Amy Kitchen was 22 toen ze op 3 november 2000 uit eten ging in restaurant El Rancho in Dallas, in de Amerikaanse staat Texas. Ze was samen met haar vader Jerry en haar verloofde James Mosqueda.
Ik probeer me vaak voor te stellen hoe dat etentje was: Amy die met haar vader kletst over haar opleiding Verpleegkunde en vertelt over haar plannen om te gaan shoppen met haar moeder. Haar vader die haar geld geeft om wat leuks van te kopen. James, 27 jaar, die achterover leunt en een biertje drinkt. De serveerster die vraagt of ze nog een toetje willen.
Videos by VICE
Later die avond worden – zo zegt de staat Texas – James en Amy vermoord door de neef van James, Ivan Cantu. Een dubbele moord in executiestijl, waarbij Cantu wordt gedreven door jaloezie, hebzucht en de drugsschuld van zijn neef. Hij wordt ter dood veroordeeld. Sinds dertien jaar ben ik zijn trouwe vriend.
Ik had nooit verwacht dat ik in deze situatie zou belanden; dat ik vrienden zou worden met iemand die ter dood veroordeeld is. Ik ben een doodgewone werkende moeder uit Washington DC. Ik smeer boterhammen, ik neem de bus naar mijn werk, ga naar vergaderingen, lees mijn kind ‘s avonds verhaaltjes voor, en val normaal gesproken voor 22.00 uur in slaap.
Ik werd in 2004 geïnspireerd door progressieve katholieken om contact te zoeken met een ter dood veroordeelde. Ik reageerde op een bericht van de Gemeente van Sant’Egidio, een wereldwijde katholieke gebeds- en liefdadigheidsorganisatie, en schreef een brief naar Johnny Paul Penry, een verstandelijk beperkte gedetineerde. Het was onderdeel van een campagne tegen zijn doodvonnis, voor een verkrachting en moord in 1979.
Johnny schreef terug, maar Ivan ook. Ze waren buren in de gevangenis. Ivan hielp Johnny met het schrijven van brieven, maar hij zocht zelf ook naar een vriend in de buitenwereld. Ik reageerde vooral uit medelijden op de brief van Ivan. Ik had nooit verwacht waar dit toe zou leiden.
Een grote opbergdoos gevuld met brieven en kaarten staat in een boekenkast naast mijn bed. Een hoop woorden op papier, die de geschiedenis van de afgelopen dertien jaar vormen: ik beschreef mijn reizen als ontwikkelingsconsulent, hij zijn pogingen om journalisten en advocaten naar zijn zaak te laten kijken. De geboorte van mijn zoon. De 23 uur die hij per dag alleen doorbrengt.
Ivan is 44. Ik ben 42. We schrijven elkaar twee keer per maand en er is geen brief waarin hij me niet ergens voor aanmoedigt of vraagt hoe het met mijn zoon en man is. Ik reken op zijn brieven en hij rekent op de mijne. Hij zegt dat hij een foto van mijn familie, die ik hem jaren geleden heb gestuurd, aan de muur heeft gehangen.
Ivan zegt zelf onschuldig te zijn en heeft dat altijd volgehouden. Ik heb zijn verhaal altijd geloofd, maar alleen omdat ik geen reden had om het niet te geloven. Ik heb nooit veel gevraagd over de moorden. Ik wilde me niet te veel met die duistere kant bezighouden.
Tot op een bepaald moment, in elk geval. Nu de executie van Ivan dichterbij komt – afgelopen juni verloor hij zijn hoger beroep – en als de staat Texas zijn zin krijgt, zal hij waarschijnlijk binnen een jaar geëxecuteerd worden. Er is niets meer te verliezen.
Vorig jaar, toen de rechtbank Ivans vorige beroep afwees, vroeg ik zijn vrouw Tammy om mij alles toe te sturen: het transcript van de rechtszaak, foto’s van het plaats delict, de juridische documenten, Ivans kant van het verhaal en andere documenten van het onderzoek.
Ik wist dat ik, als ik mezelf zou verdiepen in de details van het misdrijf, beide kanten van het verhaal zou moeten begrijpen, moeilijke vragen zou moeten stellen en dat ik dingen tegen zou komen die ik nooit had willen weten. Toen ik in mijn woonkamer zat en ik zag hoe mijn zoontje lachend naar tekenfilms op televisie keek, dacht ik: mijn kind heeft geen idee hoe bruut deze wereld kan zijn. Waarom haal ik deze duisternis ons huis binnen? Waarom maak ik onze levens zo moeilijk?
Maar toen ontving ik al het materiaal (een usb-stick en wat geprinte documenten) en raakte ik totaal gefascineerd. Ik las alles, waar en wanneer ik maar kon. Tijdens busritjes door de stad, in bed, laat in de nacht, als mijn zoon sliep. Alles zat in een gigantische witte map. Het leek een filmscript. Ik moest mezelf eraan blijven herinneren dat dit allemaal echt gebeurd was.
Het bewijs tegen Ivan is overweldigend. Terwijl er geen fysiek bewijs is dat hij op het plaats delict aanwezig was – geen vingerafdrukken, geen voetafdrukken, geen DNA-sporen – was het plaats delict wel overduidelijk bij hem aanwezig. Jeans en sokken met bloed van het slachtoffer werden in zijn vuilnisbak gevonden. De auto van James stond voor Ivans appartement, de dag na de moord.
Ik las verhalen over een persoon die totaal niet matchte met de persoon die ik had leren kennen: een vriendelijke, intelligente man die cartoons uit de krant knipt en meestuurt met zijn brieven. Filosoof en theoloog Paul Tillich schreef ooit: “Twijfel is niet het tegenovergestelde van hoop. Het is een onderdeel van hoop.” Misschien is mijn twijfel in Ivan juist een deel van mijn hoop in hem.
Eind augustus bezocht ik Ivan in de gevangenis en vroeg ik hem of hij schuldig was. Zijn antwoord was heel direct: “Oh mijn god, nee”, antwoordde hij. “Maar ik weet dat je dat moet vragen. Ik begrijp het.”
Hij sprak veel en snel tijdens onze uren in de gevangenis. Angst en wanhoop overheersten in zijn woorden en lichaamstaal. Hij sprak openlijk over het misdrijf: wie het gedaan kon hebben en waarom, wat volgens hem nog verder onderzocht moest worden. En aangezien we vrienden zijn, praatten we ook over ons normale leven: muziek, boeken, radio-shows. Alles om zijn gedachten te verzetten en even niet bezig te zijn met het leven in een isoleercel.
Ik verliet de gevangenis die dag in shock. Ik geloof niet in de doodstraf. Zelfs als hij schuldig is, denk ik niet dat hij moet sterven. Ik was overmand door een gevoel van verantwoordelijkheid om Ivans leven te redden, terwijl ik wist hoe weinig ik eigenlijk kan doen.
En ik twijfelde nog steeds over de waarheid.
Dani Clark is een schrijfster en redacteur bij een internationale ontwikkelingsorganisatie in Washington DC.