Marina Chafroff Myriam Leroy
Identiteit

Marina Chafroff, de Brusselse verzetsstrijder door de geschiedenis vergeten

Veroordeeld tot onthoofding omdat ze nazi’s in de Naamsepoort neerstak, haar geschiedenis klinkt door in onze tijd en onthult andere toevalligheden.

Deze tekst is een excerpt van de podcast La Poupée Russe: la femme sans tête (De Russische pop: de vrouw zonder hoofd), geproduceerd door Myriam Leroy en Valentine Penders voor Tipik. Ze is te beluisteren op Auvio en streamingplatformen. Myriam Leroy is ook auteur van het boek Le mystère de la femme sans tête (Het Mysterie van de Vrouw zonder Hoofd), uitgegeven door Éditions du Seuil in het Frans, dat ook over Marina Chafroff gaat.

Advertentie

Op een dag in December 2020 beslis ik om de lockdown te negeren en mijn vriendin Amélie te gaan bezoeken. Ze maakt geen deel uit van mijn bubbel, zoals we dat noemen. Ik stel voor om een wandeling te maken naar de begraafplaats van Elsene, dat tussen mijn huis en het hare ligt. Ik kies niet voor die locatie uit een of andere morbide gedachte maar omdat het gemakkelijk is: ik wil praten zonder masker, en toen liep de politie nog door de straten om iedereen die de regels overtrad te beboeten. Die dag wou ik met rust gelaten worden. 

Ik ben nog nooit naar de begraafplaats van Elsene geweest. Het is groot, zoals een park bijna. Het is er prachtig. Ik begin foto’s te nemen. Het is een koude zondag en de lucht ziet er somber uit, een hevig en triestig grijs, zoals dat in Brussel wel vaker is. Het is de soort lucht dat de toppen van gebouwen en torens lijkt op te eten. Een slijmerige lucht. Architect Victor Horta ligt begraven op deze begraafplaats. Ook muzikant en mediaman Marc Moulin ligt hier. Ik hoor bijna elke dag over hem, er is een radiostudio bij de RTBF die genoemd is naar hem. Op de begraafplaats van Elsene ligt een hoop belangrijke mannen, de violist Eugène Ysaÿe, entrepreneur Ernest Solvay, cineast Henri Storck… Tijdens mijn wandeling door de paadjes van het kerkhof komt België in zwart en wit tevoorschijn vanuit de grond. 

Advertentie

En dan, ik weet niet goed hoe of waarom, valt mijn blik op een rij van identieke grafstenen. Precies stenen tanden in een mond van gras, de struiken het tandvlees. Het gazon is net gemaaid. Op een plaque lees ik de naam van een vereniging die verantwoordelijk is voor het netjes houden van de zerken. Het is de rustplaats van de martelaren van de Tweede Wereldoorlog. Samen met mijn vriendin wandelen we erlangs en lezen we de namen die op de graven staan. Ze geeft les in een chique school en vindt het grappig dat veel van haar leerlingen dezelfde namen hebben als deze oude mannen uit de jaren ‘40: Marcel, Maurice, Victor en Lucien. Overal rondom ons zien we enkel namen van mannen. We wandelen doorheen deze vreemde cirkel. Alle leden die we hier zien zijn doodgeschoten, dat staat op de stenen. Ze zijn precies allemaal achtergelaten, nergens ligt een bloem aan hun tombe. En wanneer ik net wil verder wandelen, zie ik opeens de naam van een vrouwm Marina Chafroff. Ter hoogte van haar grafsteen steekt een verlepte roos in het struikgewas, net niet volledig uitgedroogd. Iemand herdenkt haar nog steeds. 

En dan lees ik hoe ze gestorven is: Marina Chafroff werd onthoofd. 

Décapitée, onthoofd. Vier verachtelijke, kletterende lettergrepen die barsten als de schoten van een mitrailleur. 

Ik wist niet dat vrouwen onthoofd werden tijdens de oorlog. Ik wist niet dat ze mensen überhaupt onthoofdden tijdens de oorlog. Eigenlijk weet ik niets over de oorlog hoewel mijn vader geboren werd in 1940. Hij herinnert zich het rantsoeneren, de tanks en soldaten nog. Hij probeerde ons zo vaak erover te vertellen, maar het werkte niet, ik luisterde nooit. Als kind droomde ik enkel maar over Amerike en showbusiness, maar ik werd herhaaldelijk overvallen door gelige foto’s van arme mensen die overleefden in de armoede. Mijn moeder leek me misschien wat interessanter. Haar ouders hadden Joden schuil gehouden. Een medaille die ze deel maakt van “Rechtvaardige onder de Volkeren” ligt stof te vergaren thuis, naast een bronzen beeld van een danser. Maar m’n moeder kan er me niet veel meer over vertellen, ze was toen nog niet geboren, en haar oudere broer, die er wel over had kunnen getuigen, is nog maar overleden, een slachtoffer van covid. 

Advertentie

Als ik kijk naar het graf van Marina Chafroff, begrijp ik niet goed wat ze me vertelt. Ik betreur het Belgische onderwijs in de jaren ‘90, dat ons vergat te vertellen wat er zo belangrijk was aan de wereld die we erfden. Uit de geschiedenislessen kwamen we enkel thuis met het idee dat koloniseren een woord is dat verwijst naar een colonoscopie. Ik neem uiteindelijk een foto van de grafsteen. 

MarinaChafroff.jpg

Het woord onthoofding heeft een grappig effect op mij en m’n vriendin. Ik lach nerveus “sympathieke kerels, die nazi’s.” Ze antwoordt: “that’s the spirit gasten.” Maar het doet ons huiveren. Enkele weken eerder in Frankrijk werd een geschiedenisleerkracht onthoofd door een Islamist. De moord op Samuel Paty is op elke nieuwszender, het doet herinneren aan de aanslag op Charlie Hebdo. Om dat woord ‘onthoofd’ te zien, zo, zonder enige voorzorg, onder de naam van een vrouw die - als ik het goed heb - amper 33 was toen ze stierf, zomaar uit het niets. Dat doet iets met ons. We gaan naar huis met een vreemde nasmaak. 

Eens thuis post ik de foto van Marina’s grafsteen op Instagram als story. Het is simpelweg een vreemde vondst, een beetje zoals wanneer je picturesque beelden van het verleden opvangt tijdens een wandeling door een rommelmarkt. Ik heb er geen verdere plannen mee. Tot er een follower die mijn post zag, me vertelt dat hij wat research heeft gedaan over deze onthoofde vrouw. Er valt niets te vinden, of toch bijna niets. Ze wordt op Google vermeld als de Belgische Jeanne d'Arc, maar verder gaat het niet. En ik denk bij mezelf hoe gek het wel niet is, hoe weinig moeite we erin hebben gestoken de nagedachtenis te bewaren van vrouwen die geschiedenis hebben gemaakt. Alsof er een speciale vuilnisbak is in onze herinneringen dat dichtgelast is, met als gevolg dat zodra een heldin sterft - en soms zelfs er nog voor - we haar alweer zijn vergeten. Ik vind dat we ook te snel eender welke vrouw als een Jeanne d'Arc bestempelen vanaf ze zich inzet voor een goede zaak. Zeker als je erbij stilstaat dat haar figuur verheerlijkt wordt door extreemrechts, het wordt misschien eens tijd om andere belangrijke vrouwelijke figuren te herdenken. Dus doe ik zelf wat research.

Advertentie

Ik wil weten wie deze Marina was, waarom ze stierf en hoe het komt dat niemand nog weet wie ze was. Ik wil weten hoe deze vrouw eruitziet. 

Ik vind het op Google Images. En onmiddellijk begrijp ik dat ik me de komende jaren ga gebruiken om alles uit te zoeken over Marina wat ik maar vinden kan. Deze vrouw heeft een gezicht, dat van een straatkat, en het lijkt wel alsof ze boos is, met goede reden ook, deze foto werd genomen vlak voor ze werd vermoord. Ze heeft dikke wangen en een vooruitstekende kin. Ze is mooi, zo’n woeste schoonheid, een knap gelaat dat van het heden zou kunnen zijn, omdat niets in haar gezicht datering toelaat. Ze draagt noch make-up noch heeft ze haar wenkbrauwen geplukt. Haar haren zitten weggestoken onder een baret. Er is enkel het gezicht van een vrouw die er niet is om lief te hebben. 

Marina’s foto is vastgeniet aan een repatriëringsformulier voor haar overblijfselen, ingevuld door haar moeder, Ludmilla, in gebrekkig Frans. Ze zijn beiden Russisch. Ludmilla geeft aan op het papier waar haar dochter voor het laatst verbleef, Chaussée d’Ixelles 265. Dat is zo vreemd want ik kan het gebouw voor mijn ogen halen, ik passeer er elke dag langs op weg naar m’n werk.

Het is best een doorsnee gebouw, maar uit het raam kun je een Chinees restaurant zien, iets origineler. Het viel me op, omdat hij op een dag de verkiezingsposters had opgehangen van Alain Destexhe en Georges Dallemagne, twee politici die te zien zijn in een aflevering van Strip-Tease in Noord-Korea, dat was in het jaar 2000.

Advertentie

Marina is mijn buurvrouw, soort van. Ik zie haar voor me, in haar woonkamer, kijkend naar deze voorgevel, of misschien die van het huis ernaast. Vandaag is het een juwelier, ik vraag me af wat er in haar tijd stond, december 1941, toen de jonge vrouw haar huis verliet om zichzelf over te leveren aan de Duitsers, haar dood tegemoet; wat zag ze toen ze door de straten van een bezet Brussel wandelde? De muren volgeplakt met posters voor de bevolking, de voetpaden een grote lijn van mensen die in de rij staan te wachten in de vrieskou, om met hun rantsoenzegels een beetje eten te krijgen, of koffie-alternatief (ersatz). Vandaag de dag sta je hier in de rij om Primark of Fnac binnen te gaan. Deze slagader in de stad is niets meer dan een een opeenvolging van midden- en lagere klasse commerciële handelszaken geworden, uniform, net zoals overal waar globalisatie ze doet ontpoppen, geregulariseerd. In de jaren ‘40 had Brussel een echte persoonlijkheid, dat kun je zien in de weinige foto’s die overblijven uit die tijd. Het was misschien geen Parijs, of Madrid, maar een stad met kasseien, bomen, gevels met luifels en smeedijzeren balustrades. 

De foto van Marina komt van een blog, van een Spaanse amateurhistoricus die - net zoals ik - haar graf per toeval ontdekte en door het woord ‘onthoofd’ gegrepen werd. Ramon Puig is een gepensioneerde, hij werkte voor de Europese Commissie en kwam vaak zijn gazet lezen op de bankjes van de begraafplaats om even weg te zijn van de drukke wijk. Hij deed onderzoek naar Marina en publiceerde alles wat hij kon vinden zo’n 10 jaar geleden op het internet. Wat hij vertelt is uitzonderlijk. Het is een verhaal van een moeder met twee kinderen, twee jongens van 3 en 8 jaar, met een grote liefde voor Stalin. Ze besliste op 7 december 1941 om - met mes in hand - het huis te verlaten, om een nazi neer te gaan steken. Een episch verhaal dat uiteindelijk leidt tot haar aangifte op 16 december aan de Duitsers. Ze dreigen namelijk 60 gegijzelden te executeren indien de schuldige zich niet zou aangeven bij de autoriteiten. Onderweg naar het hoofdkwartier grijpt Marina de kans om een nazi neer te steken. Een executie voor een moord, kan ze er even goed maar gebruik van maken. Op 31 januari 1942, om 5u ‘s ochtends - in de gevangenis in Keulen, waar ze haar hadden naartoe gebracht - wordt ze uiteindelijk onthoofd, met een bijl. 

Advertentie

Dus ik weet eigenlijk niet veel van de oorlog, maar ik weet wel dat zo’n verhaal niet normaal is om niet te kennen. Ik vind het niet juist dat de begraafplaats van Elsene niet eens de naam van deze vrouw in diens register heeft staan - dat vertelt de Spaanse blogger ons.

Ik denk dat er hier iets heel verkeerd aan is, en misschien is dat simpelweg de minachting voor het vrouwelijke geslacht dat ons hun daden doet minimaliseren. Maar deze vrouw die twee nazi’s neerstak in een tijd toen er zelfs nog geen sprake was van een verzet, deze moeder die de voorloper was van een opstand, verdient ongetwijfeld straten en ziekenhuizen die haar naam dragen. En uiteindelijk heeft ze enkel een grafsteen, gelijkend aan honderden anderen, waar haar naam vervaagt zoals regen en tijd steen doet slijten. Hoe dan ook, ik ben ervan overtuigd dat dit onderwerp mijn roeping is, en dat misschien zelfs - hoewel dit op het randje van mystiek en belachelijk klinkt - Marina zelf mij vraagt om haar verhaal te vertellen. En dus, onmiddellijk, beslis ik om een onderzoek te starten. 

En net zoals met matroesjka’s, die telkens een nieuw gezicht tevoorschijn onthullen bij het losmaken van het hoofd, zodra ik mezelf verdiep in het verhaal van Marina Chafroff, ontdek ik talloze geweldige mensen, miskend of onbekend, helden of extravaganten, een bestiaire vol fantastische wezens die het verhaal vertellen van een periode dat bijna klinkt als science-fiction. Een moment in de geschiedenis dat zo verschilt met het huidige tijdperk, maar desondanks toch ons zo aanspreekt. 2022 en 1942 liggen over elkaar heen als lagen die - zoals in vroege animaties - tekenaars verlosten van de verplichting om de statische delen van elk frame te hertekenen. Alles verandert en blijft tegelijk hetzelfde. 

Een van de eerste personages in de vreemde film die ik in mijn hoofd maak, is mevrouw Backhaus, een kleine dame, een bestuurslid van het Rode Kruis, die Marina verenigde met haar moeder, vijf jaar na haar dood. Mevrouw Backhaus, die ook bekend stond als ‘de identificeerder’ - een bijnaam die een Nicolas Cage film zou kunnen geweest zijn - ging in de graven gaan kijken, de putten, de tombes, om er de lijken te gaan identificeren, soms met haar blote handen. Samen met mevrouw Backhaus stappen we in de ambulance, voor de tweede aflevering van De Russische Pop

Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.