In 1993 werkte de Zwitserse Philipp Mueller – toen begin twintig – als nachtfotograaf voor Zwitserse underground-bladen als Sputnik en Forecast. Aanvankelijk was hij een buitenstaander in de opkomende rave-scene van Zürich, maar hij werd al snel deelgenoot van een dynamische Zwitserse subcultuur, die internationaal redelijk onbekend is gebleven.
Mueller fotografeerde bijna een decennium lang de feesten in de hoofdstad, maar zijn werk lag lange tijd te verstoffen in een doos in zijn ouderlijk huis. Nu is het samengebracht in ‘120 bpm’ – een nieuw fotoboek dat de rauwe, verrassend chique en soms surrealistische hoogtijdagen van de Zwitserse clubscene vastlegt.
Videos by VICE
VICE: Ten eerste, waar heb je al dit materiaal bewaard?
Philipp Mueller: Het zat allemaal in een doos in het huis van mijn ouders, tot mijn moeder een keer zei: “Je hebt hier zoveel troep liggen, doe er iets mee!” Ik ging door mijn oude werk heen, en vond dit geweldige materiaal: afdrukken, polaroids en tijdschriften. Ik vind het interessant dat veel van de foto’s zo eigentijds aanvoelen – alsof ze vandaag in i-D of The Face zouden kunnen staan. Ik liet het werk aan anderen zien en iedereen had zoiets van: “Wow! Is dit Berlijn?” Ik antwoordde dan: “Nee, het is Zürich.”
Ik denk niet dat veel mensen weten dat Zürich in de jaren negentig zo’n grote clubscene had.
Er gebeurde eigenlijk niet veel in Zürich, het was er saai. Maar in het begin van de jaren negentig kwamen de eerste clubs op en ook de illegale party’s, die meestal in industriegebieden werden gehouden. Er kwam toen vaak politie langs om de feesten af te sluiten. De truc was dan om de kassa’s te verstoppen, zodat je kon zeggen dat het gewoon een privé-verjaardagsfeestje was. Er waren zoveel feestjes dat ze op een gegeven moment de uitgave van nieuwe restaurantvergunningen in Zürich opschortten, omdat er al zoveel clubs en bars waren.
Maakte je deel uit van die techno-rave-scene toen je deze foto’s nam? In het boek omschrijf je jezelf meer als een ‘waver’, met skinny jeans, leren jack, puntige schoenen, en een sikje…
Vandaag de dag zou je die look ‘indie sleaze’ noemen. Ik maakte weliswaar zelf geen deel uit van de rave-gemeenschap, maar in het boek zie je die rave-esthetiek wel terug.
Als fotograaf van het nachtleven zat ik meer in de clubs. Ik nam foto’s op evenementen waar de tijdschriften waar ik voor werkte me naartoe stuurden. Tenminste in het begin. Rave maakte natuurlijk deel uit van de clubs in die tijd. Dat is hoe het allemaal bij elkaar kwam. Ik nam de rave-foto’s omdat ik dacht, als ik foto’s schiet van deze ravende mensenmassa, met soms wel 100.000 mensen, kan ik misschien meer dingen doen voor het tijdschrift. Het was mijn werk.
Toen dacht ik niet dat de foto’s ooit van enige waarde zouden zijn. Op het moment zelf betekent een foto vaak niets. Na verloop van tijd ga je de waarde ervan inzien, en wordt het zelfs belangrijk voor veel andere mensen.
Sommige beelden lijken misschien op Gavin Watson’s UK rave-foto’s of op fotoboeken als Out of Order. Maar die foto’s laten juist een wereld zien die glamoureus is, de vibe lijkt meer mode-achtig.
Volgens mij bestond in die tijd de Engelse rave-look uit grote hoodies en emmerhoeden enzo. Je moet niet vergeten dat dit voor de komst van het internet was. We hadden The Face en de Italiaanse Vogue... Dat waren zo ongeveer onze informatiebronnen over wat er elders in de wereld allemaal gebeurde. Zürich creëerde gewoon zijn eigen soort stijl, zijn eigen rave-gemeenschap.
Er was een tijd dat mensen een beetje uitgekeken raakten op de feesten, dus toen begonnen lokale ontwerpers modeshows te houden op de raves. Het was een manier om de interesse in de feesten aan te wakkeren. Ik had geen goed ontwikkeld gevoel voor mode, maar de mensen om mij heen waren er wel mee bezig en wij werden geïnspireerd door die tijdschriften.
Het boek bevat zwart-wit foto’s en kleurenfoto’s, polaroids, snapshots, gestileerde portretten… Dat is nogal onconventioneel, ik zie dat je in die tijd nieuwe dingen aan het leren was.
Ik experimenteerde met een heleboel technieken. Verschillende fotografen inspireerden me, Juergen Teller met zijn ‘point and shoot’ werk, en Anton Corbijn – wiens boek ik had gekocht toen ik achttien jaar was. Ik experimenteerde met dingen als cross-processing van foto’s.
Het is goed om te begrijpen dat ik niet ‘een beweging documenteerde’, ik was meer geïnteresseerd in personen. En dat ben ik nog steeds. Ik zie kleding als een uitdrukking van je persoonlijkheid. Op school geldt dat ook, mijn moeder kleedde me altijd in rode nepleren jasjes en denim combo’s… Ik mis dat. Vandaag de dag draagt iedereen min of meer hetzelfde.
Denk je dat die uniformiteit een gevolg is van sociale media?
Ik denk dat er wat individualiteit verloren is gegaan door de globalisering van ideeën en producten. Snelle mode verdringt veel van de individualiteit in ons leven.
Maar misschien komt het terug. Ik heb onlangs wat jongeren gefotografeerd in de buurt van Zürich. Ze hadden echt een rave-esthetiek, eentje had een Ziggy Stardust-look, haar huisgenoot had een soort Goldie-achtig gebleekt, kaalgeschoren hoofd. Ik denk dat er nu een nieuwe generatie op zoek is naar die individualiteit, maar met een geheel andere mentaliteit. Er is nog hoop!