atleten en Jason Statham. Mensen die het noodlot bij de lurven grijpen, übermenschen die het heft in eigen hand nemen en zeggen: "Je mag m'n haar hebben, Vadertje Tijd. Sterker nog, hier is het. Mijn haar was zwak en ik ben sterk en mijn mannelijkheid hangt niet af van zoiets arbitrairs als een vachtje op mijn schedel."

Nog een kale man die ik hoog heb zitten. Afbeelding via Flickr

Dan heb je nog de mannen die de zijkanten van hun hoofd zorgvuldig bijknippen en in model kammen, en zo een perfecte cirkel van haar om hun kale plek trekken, als een pluizig altaar rond hun glimmend kale kruin. Dit is de ergste optie. Ik noem deze mannen doodsaanbidders; dit is het kapsel van onderdanige hielenlikkers en wrokkige sadisten. Dit is wat Stephen Miller op z'n hoofd zal hebben als zijn kaalheid compleet is.

De laatste optie is de "ik laat het gewoon lekker gaan." Dit is wat je doet als je niet in paniek raakt. Je houdt je haar kort, want op een bepaald punt in het kaalwordingsproces geldt dat hoe langer je resterende haar is, hoe meer je eruitziet alsof je net bent ontsnapt uit een of andere gesloten inrichting. Maar verder behandel je je haar niet anders dan anders. Je scheert je hoofd niet kaal, maar eert de overgebleven plukjes door ze op je hoofd te laten zitten in al hun zielige glorie. Dit is de look die zegt: "Het leven is lijden en dat begrijp ik nu en daar geef ik me aan over en in die overgave heb ik verlossing gevonden."

Je kan ook een pet op zetten.

Elke keer dat ik merk dat ik te veel aan het piekeren ben over mijn haarverlies, denk ik aan een openbaring die ik een jaar geleden had toen ik, in een door wanhoop gedreven impulsieve bui, mijn hoofd kaalschoor. Ik had genoeg van de spanning van het wachten, genoeg van proberen te raden wat de toekomst me zou brengen. De behoefte aan antwoorden overviel me. En toen ik daar stond te midden van mijn vers geschoren plukken haar ontdekte ik twee dingen. Eén, ik heb godzijdank een prima schedel. Het is niet puntig of bobbelig, en ik heb niet van die rare huidrollen boven m'n nek.

Het tweede ding dat ik me realiseerde is dat kaal worden een soort dood kan zijn, ja, maar een dood van dingen waar ik niet per se aan hoef vast te houden. Een dood van dit ideaal van mannelijkheid dat ik in mijn hoofd heb zitten en waarmee ik mezelf constant vergelijk. Het ideaal van een man met een robuuste haarlijn en een dikke portemonnee, die sterk en machtig is, assertief en zelfverzekerd, een man wiens succes gemeten wordt met al die onzinnige en verschrikkelijke maten: de hoeveelheid spullen die hij heeft, het aantal vrouwen dat hij heeft geneukt. Toen ik mijn hoofd kaalschoor en zag hoe ik eruitzag zonder haar, zag ik dat mijn idee dat mijn kaalheid me vastpinde op een bepaald levenspad niet klopte. In plaats daarvan betekende het omarmen van mijn haarverlies het omarmen van het iele, kale, rare mannetje dat ik ben en altijd zal blijven, tot ik en mijn kale knikker de pijp uitgaan.