Magnus August Høiberg begint deze ochtend met het bevragen van de aard van de realiteit. Het is een warme dag in april en we lopen door een drukke straat in West Hollywood, in het felle zonlicht waar mensen voor naar de westkust verhuizen. Hij zit middenin een verhaal over zijn huidige woonsituatie – hij huurt een appartement in New York, maar daar is hij al vijf maanden niet geweest – als hij pauzeert en naar een chromen schedel ter grootte van een kinderhoofd staart dat in een galerie staat. Zijn lange haar wappert in de wind. “Denk jij dat we in een simulatie leven?”
Voordat ik kan antwoorden, lacht Høiberg en hij vervolgt zijn weg langs Melrose, onderweg naar een café voor een ijskoffie. Er zit een huppeltje in zijn tred als hij in een nasaal Scandinavisch accent praat over zijn nieuwste theoretische obsessie. Hij zag laatst een video van Elon Musk, waarin gesuggereerd wordt dat er een “kans is van een op een miljard” dat we niet in een computer-gegenereerde versie van deze wereld leven.
Videos by VICE
Benny Blanco, een oude vriend en de eigenaar van het huis waar Høiberg verblijft, haalt ons in en mengt zich in de discussie. “Dit is zijn ding, simulaties. En de vraag of hij naar de hel gaat.”
Ik raak een beetje van mijn apropos. Het gesprek dat we vandaag hebben is een van de weinige interviews die hij ooit deed, en het eerste interview dat hij persoonlijk in het Engels geeft. Sinds hij zes jaar geleden begon met muziek maken onder de naam Cashmere Cat, heeft hij een reputatie opgebouwd van iemand die onbereikbaar is. Hij zegt nee tegen de meeste interviewaanvragen, en hij verhult zijn gezicht op de meeste foto’s. Niets van dit alles voelt als een correcte omschrijving van hem zoals hij zich gedraagt deze ochtend. Elf uur ‘s ochtends lijkt wat vroeg om zo diep in te gaan op de grote vragen van het leven, maar zijn glimlach laat zien dat hij eerder nieuwsgierig is dan bezorgd.
Hij draagt een veel te grote grijze trui, die tot op zijn dijen valt, een joggingsbroek van Nike, Converse-schoenen en een pet met daarop het logo van Fade to Mind – een zichtbaar comfortabele outfit, en het valt me op dat het vrijwel dezelfde kleding is als die hij droeg op de rode loper tijdens de Grammy’s van dit jaar, waar hij en Blanco genomineerd waren voor beste r&b-liedje, voor hun werk op LUV van Tory Lanez. Terwijl we lopen, geeft hij een mogelijke verklaring voor de snelheid van zijn gedachten. Now or Never, een recente samenwerking met Halsey, komt ergens vandaag uit, en gisteren legde hij de laatste hand aan zijn langverwachte debuutalbum 9, dat op 28 april uitkomt op Mad Love Records, het label van Blanco, en Interscope. Na 48 uur zonder slaap, is hij eindelijk klaar met het mixen en masteren, heeft hij de tracklist bepaald en de hele boel opgestuurd naar zijn label. Na negen uur slaap is hij er weer helemaal klaar voor.
Verderop in de straat pakt Høiberg ineens mijn opnameapparaatje af, en begint te freestylen over een Balenciaga-winkel waar we langs lopen. “Dat was alleen nog maar de intro,” zegt hij grinnikend, terwijl hij de recorder teruggeeft. De laatste loodjes van het opnameproces waren zwaar, maar vandaag is een goede dag. Al krijg ik het idee dat Høiberg de laatste tijd veel goeie dagen heeft.
Hij begon muziek te maken als Cashmere Cat toen hij nog in Noorwegen woonde. Zijn kleurrijke muziek bracht hem op de podia van grote EDM-festivals, maar zijn liedjes werken ook voor een wat introverter publiek. Dankzij een paar EP’s op gerenommeerde labels als Pelican Fly en LuckyMe, kwam hij middenin een scene die de scherpe randjes van dancemuziek haalt. Net als zijn labelmaatjes Hudson Mohawke en Rustie zit er een euforische energie in die je in clubmuziek vindt, maar het is ook “zacht,” zoals Høiberg het zelf noemt. “Ik maakte het met het idee dat mensen het thuis op hun slaapkamer luisteren, en niet per se ergens in een enorme mensenmassa.”
Maar dat idee is sindsdien wel wat veranderd. Nadat Blanco – producer en songwriter voor onder meer Kesha en Maroon 5 – een remix hoorde van Høiberg, werden de twee vrienden en gingen ze samenwerken. Ze hebben een bijzondere band, en hun manier van communiceren lijkt haast telepathisch. In de jaren die volgden, met Blanco’s hulp, kreeg Høiberg de kans om te produceren voor grote namen uit de popwereld. Hij werkte met The Weeknd, Ariana Grande, Kanye West, Charli XCX en Ludacris, en trok ‘s werelds populairste muziek een klein beetje scheef.
Het album 9 is een poging om zijn studiowerk om te zetten in een soloproject, met medewerking van Lanez, The Weeknd, Grande, maar ook Ty Dolla $ign, Francis and the Lights, Kehlani, MØ, Selena Gomez, Jhené Aiko en zelfs Camila Cabello van Fifth Harmony. Met zo’n cv is het niet gek dat hij zich vandaag afvraagt of we niet in een simulatie leven.
In Blanco’s huis lopen we langs een koffietafel waar een groot boek op ligt met de titel The Big Book of Pussy 3D. We gaan richting de tuin, waar we gaan zitten naast het zwembad, omringd door cactussen en ander groen. Ik herken een paar figuren die vaak te zien zijn op het instagramaccount van Høiberg: Larry en Disco, de twee Franse bulldogs van Blanco. Ze rennen rond met hun tong uit hun mond, voordat ze neerploffen in het zonnetje. Høiberg geeft ze een aai en begint te vertellen hoe zijn wereld zo vreemd werd.
Høiberg werd eind jaren tachtig geboren in Oslo. Zijn vader werkte in de IT en de familie moest vaak verhuizen. Ze woonden in verschillende steden in Noorwegen en Denemarken, en ook een tijdje in Austin in de Amerikaanse staat Texas, toen Høiberg vijf was. Zijn familie maakte geen muziek, maar zijn vader was wel de beheerder van een fansite voor The Band. Die site was zo populair, dat ze hem uiteindelijk adopteerden als officiële website. Een van zijn eerste muzikale obsessies heeft hij te danken aan zijn moeder, die het album Discovery van Daft Punk kocht bij een benzinestation tijdens een vakantie.
“Ik maakte het met het idee dat mensen het thuis op hun slaapkamer luisteren, en niet per se ergens in een enorme mensenmassa.”—Cashmere Cat
Uiteindelijk ging het gezin drie uur van Oslo vandaan wonen, in Halden, een stad met maar 29.000 inwoners. Het was niet echt een culturele hotspot – Høiberg zei eerder al dat er geen dj’s woonden en er luisterde niemand naar hiphop – maar zijn ouders vonden het goed dat hij zijn eigen interesses achterna ging. Dat begon met pianoles en toneel, maar ook tennis, hockey en voetbal. “Ik deed alles,” zegt hij grijnzend. “En ik zoog in alles.” Maar een hobby bleef plakken: nadat hij filmpjes zag van turntablists als tiener. “Mijn ouders maakten zich zorgen, want ineens had ik allemaal spullen nodig die duizenden euro’s kosten,” zegt hij.
Alleen in zijn slaapkamer begon hij te oefenen met scratchen, uren achter elkaar. Hij ging naar lokale winkels om platen te zoeken, en werd vooral aangetrokken door de muziek van Jurassic 5, Madlib en J Dilla. Dat waren bijzondere interesses voor een jongen die opgroeide in Halden en het zorgde ervoor dat hij vervreemd raakte van zijn leeftijdsgenoten.
“Ik kende verder niemand die dj’de of scratchte,” zegt hij. “En de gasten die van hiphop hielden, sloegen me in elkaar. Er was een gast die van 2pac hield, en ik weet nog dat ik een keer het nummer Cold As Ice van M.O.P. draaide. Ik liep daarna weg en hij zei iets van: ‘Hey man, coole track,’ waarna hij me een kopstoot gaf. Ik ging knock-out.”
Muziek was een eenzaam tijdverdrijf, maar hij vond snel een manier om het iets socialer te maken, door mee te doen met turntablism-wedstrijden in de buurt. Zijn moeder bracht hem naar z’n eerste wedstrijd, waar hij werd verslagen door een dj die het publiek in de fik zette met een virtuose truc op Breathe van Fabulous. Høiberg was het jaar erop terug en deed het al iets beter. In 2006 deed hij onder de naam DJ Final mee aan de DMC World DJ Championships en haalde de finale. De drie jaar die volgden was hij steeds van de partij, en werd een keer vierde van de wereld.
Uiteindelijk raakte hij de wedstrijden beu. “Ik kreeg een vriendinnetje, en wat voor matige vaardigheden ik op dat moment had, vlogen door het raam.” Hij kreeg andere interesses, en besloot dat hij zijn tijd beter kon gebruiken. “Ik wilde een echt persoon zijn,” zegt hij. “Turntablism is niet iets waar je ooit naar luistert, snap je? Het ziet er cool uit, maar stel je voor dat je zes jaar lang alleen maar gitaarsolo’s speelt. Dan word je gek.”
Hij kocht een AKAI MPC1000 en raakte zo geobsedeerd dat het apparaat in twee maanden kapot was. Zijn eerste pogingen waren geïnspireerd door de producers waar hij fan van was. “Ik maakte tien beats per dag,” zegt hij. “Ik kocht dezelfde apparatuur als mijn helden, en ik samplede dezelfde artiesten.”
Hij kwam pas echt los nadat hij een filmpje zag van A-Trak, een van zijn helden uit de DMC-tijd. A-Trak scratchte nog steeds en hij draaide ook rap, maar hij maakte plaats voor gekkere dingen zoals muziek van het label Ed Banger. “Ik had nog nooit dat soort muziek gehoord, maar de manier waarop hij het draaide kende ik goed,” herinnert hij zich. “Hij scratchte met een plaat van Mr. Oizo, en het publiek werd gek. Het was een concert, en niet zomaar tien gasten met hoodies die met een lege blik naar je kijken.”
Høiberg besloot om eenzelfde soort genre-overschrijdende muziek te gaan maken. Nog steeds onder de naam DJ Final begon hij met zijn pogingen op het hoogtepunt van de bloghouse-tijd. Eerst nep-Justice, daarna nep-Gesaffelstein. “Ik kopieerde de stijl van iedereen die ik vet vond,” zegt hij. Hij raakte zijn eigen hoge standaard beu, en begon liedjes te maken voor de grap. Toen hij zich realiseerde dat hij tracks van bijvoorbeeld Swedish House Mafia na kon maken in korte tijd, begon hij liedjes te maken die de draak staken met de EDM-trend. Hij zette ze op SoundCloud onder de naam Katten, Noors voor ‘kat’.
Vervolgens probeerde hij r&b te maken. Het moest lijken op Jeremih of R. Kelly, maar dan met wat aparte elementen om het absurd te maken, zoals een extatische EDM-opbouw en het geluid van piepende bedden. Hij vond het hilarisch, maar toen hij het naar vrienden stuurde, waren hun reacties heel anders. “Een van hen zei dat het ‘t mooiste liedje was dat ze ooit had gehoord”, zegt hij lachend.
Rond die tijd ging Høiberg naar een show in Oslo en keek verbaasd op toen de dj een van zijn tracks draaide. “Ik dacht, wat gebeurt hier? Een dj die geweldige dancemuziek draait, en hij draait mijn lied.”
Hij bereikte een punt dat het geen grap meer was, en veranderde in 2011 zijn naam naar Cashmere Cat. Zijn lievelingsliedjes remixte hij in dezelfde stijl en hij begon ook eigen materiaal te maken, waaronder liedjes die op Mirror Maru kwamen, zijn release uit 2012 op Pelican Fly. De EP combineerde r&b, EDM en synthgeluiden die klonken als Candy Crush en hij bedacht een dromerige esthetiek die honderden SoundCloud-producers inspireerde. Zelfs vijf jaar later klinkt het nog steeds vernieuwend en een beetje gevaarlijk. Alsof zijn liedjes niet zomaar snoepjes zijn, maar jawbreakers waar je al je tanden op breekt als je niet oppast.
“Hij was aan het hyperventileren en ik vroeg hem of het nog wel ging, waarop hij zei: ‘Je had me niet verteld dat DJ Khaled hier zou zijn. Ik ben zo starstruck!”
Toen er verzoekjes voor interviews binnenkwamen, bewaarde Høiberg afstand. Hij verscheen niet op zijn eigen persfoto’s en stuurde foto’s van zijn vrienden naar de media. Met journalisten spreken deed hij niet, wat naar eigen zeggen uit praktische overwegingen was. “Ik had niets te zeggen”, vertelt hij. Hij woonde nog steeds in Noorwegen en buiten zijn vrienden en familie had er nooit echt iemand aandacht geschonken aan zijn muziek. Kort daarna had hij veel meer om over te praten.
Blanco hoorde Høibergs muziek voor het eerst toen hij op vakantie was in Virginia. Hij zat in de auto met een van zijn managers en een oude vriend, die op de autoradio remixes afspeelde van popliedjes. “Hij speelde een Jeremih-remix en iedereen in de auto vroeg meteen welk liedje dat in godsnaam was”, vertelt Blanco mij aan de telefoon, enkele dagen nadat ik met hem en Høiberg hing. Een week nadat Blanco de remix hoorde, liet hij Høiberg overvliegen naar LA.
Muziek maken was altijd een geïsoleerde activiteit voor Høiberg, met uitzondering van de keren dat hij rondreisde voor de DMC’s. Hij schreef de tracks altijd in zijn kamertje, maar Blanco bracht daar verandering in. Ze vormden een schrijf- en productieteam en hielpen elkaar naar een hoger niveau. Blanco’s producties staan bekend om simpele akkoorden en aanstekelijke melodieën, terwijl Høiberg volgens Blanco diezelfde akkoorden kan veranderen in “iets dat je nog nooit hebt gehoord.”
Blanco zette hem ook meteen in een ruimte vol supersterren. De eerste week dat Høiberg in LA was, hing hij meteen in de studio met Maroon 5. Dit was geen omgeving waarin hij zich meteen comfortabel voelde. Blanco herinnert zich een studiosessie met Høiberg en Rick Ross. “Ik liep de badkamer in, waar Magnus huilde en zijn gezicht onder de kraan hield. Hij was aan het hyperventileren en ik vroeg hem of het nog wel ging, waarop hij zei: ‘Je had me niet verteld dat DJ Khaled hier zou zijn. Ik ben zo starstruck!”
Vanaf dat moment ging alles heel rap. In 2015 verhuisde Høiberg naar de Verenigde Staten – eerst naar het appartement van Blanco in New York, daarna kreeg hij een eigen plekje in hetzelfde flatgebouw. Niet lang daarna zat hij in de studio met Jeremih. Uit deze sessies kwam de Party Girls-single van Ludacris voort, die in 2014 in de top 40 van Billboards Rap & R&B-charts terechtkwam. Datzelfde jaar bracht Høiberg een EP uit op LuckyMe, waarop een lading aan opvallende samenwerking volgde. Zo werkte hij samen met Sinjin Hawke aan Wolves, een track van een van zijn favoriete artiesten ooit: Kanye West.
Ook werkte hij aan Star Boy van The Weeknd, waar een van Høibergs vroegere muzikale obsessies ook aan heeft bijgedragen: Daft Punk. Hij herinnert zich deze sessies als hard werken. Wekenlang werkte hij bijna 24 uur per dag aan de muziek, waardoor hij veel kennis opdeed over welke afhaaltenten nog open waren in de vroege uurtjes. De leukste herinnering die hij heeft aan die tijd is de keer dat hij Thomas Bangalter op een parkeerplaats zag.
“Wanneer ik een pauze neem tijdens het opnemen, rijd ik weleens een stukje op mijn scooter en bel ik even met wat mensen, of zo”, vertelt hij. “Maar op een dag zag ik Thomas in een cabriolet zitten. Ik bevroor ter plekke. Ik was te bang om iets te zeggen want hij is als… Jezus. Ik staarde maar wat naar hem en toen reed ik snel weg op mijn scooter.”
Toch raakt hij langzaam aan meer gewend aan dit soort omgevingen, of aan de muziekindustrie in het algemeen. De laatste paar jaar verschijnt hij dan ook zelf op zijn persfoto’s. Toen onze fotograaf voor het interview langskwam, gaf Høiberg zelfs aanwijzingen voor hoe hij op de foto wil. Zo leek het hem een goed idee om geschoten te worden terwijl hij zijn tanden poetst. Wanneer we in gesprek zijn, maakt hij liever geen connectie tussen zijn persoonlijke leven en zijn muziek, maar geen enkel onderwerp gaat hij per se uit de weg. Hij is volwassen geworden en is niet bang om te laten zien wat voor een sufferd hij kan zijn.
“Zijn ouders kwamen na zes maanden naar LA om hem te zien”, vertelt Blanco. “Die zeiden iets als: ‘Wow, we kunnen niet geloven hoe erg je Magnus hebt veranderd! Hij is zo uitbundig geworden!’ In studiosessies geeft hij nu ook gerust aanwijzingen aan een superster als Ariana Grande.”
9 is het bewijs van het zelfvertrouwen dat hij heeft gevonden. Na jaren met vocalisten gewerkt te hebben, realiseerde hij zich dat zijn eerste eigen album die stijl moet tentoonstellen. Op tien tracks gooit hij uiteenlopende artiesten samen, zoals Camila Cabello van Fifth Harmony en de experimentele producer Sophie. Danceproducers met gekke ideeën bemoeien zich al langer met de output van grote popartiesten, maar 9 voelt toch anders. Høiberg buigt zijn geluid niet om de stem van de artiest heen, maar hij nodigt ze uit naar zijn wereld, waarin ze zich aanpassen. Het is alsof hij een poort naar een alternatief universum heeft geopend waarin FM-radio een stuk gestoorder is dan hier. De muziek is voor popliefhebbers net zo gek als voor dancefanaten.
“Ergens houd ik gewoon verschrikkelijk van het idee van een jongen of meisje die in de auto zit met zijn of haar moeder, onderweg naar voetbaltraining, en dat zij dan roepen: ‘Hey! Een nieuw liedje van Ariana Grande!’, waarna de beat erin klapt en ze zich afvragen wat er in godsnaam is gebeurd.”
Op de dag dat ik met Blanco en Høiberg had afgesproken voor het interview was het opvallend stil in hun buurt. Terwijl ik wachtte voor het hek hoorde ik wat geluidjes uit het raam boven me: een paar seconden aan akoestische gitaar, gevolgd door een vage synthlijn, en daarna weer die akoestische gitaar. Elk stukje dat ik hoorde was slechts een paar seconden lang, waardoor het me duidelijk werd hoe gedetailleerd die gasten te werk gaan.
Nadat Høiberg en ik wat kletsten en hij een kort bezoekje kreeg van een vriend, besluiten we een kijkje te nemen bij Blanco in de studio. Na een paar uur lijkt het liedje dat ik eerder hoorde iets meer vorm te hebben gekregen. Terwijl wij in het koffiezaakje zaten, werkte Blanco namelijk heel de dag door aan een nieuw nummer van Tory Lanez, die hij op zijn label heeft getekend.
Høiberg ploft neer op het matras dat in een hoekje van de ruimte ligt, waarvan de muren worden gesierd met foto’s van Nick Cave, Lou Reed en de wijlen worstelaar Mr. Perfect. Blanco zit op zijn stoel achter zijn bureau en staart naar het immens grote lcd-scherm, waarop ontelbaar gekleurde lijntjes in ProTools schitteren. Nadat Blanco het Tory Lanez-liedje even laat horen, loopt hij naar een van de vele synthesizers die tegen de muur opgesteld staan. Hierop speelt hij wat van het nummer en rommelt hij met de vele verschillende percussielagen. Høiberg luistert in stilte naar de producer en knikt met zijn hoofd mee op de beat. Op een bepaald moment doet Høiberg een drumgedeelte na, die Blanco kundig repliceert: “Zoiets als dit?”
“Ja, maar maak het goed”, antwoordt Høiberg. De loop wordt herhaald, maar nét iets anders dan voorheen. Deze studiosessie is een goed voorbeeld van het leven van een succesvolle muzikant: niet altijd zo glamorous als men denkt.
Toen Høiberg in Californië werkte met songwriter en producer Francis and the Lights aan zijn album Farewell, Starlite!, kwam hij in aanraking met een prismizer. Deze softwareplugin verandert instrumenten en zang in een caleidoscopische harmonie. “Het is in essentie een polyfonische Auto-Tune die je kunt bespelen alsof het een keyboard is”, legt hij uit. Artiesten als Bon Iver en Frank Ocean hebben dit effect ook weleens gebruikt, en het vormde de leidraad voor de productie van 9. Een van de eerste dingen die Høiberg ermee maakte was de fundering van Wild Love, een r&b-nummer met in stukjes gehakte vocalen en downtempo-smakgeluidjes. Hij vroeg Francis hem te helpen met de plugin; de twee waren maar liefst vier uur bezig om de vocalen van Francis een nieuw smaakje te geven. “Het was als het onder de knie krijgen van een nieuw instrument”, legt Høiberg uit. “Ik vind het leuk om een nieuw geluid te omarmen en op Wild Love gebeurde dat.”
De prismizer komt terug in de rustigere nummers van 9, zoals de opener Night Night met Kehlani. Het effect is een perfecte weergave van hetgeen dat Høibergs muziek altijd al is geweest: precies het tegenovergestelde van alle welbekende geluidjes en structuren. Wanneer ik Blanco later aan de lijn heb, vertelt hij hoe Høiberg altijd de dingen doet die anderen niet doen. “Hij neemt het geluid op van een vallend muntje, strekt dat helemaal uit en verandert het in een harp of zo. Zijn hersenen werken heel anders dan die van jou, mij en alle anderen die ik ken.” Het nemen van zulk soort risico’s bracht hem in Los Angeles, in een studio met Benny Blanco, en samenwerkingen met zijn helden. De volgende stap is meer op de voorgrond treden, zoals met mij praten en zichzelf meer laten zien. Het engste waar Høiberg nu aan werkt is zijn videoclip voor 9 (After Coachella). Het is namelijk de eerste keer in zijn zes jaar als Cashmere Cat dat hij zichzelf letterlijk laat zien. “Ik zou niet weten waarom ik mezelf nog zou verstoppen”, zegt hij.
Høiberg zucht als ik hem vraag om het verhaal achter het lied. Hij vertelt over hoe hij backstage op Coachella in gesprek raakte met een vrouw. Na een gezellig babbeltje ging hij naar zijn hotelkamer en pas daar realiseerde hij zich dat hij haar naam was vergeten en geen enkel lijntje had om haar te kunnen benaderen. Hij struinde het internet af op zoek naar haar en maakte zelfs een linkedin-pagina aan in de hoop haar tegen te komen. Uiteindelijk vond hij iets dat leek op haar werkmailadres en hij stuurde haar een berichtje. “Ik voelde me achteraf echt een debiel, om zo lang als een creep naar iemand op zoek te gaan op het internet.” Daarom maakte hij er maar een liedje van, iets wat-ie wél kon.