De bizarre zaak van zes onschuldige IJslanders die een moord bekenden die ze niet hebben gepleegd

De geschiedenis van IJsland kent een beruchte strafzaak, die in alle jaren daarna nooit is opgelost en die iedere IJslander kent. Het heeft te maken met de verdwijning van en mogelijke moord op twee mannen, Gudmundur Einarsson, in januari 1974 en Geirfinnur Einarsson in november van datzelfde jaar.

De eerste, Gudmundur, liep dronken naar huis na een avond uit, en besloot om de ijskoude tien kilometer terug naar huis te lopen. Hij werd gezien door een paar automobilisten, terwijl hij al struikelend naar huis waggelde. Waarschijnlijk probeerde hij met iemand mee te liften, en is dat niet gelukt. Het is niet bekend wanneer hij precies verdween in het ruige landschap, maar hij kwam nooit thuis aan en zijn lichaam werd nooit gevonden. De IJslandse autoriteiten zochten wekenlang, maar verdwijningen zijn niet erg ongebruikelijk in IJsland, en na een maand deden ze de zaak simpelweg af als een mysterie.

Videos by VICE

De verdwijning van Gudmundur was waarschijnlijk vergeten, als in november niet de volgende verdwijning had plaatsgevonden, die van Geirfinnur. Op een avond kreeg hij een telefoontje en verliet hij zijn huis om naar het Harbour Cafe te rijden. Hij is nooit meer gezien. De politie startte een zoektocht naar beide mannen, en vroeg zich af of de twee zaken iets met elkaar te maken konden hebben. IJsland wordt bevolkt door slechts 200.000 mensen en er is sprake van een erg lage criminaliteit: moorden komen bijna nooit voor. Desondanks was de IJslandse politie ervan overtuigd dat ze te maken hadden met een dubbele moord, en kwamen ze onder druk gezet door de media met een paar antwoorden op de proppen.

Deze mysterieuze zaak is het onderwerp van de nieuwe documentaire Out of Thin Air, die binnenkort op Netflix verschijnt. Het is de eerste film die in detail vertelt over het verhaal van de IJslandse verdwijningen, en net als alle andere recent uitgebrachte goede misdaadverhalen – zoals de Amanda Knox-documentaire en de Making a Murderer-serie – wordt er uitgebreid stilgestaan bij een eventuele gerechtelijke dwaling. Wat de IJslandse zaak anders maakt, is dat er mensen zijn die de moorden hebben bekend, ook al waren ze onschuldig.

Alle zes mensen die in staat van beschuldiging werden gesteld, leden aan iets wat het memory distrust syndrome heet – een fenomeen waarbij je zo hard twijfelt aan je eigen herinneringen dat je hersenen nieuwe herinneringen fabriceren, een soort “geheugenverlies van de bron”, waar de bron van geleerde informatie op een bepaalde manier in de war raakt en wordt vervangen door een nieuwe.

De politie gaf het onderzoek naar de verdwijningen uiteindelijk op. Tot ze twee jaar later de twintigjarige Erla Bolladottir ondervraagden over een niet-gerelateerde fraudezaak. Ze lieten haar een foto zien van Gudmundur en vroegen of ze hem kende. Ze vertelde de onderzoekers dat ze hem kende van een feestje en dat ze zich een droom herinnerde van de avond waarop hij verdween, waarin haar vriendje Saevar Ciesielski, een lsd-gebruikende kleine crimineel, buiten haar kamer stond met iets wat leek op een lichaam. Saevar en vier van zijn beste vrienden werden zo snel mogelijk naar het bureau gebracht, en samen met Erla intensief ondervraagd. Hun verhalen veranderden met de minuut, en de details klopte voor geen meter, maar een voor een bekenden ze de misdaad waarvan ze verdacht werden en waarvoor ze uiteindelijk werden veroordeeld. Saevor kreeg levenslang, Erla drie jaar en de rest rond de twaalf jaar.

Isli Gudjonsson, een wereldberoemd expert op het gebied van forensische pathologie, is een van de toonaangevende onderzoekers op het gebied van memory distrust syndrome, en raakte geïnteresseerd in het fenomeen terwijl hij werkte voor de IJslandse inlichtingendienst in de jaren zeventig, net op het moment dat de zaak van de zes IJslanders zich ontvouwde. Sindsdien wijdt hij zijn carrière aan het verklaren van valse herinneringen in rechtbanken, en aan het schrijven van papers over de oorzaken en gevolgen daarvan.

“Het memory distrust syndrome is een diep wantrouwen in je eigen herinneringen,” legt hij uit, “met name tijdens lange verhoren, als je begint te accepteren dat je verwikkeld bent geraakt bij een misdaad waar je niets mee te maken hebt. Het kan voorkomen als mensen niet meer weten wat ze aan het doen waren op dat moment – als het lang geleden is en ze bijvoorbeeld geen agenda hebben, of als drank- en middelenmisbruik het geheugen zwakker maken.”

Gisli werkte aan meer dan vijfhonderd zaken over het memory distrust syndrome sinds de jaren tachtig, toen onderzoek naar dit onderwerp begon op te komen. Hij getuigde bijvoorbeeld in de zaak van de vier van Guilford, waarin vier mensen een valse bekentenis aflegden over een IRA-bomaanslag. Het werk van Gisli laat zien dat het memory distrust syndrome neigt op te zetten wanneer een persoon om de een of andere reden kwetsbaar is, of meer vatbaar om mee te werken met de politie. Misschien zijn ze een tijdlang vastgehouden in eenzame opsluiting, misschien zijn ze aan het rouwen, of zijn ze mentaal onstabiel, of misschien zijn ze onzeker en gewillig om te accepteren dat ze iets gedaan hebben wat ze niet gedaan hebben. En dan wordt het idee dat ze schuldig zijn aan ze opgedrongen door de politie.

Dit concept moet niet verward worden met het afleggen van een valse bekentenis, zegt Gisli. Waarbij mensen naar de politie gaan en zeggen dat ze iets gedaan hebben omdat ze op zoek zijn naar aandacht, of bekendheid, of omdat ze het doen voor een vriend. In plaats van een diepgeworteld geloof dat ze werkelijk een misdaad hebben begaan, terwijl dat niet zo is.

Gisli werd opgeroepen om te getuigen in de zaak van de zes IJslanders toen die in 2011 werd heropend, nadat gevangenisdagboeken van een van de mannen die werd beschuldigd van de moorden door zijn dochter aan een verslaggever werden doorgegeven. In die dagboeken stonden duidelijke aanwijzingen dat hier sprake moest zijn geweest van memory distrust syndrome, en dat er andere dingen niet in de haak waren – zo had de politie de verdachten gedrogeerd. Voor Gisli was het een emotionele terugkeer naar een zaak die hij zo goed kende.

Het voordeel van het feit dat ik er veertig jaar geleden bij was, is dat ik de omstandigheden in de gevangenis destijds kende – hoe oncomfortabel die kleine, eenvoudige cellen met alleen een bed waren, dat je niet eens naar de wc kon zonder dat aan een bewaker te moeten vragen,” zegt hij. In de documentaire legt hij uit dat de bekentenissen van de zes verdachten niet betrouwbaar waren, omdat ze allemaal honderden uren waren ondervraagd, langer dan in alle andere zaken waaraan hij gewerkt heeft. “In Groot-Brittannië mag je maar drie dagen ondervraagd worden. Als je dan niet aangeklaagd bent mag je gaan. Maar in deze zaak duurde het eindeloos: hoe ga je daarmee om?”

Andy Glynne is producent van Out of Thin Air. Daarnaast is hij opgeleid als klinisch psycholoog. Hij was gefascineerd door het verhaal van de IJslandse zes, vanwege wat hij de ‘ontzag-factor’ noemt. “Het leven van die zes mensen stond letterlijk op zijn kop,” zegt hij. “Ze hadden geen idee wanneer ze vrij zouden komen, waren hun geliefden kwijt, en werden juridisch op geen enkele manier gesteund, omdat in die tijd in IJsland dezelfde mensen aan het hoofd van zowel de politie als de rechtbank stonden. Bovendien kregen de zes medicijnen als benzodiazepine en antipsychotica, om ze kalm te houden of tegen slapeloosheid. Hun leefomstandigheden waren verschrikkelijk – de perfecte situatie voor die mensen om geen idee meer te hebben wat echt was en wat niet.” De andere reden dat het verhaal hem aansprak, zegt hij, was omdat het – ondanks het feit dat het op meerdere manieren bizar was – iedereen had kunnen overkomen.

Andy legt uit: “In de jaren negentig was het experiment “verdwaald in het winkelcentrum” van psycholoog Elizabeth Loftus en Jim Coan erg populair. In dit experiment werd een groep volwassenen gevraagd naar herinneringen uit hun kindertijd. Familieleden moesten helpen om die herinneringen te reconstrueren: hun favoriete vakanties, de kleren die ze droegen. Loftus sprak met alle deelnemers, gaf hen vijf herinneringen die ze moesten onthouden, en stopte tussen de echte herinneringen één niet-gebeurde: ‘Weet je nog die keer dat je verdwaald was in het winkelcentrum?’ Niemand van hen was daadwerkelijk ooit verdwaald, maar als hen ernaar werd gevraagd zei een deel van de proefpersonen niet alleen ‘oh ja,’ maar ze begonnen de herinnering ook in te vullen: hoe lang hun moeder naar ze had gezocht, hoe fijn het was toen ze hun moeder weer terugvonden. 25 procent van de proefpersonen herinnerde zich een gebeurtenis die nooit had plaatsgevonden. Dat is dus iets normaals. En dat is een angstaanjagende propositie.”

Gisli heeft aan veel spraakmakende zaken gewerkt waarbij ‘memory distrust syndrome’ normale mensen beïnvloedde, zoals een soldaat wiens vriend van een klif viel toen ze naar huis liepen van een bar. Hij werd ervan verdacht de vriend te hebben geduwd. Omdat hij erg aangedaan was door de dood van zijn vriend, en omdat hij dronken was toen het gebeurde, kwam hij niet door een leugendetectortest, waarop hij de moord bekende. Toen zijn herinnering aan de avond weer terugkwam trok hij zijn bekentenis in. Gisli heeft ook gewerkt aan zaken waarin de executie van ter dood veroordeelden in de VS werd voorkomen. “Als getuigenexpert werk ik nauw samen met de politie, de verdediging en het OM om de kwetsbaarheden van mensen in de context waarin ze werden ondervraagd te onderzoeken, om ze te helpen in de rechtbank,” legt hij uit. “Wat ik en mijn collega’s door de jaren heen hebben aangetoond, is dat als je echt onschuldig bent, je verrast bent dat je wordt gearresteerd, je niet voorbereid bent en vrijgelaten wilt worden. Zelfs normale mensen kunnen, onder de juiste omstandigheden, valse bekentenissen afleggen over moorden, en zich echt herinneren dat ze het hebben gedaan, terwijl dat niet zo is.”

Landen en hun rechtssystemen geven echter niet graag toe dat hun systemen gevoelig zijn voor valse bekentenissen, zegt Gisli. “Toen ik getuigde in de VS, was de algemene blik om het werk van mij en mijn collega’s dat valse bekentenissen in Amerika niet voorkomen. In andere landen hoorde ik precies hetzelfde – ‘Dit gebeurt niet in Italië,’ zeggen ze daar. Er is een bepaalde weerstand: mensen gaan ervanuit dat niemand een misdaad zoals een moord bekent, tenzij diegene het echt heeft gedaan, omdat de gevolgen zo ernstig zijn. Maar dat klopt niet” Zeker niet, voegt hij toe, in landen waar de regering marteling goedpraat. “Bekentenissen leiden historisch gezien tot veroordelingen. Vandaag de dag zou dat theoretisch niet automatisch zo moeten zijn, maar dat is wel het geval.”

Zaken als die van de zes IJslanders en de vier van Guildford hebben het onderzoek naar dit onderwerp vormgegeven, en sinds de jaren negentig zijn politie en rechters zich er meer van bewust dat ze voorzichtig moeten zijn met de betrouwbaarheid van politieverhoren, zegt Gisli. “De Britse politie is bijvoorbeeld begonnen met het toepassen van een officiële verhoortechniek – die wordt het ‘vredesmodel’ genoemd, en is gebaseerd op transparantie en openheid, om de waarheid te achterhalen, in plaats van een techniek waarbij de ondervragers er vanuit gaan dat de ondervraagde schuldig is,” zegt hij. Zijn onderzoek heeft bijgedragen aan de richtlijnen voor deze techniek. “De vragen moeten helder zijn, geen vragen die de ondervraagde een bepaalde kant op sturen – mensen moeten niet langer dan zes uur verhoord worden, en de verhoren moeten van begin tot eind worden opgenomen.” Engeland loopt zo ver voor wat betreft deze richtlijnen, legt Gisli trots uit, dat Noorwegen, Nieuw-Zeeland en Australië het vredesmodel hebben overgenomen.

Gisli gelooft dat als de regels van het vredesmodel waren gevolgd in de IJslandse zaak, de onterechte gevangenisstraffen nooit waren opgelegd. “De rechtbank werkte samen met de politie, en was blind voor het overtreden van de regels tijdens de verhoren,” verzucht hij. “Er was vanaf het begin de aanname dat ze de juiste mensen te pakken hadden, en ze waren in paniek omdat er geen lijken waren.”

De gevolgen voor de veroordelen waren daardoor groot. In Out of Thin Air vertelt Erla voor de camera dat ze nu begrijpt hoe grillig het menselijk geheugen is, en dat het moment dat je beseft dat je herinneringen niet overeenkomen met wat je echt hebt meegemaakt, dat veel verandert aan hoe je jezelf ziet. Nadat Saevar zijn gevangenisstraf had uitgezeten, begon hij mensen te overtuigen van zijn onschuld. Hij overleed voordat dat lukte. De andere mannen, die nog in leven zijn, leven volgens Gisli in constante verwarring over het feit dat ze een misdaad hebben bekend die ze nooit hebben begaan. “Stel je eens voor hoe eng dat is, zelfs veertig jaar later.”