In onze nieuwe serie CSI: Nederland gaat archeoloog Laura van der Haar op bezoek bij verschillende forensisch specialisten.
Ik ben twintig minuten te vroeg bij De Generaal, het monumentale café in Baarn dat precies tussen het bos en het treinspoor in ligt. Om twee over heel wil ik daarom stiekem al bellen of hij de afspraak niet vergeten is, maar dat is onbeleefd. Je mag heus een paar minuten te laat komen, helemaal als je in lijken snijdt.
Videos by VICE
Ik heb afgesproken met forensisch patholoog Frank van de Goot en nog eens twintig minuten later besluit ik dat het niet meer onbeleefd is om te vragen of hij het misschien vergeten is.
“Zit je er al?” neemt hij op.
“Ja!”
“Niet bewegen, ik kom er nu aan!”
Een vriendelijk blozende man in zwarte legerkistjes wandelt het terras op. Hij heeft zwart haar met een helderwitte baan door het midden en is dus forensisch patholoog. Frank van de Goot verontschuldigt zich voor het feit dat hij te laat is, hij komt rechtstreeks van Merel Luna, meen ik te verstaan.
“Van wie?”
“M’era Luna, een Gothicfestival. Heel zwart allemaal.”
Ik ben niet zo thuis in de gothicscene, dus vraag of ik wellicht een band uit de line-up zou kunnen kennen, Gorgoroth ofzo? Ik noem de eerste Gothic-klinkende bandnaam die in me opkomt.
“Neeeeeee, dat is black metal. Ook mooi hoor, maar dan moet je naar Wacken, bij Hamburg. Alleen nooit zonder vaccinaties heengaan hoor, geen idee wat daar allemaal rondwaart.”
“Je kunt nu een tumortje hebben dat over veertien dagen weer verdwenen is. We hebben volstrekt geen idee wat er allemaal voorkomt onder de populatie.”
Frank van de Goot is één van de vijf forensisch pathologen van Nederland, waarvan er twee bijna met pensioen gaan. Hij zucht, het is een uitstervend vak. Weet ik hoeveel mensen er op dit moment in opleiding zijn?
Nee.
Nul.
Van de Goot werkt twee van de vijf dagen in het ziekenhuis van Alkmaar, bij zijn maatschap Symbiant. Daar doet hij het voor de pathologenvergunning verplichte ‘patiëntgebonden onderzoek’. En het blijft een onuitroeibaar misverstand dat hij alleen met lijken werkt; het leeuwendeel van zijn werk zit in het benoemen van ziektebeelden.
“Dan zit er een wit vlekje op de long van een patiënt, ik krijg daar een hapje uit, benoem wat ermee aan de hand is en de longarts weet dan dat hij moet gaan bestralen, bijvoorbeeld.”
Maar alleen al van kanker bestaan tienduizenden verschillende vormen, dus als patholoog is het noodzakelijk dat je een maatschap hebt, met aanvullende specialismen.
Forensische pathologie, obducties en hersentumoren zijn de specialismen van Frank van de Goot.
“Forensische pathologie is vaak heel simpel. Dan zie je bijvoorbeeld een gat hier en een gat hier,” hij zet een wijsvinger tegen zijn voorhoofd en tegelijk één tegen zijn achterhoofd. “Maar je kunt ook iemand hebben van negentig met vijf verschillende ziektes, dat is een puzzel om dan de doodsoorzaak te achterhalen. En dat gebeurt veel te weinig.”
“Wat?”
“De echte doodsoorzaak achterhalen.”
Per jaar zijn er ongeveer 150.000 doden in ons land, waarvan er zo’n 3.000 worden geopend. Ongeveer tien procent van die 3.000 betreft een gerechtelijke sectie. Dat betekent volgens Van de Goot dat van het overgrote merendeel van de doden de werkelijke doodsoorzaak niet bekend kan zijn.
“Weet de schouwarts dat dan niet?”
“Ja, die vult de B-verklaring van Justitie in, waarop je verplicht bent een doodsoorzaak te benoemen, maar: een arts kan de wérkelijke doodsoorzaak vanaf de buitenkant onmogelijk zien. Die hele B-verklaring is dus niet meer dan een wettelijke verplichting tot het plegen van meineed. Artsen zouden veel vaker moeten voorstellen een klinisch-pathologische sectie te laten uitvoeren.”
“Waarom doen ze dat niet?”
“Deels angst; je weet nooit wat eruit gaat komen. En het is ook een aanvraagprobleem, je mag nog geen nagel van een dode verwijderen zonder toestemming.”
Maar wat vrijwel niemand weet is dat iedereen een onderzoek kan aanvragen naar de doodsoorzaak van hun familielid.
“Een heuse sectie?”
“Ja, en nog gratis ook! Dat zou veel meer moeten gebeuren, want men zit er veel te vaak naast wat betreft doodsoorzaken.”
Ik opper dat het CBS toch wel…
Hij hoonlacht het CBS van tafel. “Die krijgen hun gegevens op basis van die B-verklaringen, op basis dus van doden die alleen van buiten zijn bekeken! Dan wordt de reden van de dood vaak met het meest voor de hand liggende afgedaan. Hart- en vaatziekten zijn dan ook doodsoorzaak nummer één.”
“Stel, jij wilt op vakantie en oma zit je in de weg. Dan smeer je een broodje filet americain, laat dat een middagje in de zon staan, schotelt het oma voor en jij kan op vakantie. Komt niemand ooit achter.”
“En dat klopt niet?”
“Oh nee.”
“Wat is dan de voornaamste doodsoorzaak?”
“Infectieziekten. Het is ronduit fascinerend waar mensen allemaal aan geleden hebben. Als ik jou op dit moment openmaak – ik wil je niks aanpraten hoor – maar geheid dat je wat hebt. Een niertumor of een bijniertumor bijvoorbeeld.”
“Heb ik een niertumor?!?”
“Dat zou kunnen, die dingen zien we zo vaak. Ze zijn genetisch zo onstabiel dat ze komen en gaan. Je kunt nu een tumortje hebben dat over veertien dagen weer verdwenen is. We hebben volstrekt geen idee wat er allemaal voorkomt onder de populatie.”
Samen met obductiepatholoog Judith Fronczek werkt Van de Goot nu aan een publicatie waarbij ze vijfhonderd lijken opnieuw onderzoeken. Om te kijken of de in het ziekenhuis opgegeven doodsoorzaak klopt. De uitkomst: in 25% van de gevallen zat het ziekenhuis er compleet naast.
“Dan staat er hersenbloeding maar is het een longontsteking, the old man’s friend. Of staat er longontsteking en is het darmkanker, staat er darmkanker, dan is het griep. Ga zo maar door.
Buiten het ziekenhuis is het zelfs nog veel erger, om over zelfdodingen nog maar te zwijgen.
Van de Goot vertelt dat het aantal zelfdodingen nog nooit zo hoog is geweest, en wijt dat deels aan foutieve interpretatie.
“Een kind van 8 dat van een galerij valt. Zelfdoding. Denk je echt dat een kind van acht zelfmoord kan plegen? De gevolgen kan overzien? Een afscheidsbrief schrijft?”
Een dame die gillend de straat op rende, poedelnaakt, onder het bloed. Er zat een wond in haar borst en degene die bij haar was beweerde dat ze psychotisch werd en het zichzelf had aangedaan. Zelfmoord.
Of Lesley Timmer, ken ik die? Nee. Die in Luik zogenaamd van een brug sprong?
Timmer was een paar dagen vermist en werd uiteindelijk onder een verkeersbrug gevonden. Zelfmoord weer, volgens Justitie. Ondanks het feit dat zijn handen en voeten op zijn rug waren gebonden. Ondanks het feit er al meerdere bedreigingen aan het huisadres waren geweest en het beschermingsprogramma onlangs was opgeheven.
Van de Goot blijft doorgaan met het afvuren van foutieve doodsoorzaken – die wat hem betreft allemaal rechtgezet zouden moeten worden. Morgen heeft hij bijvoorbeeld een afspraak met een onderzoeksjournalist die zich bezighoudt met de Aprilmoorden.
“Die in Suriname!!!” roep ik, trots dat ik één van zijn voorbeelden ken.
“Nee, haha, nu ben je in de war met de maand december. De Aprilmoorden waren in 1942, op Curacao. Daar werkte een groep Chinese arbeiders voor Shell in een kleine scheepsruimte, erbarmelijke omstandigheden. De arbeiders wilden staken, dat mocht niet, ze deden het toch en werden onder vuur genomen.”
“Door wie?”
“Door de politie. Het was verweer, en daar kwamen ze mee weg.”
Hij kan door blijven gaan hoor. Dat klooster met gehandicapte kinderen die steeds maar overleden aan een longontsteking? “Er zijn ernstige verdenkingen dat iemand daar die kinderen een handje heeft geholpen, maar in de boeken vind je enkel terug: natuurlijke dood. Natuurlijke dood. Natuurlijke dood.”
Ziet hij eigenlijk trends in moordmethoden?
“Nou, de criminele fantasie is ronduit verbluffend.” schampert Van de Goot.
“Niet?”
“In 2015 waren er 285 dodelijke geweldsdelicten: het overgrote merendeel was schotletsel. Dan nog wat ‘botsend geweld’ zoals dat heet, een aantal steekletsels en wat verstikkingen. Dat was het wel.” Hij schudt zijn hoofd. “Waar is vergiftiging, brandletsel, verdrinking, verkeersgerelateerd overlijden? Ook dat zijn manieren om de medemens om zeep te helpen! Maar die vinden we niet terug onder de geweldsdelicten.”
Is het dan zo makkelijk om de perfecte moord kunnen plegen?
“Natuurlijk.”
“Hoe dan?”
“Stel, jij wilt op vakantie en oma zit je in de weg. Dan smeer je een broodje filet americain, laat dat een middagje in de zon staan, schotelt het oma voor en jij kan op vakantie. Komt niemand ooit achter.”
“Oh?”
“Voedselvergiftiging. Ouderen kunnen dat cardiaal niet aan. Er zijn zo ongeveer 26 miljoen chemicaliën, excuseer me als ik het aantal niet helemaal juist heb hoor, maar die kun je nooit allemaal testen bij een gewone tox, als er überhaupt al toxicologisch onderzoek wordt gedaan.”
Een tox kan een grote tox of een kleine tox zijn – een toxicologisch onderzoek – dan neem je wat bloed en urine af en vul je op een formulier in op welke stoffen je het getest wilt hebben. Of ik de Pindakaasmoord ken.
Ik blijk het grootste groentje op moordgebied ooit. “Kun je met píndakaas iemand vermoorden?”
“Als je er natriumazide overheen smeert en het aan je vriendin voert, ja. Probeer dat maar eens terug te vinden. Een moord is zo simpel om mee weg te komen. Burking weet je wel, Van Willliam Burke?”
Ik weet niks blijkt maar weer, he-le-maal niks. William Burke verkocht in de negentiende eeuw lijken aan universiteiten voor hun anatomische les. Die universiteiten zochten altijd verschillende soorten lichamen, dus ook een keer het lichaam van een jonge, zwangere vrouw. En waar kwam meneer Burke binnen een week mee aanzetten?
“Hij voerde zijn slachtoffers dronken en zette dan twee vingers als een klem om de neus. Probeer maar bij jezelf, wijs- en middelvinger rond je neus knijpen, en dan je duim stevig onder je kin, ja, zo. Probeer nu maar eens in te ademen.”
In mijn eigen neusklem demonstreer ik dat ik heus nog wel een beetje lucht naar binnen weet te krijgen door een spleetje tussen mijn lippen. De zon is inmiddels gedraaid en de witmarmeren tafeltjes weerkaatsen het felle licht. Achter ons krijgt een peutertje op d’r donder van haar vader. JE. EET. DIE. KROKET. OP! schreeuwt papa met zijn tanden op elkaar.
“Ja, nu kun je misschien nog net inademen, maar als je dronken bent niet meer. Probeer bij zoiets maar de doodsoorzaak vast te stellen.”
“Zie je daar niets van?”
“Nee.”
“Tegenwoordig ook niet, met de CrimeScope?” Ik ben zo trots dat ik dit woord onlangs geleerd heb, dat ik geen mogelijkheid om het te gebruiken onbenut laat.
“Neuh. En als je al iets ziet, wat zegt dat dan? Dat iemand in zijn neus is geknepen. In Engeland kun je trouwens de gevilde huid van Burke bekijken. Hij is goed gestraft voor zijn daden, zal ik maar zeggen.”
Weet hij van tevoren eigenlijk het verhaal van de dode op zijn tafel, of beïnvloedt dat hem te veel?
Ja, hij wil alles weten. “Er is ook iemand van de oude school die zegt: je moet helemaal geen informatie geven, alleen een lijk. Met alleen een lijk komt de waarheid naar boven. Mijn puppies krijgen inderdaad niks, die moeten eerst leren beschrijven zonder oordelen.”
“Puppies?”
“Ja mijn studenten aan de VU. Maar zelf wil ik alles weten, want mét informatie kun je beter duiden, mits je in je achterhoofd blijft houden dat de informatie die je kreeg evengoed níet waar zou kunnen zijn. De klinische wereld drijft wellicht op vertrouwen, maar de forensische wereld daarentegen op wantrouwen. Mijn standaardmodus is dat ik mezelf blijf vragen: wat zou je doen als je zeker wist dat dit níet waar was?”
Hoe begint hij met het duiden van een dode?
“Dat hangt af van wat er op mijn tafel ligt. Een mager oud dametje, of Ome Jaap van 150 kilo. Iemand met dunne beentjes en een dikke buik erboven? Waarschijnlijk een alcoholist. Bij horlogenagels weet ik: die heeft het aan zijn hart.”
“Eh… wat? Wat wat wat?”
“Persisterend zuurstoftekort. Zoek maar op. Horlogenagels, dat zijn van die bolle…” hij steek zijn eigen, zwartgelakte nagels naar voren. “Oh excuseer, dit is nog mijn festivaloutfit.”
En hoe gaat hij vervolgens het lichaam ín?
“Dat hangt van de vraagstelling af. Bij klinische obducties maak je de rug meestal niet open, maar bij gerechtelijke secties wel altijd. Je kunt namelijk ook doodbloeden in je eigen rug.”
Wablief?
“Als iemand met een honkbalknuppel is geslagen kan een interne bloeding makkelijk twee liter bloed in de rug kwijt.”
En het hoofd wordt ook altijd geopend: eerst wordt dan de schedelhuid heel zorgvuldig door een naad van oor tot oor weggetrokken en vervolgens wordt de blote schedel opengezaagd.
“Deze hoogte.” Hij trekt een rechte streep over zijn voorhoofd. “Maar ik prefereer eigenlijk de Virchow-methode.”
Virchow is de grondlegger van de pathologie en daarmee ook een grootheid op het gebied van obductietechnieken. In plaats van gewoon een rechte snede gebruikte hij een soort kleine driehoekjes.
“Als je het schedeldak gewoon recht opengezaagd hebt, zakt het hoofd er later nog weleens onderuit. Met die driehoekjes van Virchow blijft het schedeldak zogezegd netjes op zijn plek.”
“Als je het schedeldak gewoon recht opengezaagd hebt, zakt het hoofd er later nog weleens onderuit. Met die driehoekjes van Virchow blijft het schedeldak zogezegd netjes op zijn plek.”
“Is het praktisch moeilijk, deze handelingen?”
“Soms, als iemand al een tijdje dood is wordt de huid heel gevoelig. Net als bij oude mensen. En sommige mensen hebben van zichzelf een moeilijke huid.”
“Acne?”
“Nee, moeilijk om te snijden. Je wilt het zo mooi mogelijk doen, ieder lichaam moet zo toonbaar mogelijk afgeleverd worden. Maar sommige huiden… Oudere mannen met een kaal hoofd, die zijn het moeilijkst.”
Ik moet lachen.
“Waar de hele tijd de zon op heeft gestaan, je kent het wel. Hun huid is een ramp.”
Maar de technieken tegenwoordig zijn zo secuur dat je in de kist niets meer ziet van een obductie. Op het lichaam zit natuurlijk wel de grote lichaamssnede, die van schouder tot schouder loopt en dan naar beneden tot het schaambeen, maar deze wordt onder de kleding bedekt met een Y-vormige pleister.
“En hoe zit het met de organen?”
“Die gaan allemaal netjes terug het lichaam in.”
“Op hun eigen plek?”
“Nee, niet helemaal. Je probeert wel het hart en de longen een beetje in de borstholte te krijgen en de rest een beetje in de buikholte, maar dat lukt niet altijd precies.”
Er zijn mensen die daar heel slim op inspelen: Er worden tegenwoordig orgaanzakken aan de nabestaanden verkocht, in de kleuren rood, blauw en geel. Om het hart en de longen en de darmen et cetera gescheiden te houden. Zodat oma’s hart niet in d’r eigen poep komt te liggen, wordt dat dan gebracht, inspelend op de emotie. “Gewoon maïsmeelzakjes zijn het. Ja, ik heb daar toch een naar gevoel bij, maar ach, wie ben ik.”
Lukt het ook weleens niet, het toonbaar maken?
“Als je het écht wilt lukt het bijna altijd.”
Zelfs bij treinongelukken, waar ze in Duitsland veel nauwkeuriger terminologie voor hebben: angefahren, überfaren of mehrfach überrolt. Ook in dat laatste geval, wanneer iemand in meerdere stukken wordt binnengebracht, kunnen ze het slachtoffer nog heel mooi maken.
“Zelfs als je mehrfach überrolt bent?”
“Ja, goed genoeg voor een mooi afscheid. Soms moet je natuurlijk ook wel creatief zijn door te schuiven met het boeket; we hadden bijvoorbeeld een oudere dame die met haar hals op de rails was gaan liggen. Dan ben je de complete nek dus kwijt.”
“Wat doe je in zo’n geval?”
“Creatief zijn. Mevrouws beide benen waren er ook af, dus hebben we één been iets korter gemaakt en het restdeel gebruikt als nek. Verband er omheen en het zag er goed uit.”
Raadt hij het soms ook af om te kijken?
“Ja zeker. Mensen die aan het ontbinden zijn, dat moet je niet doen.”
“Hoe zien die eruit?”
Hij blaast zijn wangen op. “En donkergroen.”
“Hoe groen is donkergroen?”
“Smaragdgroen. Die zombiefilms waarin iedereen grijs of paars wordt hebben het allemaal mis.”
Is dat voor hemzelf niet schadelijk?
“Je draagt uiteraard altijd een pak en handschoenen, Hepatitis B is bijvoorbeeld een heel vervelend virus.
“Zijn er veel van dat soort virussen?”
“Ja, de hele wereld zit er vol mee. Of tuberculose, dat leeft na de dood gewoon door. Dat zit in de longen en knijp je daarin, dan verspreidt het zich door de lucht. Aerosolen. En bacteriën, schimmels, noem maar op. Aspergillus bijvoorbeeld, dat is de Tyrannosaurus Rex onder de schimmels. Iedereen is er bezááid mee, maar de mensheid en Aspergillus hebben lang geleden de deal gesloten elkaar te dulden. Tot je weerstand weg is, dan verbreekt het virus de deal en pakt ‘ie je.
“Hoe ziet dat eruit?
“Zoals wanneer je een potje jam in de zon laat staan, maar dan in de longen.”
Zo was er een keer een groep kunstenaars die een schimmel wilde laten groeien. Ze hadden een houten plaat van een paar vierkante meter polsdik met ketchup ingesmeerd. Om te kijken wat er zou gebeuren.
“Dat wordt een biohazard natuurlijk.”
Uiteindelijk belden ze Van de Goot: Hoe krijgen we die schimmel weer weg? Kun je komen helpen? “Ik heb gezegd dat ze de gemeentereiniging maar moesten bellen, daar waag ik me niet in de buurt!”
“Is het serieus zo gevaarlijk?”
“Reken maar. Schimmels gaan woekeren, en daar moet je niet al te veel tegelijk van binnen krijgen.”
“Stel dat ze hem nou wél door hadden laten groeien, wat zou er dan mee gebeurd zijn?”
“Uiteindelijk gaat hij heus wel dood, omdat hij geen water meer krijgt.”
“Maar als je hem dan in het regenseizoen in de jungle zet?”
“Dan groeit hij door en gaat hij uiteindelijk alsnog dood, omdat hij de vijandelijke schimmels daar niet aankan.”
“En als je hem dan op een paradijselijk eiland zet, zonder vijanden, naast een beekje?”
“Hoor je wat je nu aan het doen bent?”
“Wat?”
“Je zet een levensgevaarlijke alien in het paradijs!”
Lees hier meer fascinerend gruwelijke verhalen uit de serie CSI: Nederland
Volg ons en je mist nooit meer een verontrustend feit uit de medische wereld: