Het International Space Station wordt al 15 jaar bewoond, maar de thuisbasis voor astronauten in de baan van de aarde zal niet altijd blijven bestaan.
Terwijl NASA bezig is met het bereiken van Mars heeft de European Space Agency daarom haar doelen wat dichter bij onze eigen planeet gezet.
Videos by VICE
“Mars is een mooie plek, maar voor mij is het een beetje ver weg als we kijken in onze directe omgeving,” vertelt de nieuwe algemeen directeur van de ESA, Johann-Dietrich Woerner. “Daarom leg ik nu de kaarten op tafel over de toekomst van het ISS.”
En wat is dat? Een “Maandorp.”
Het dorp van Woerner zou een plek krijgen op de donkere kant van de maan. Er zou een reusachtige telescoop kunnen worden gebouwd die afgeschermd zou zijn van de straling die wordt geabsorbeerd door de atmosfeer van de aarde. Daardoor heeft deze de mogelijkheid heel diep het universum in te kijken. Verder kan er een satelliet worden gepositioneerd op het Lagrange punt L2 – een plek waar de gravitatiekrachten van de zon en aarde gebalanceerd genoeg zijn om de satelliet vast te houden – om een directe communicatie tussen de aarde en de donkere kant van de maan mogelijk maken. En de Amerikanen kunnen de basis gebruiken om hun technologie voor Mars te testen.
Het dorp op de maan zou niet bestaan uit een paar huisjes, een kerk en een gemeentehuis. Het moet een plek worden waar verschillende ideeën naast elkaar kunnen bestaan. “Dit maandorp moet een plek worden waar meerdere gebruikers verschillende activiteiten kunnen uitvoeren, zij het nou robotisch of menselijk,” zegt het hoofd van de ESA.
Hij stelt voor een apart ruimtevaartuig voor het onderzoek naar microgravitatie te lanceren. Dat zou gebruikt kunnen worden voor onderzoek naar aandoeningen als osteoporose, veroudering en bloeddruk, waarvan het onderzoek op Aarde erg moeilijk is. Op dit moment wordt deze wetenschap bedreven op het ISS, maar daar is het erg gelimiteerd vanwege de problemen met het omhoog en omlaag brengen van de benodigde apparatuur.
“Voor het onderzoek naar microgravitatie stel ik me een kleiner ruimtevaartuig voor, misschien in bilaterale samenwerking met de VS en Europa, om te vliegen in een lagere baan om de aarde. Deze zou experimenten aan boord uit kunnen voeren, zowel door robots als door mensen,” legt Woerner uit.
Op dit moment houdt het ISS het record voor de langst bewoonde satelliet, maar er wordt druk gepraat over vervanging. De financiering van het ISS na 2020 is nog niet bevestigd door een hoop van de samenwerkende partners in het project (waaronder Europa), terwijl anderen, zoals Rusland, wel hebben ingestemd om door te gaan tot 2024.
Internationale samenwerking is een sleutelonderdeel van de visie van de ESA voor de toekomst. Ik sprak Woerner, die op 1 juli met zijn functie begon, op een evenement rondom de inauguratie van de eerste ESA faciliteiten in het Verenigd Koninkrijk. Daar sprak hij mooie woorden over de Britse rol in de ESA, maar een project als het maandorp zou verder gaan dan alleen Europa en heeft internationale samenwerking nodig; volgens Woerner nog meer dan het ISS ooit heeft gehad. Er moet toegang zijn voor alle naties die zich bezighouden met ruimtereizen.
“Aan het ISS werkt Rusland, de VS, Japan, Canada en Europa mee, maar sommige ruimtereizende landen zijn nog weggelaten,” zegt hij. “Met het maandorp zou ik blij zijn als ze mee willen doen.”
Woerner was onaangedaan door de moeilijkheden van de samenwerking als gevolg van de huidige relaties tussen de internationale samenwerking, in het bijzonder door de crisis tussen Rusland en Oekraïne.
Op dit moment zijn astronauten afhankelijk van de Russische Soyuz capsule om bij en weg te komen van het ISS. Hoewel Woerner er door zijn achtergrond als ingenieur erin gelooft dat je niet maar van één systeem afhankelijk moet zijn, vindt hij de doorlopende samenwerking rondom de Soyuz juist een bewijs dat internationale samenwerking in de ruimte verder gaat dan Aardse problemen.
“Ik geloof dat dit de toekomst van onze planeet is; dat we samen moeten werken voorbij grenzen, en ik denk dat de ruimte – en wetenschap in het algemeen – een voorloper kan zijn in die richting,” zegt hij.
Woerner denkt niet alleen dat andere landen wat te zeggen moeten krijgen in de toekomst van de ruimteontdekking; hij hoopt dat normale burgers meer te zeggen krijgen over het werk van de ESA. Uiteindelijk wordt deze namelijk gevoed door belastingbetalers. Volgens hem zouden zij (samen met wetenschappers, politici en ander partners) deel moeten zijn van de “jamsessie” waarin een idee – zoals het dorp op de maan – wordt uitgewerkt tot een echt missie.
“Dit is wat ik zou willen doen: de ruimtesector openen voor het publiek. In beide richtingen,” zegt hij.
Tot dusver lijkt de ESA het goed te doen bij de publieke achterbaan: de Rosetta missie, een hoogtepunt na decennia aan werk, bereikte afgelopen jaar zijn climax door op een komeet te landen.
“Voordat we gaan kijken naar de kolonisatie van de donkere kant van de maan zijn er nog andere, onbemande ruimtemissies waar we mee bezig zijn, de Copernicus missie zal door blijven gaan met het lanceren van satellieten om de aardbol beter te monitoren dan ooit tevoren, terwijl de 30 satellieten tellende constellatie Galileo een steeds beter navigatiesysteem zijn blijven produceren.”
Maar de ESA heeft ook grotere ambities, en hoewel hij denkt dat de missies naar Mars een beetje ver gegrepen zijn, wil hij geen grenzen op zijn toekomstvisie leggen. Ik begon over de plannen van NASA om rond 2030 een mens in de baan rond Mars te brengen.
“Ja, dat noemen ze het ultieme doel, wat ik vreemd vind om eerlijk te zijn,” zegt hij. Een ‘ultiem’ doel is een einddoel. Geloof je dat Mars het einddoel is? Als we de aarde leefbaar kunnen houden voor mensen – als – dan kunnen mensen verder gaan dan Mars. Ze blijven dan echt niet daar zitten.”