Ik ontmoette Mia (34)* voor het eerst bij een familie-etentje van een gemeenschappelijke vriendin. We zaten aan dezelfde kant van de tafel, en al snel maakten we de overstap van ‘elkaars bestaan erkennen’ naar een echt gesprek. Tussen de klonterige happen kaasfondue door vertelde ze me over haar werkervaring in gevangenissen. Momenteel werkt ze in een volwassenendetentiecentrum, maar hiervoor heeft ze acht jaar gewerkt in een jeugdgevangenis.
Toen ik zeventien was zat ik negen dagen vast, voor spijbelen. Ja, echt: voor spijbelen. Sindsdien had ik een slecht beeld van jeugdgevangenissen en de mensen die er werken. Ik dacht dat alle medewerkers in zekere zin zelf opgesloten zaten en gefrustreerd waren, en hun boosheid op de gevangenen botvierden. Toen ik de goedlachse en speelse Mia leerde kennen werd het toch echt eens tijd om dat beeld van mijn puberale zelf bij te stellen. Mia werkt sinds haar negentiende als bewaker in gevangenissen, waarvan acht jaar bij een jeugdafdeling. Ik sprak nog eens met haar af, en ze vertelde me hoe het eraan toegaat in een jeugdgevangenis. “Waarom ik ben begonnen met dit werk? Ik was werkloos en had geld nodig, dus ik heb gesolliciteerd en werd aangenomen.”
Videos by VICE
“De uitspraak ‘rust, reinheid en regelmaat’ past goed bij het leven in een gevangenis. Er is een vaste routine: we ontbijten met zijn allen, waarna zij naar school gaan en wij rapportages maken voor de rechtbank over de persoonlijke ontwikkeling van de jongens. Verder doen ze in de loop van de dag corveetaken.” Mia werkte bij de afdeling bijzondere zorg, waar alle jongens een laag IQ of een (gedrags)stoornis hebben. “Ze zijn in de leeftijd van twaalf tot negentien, maar vaak begrijpen ze de simpelste dingen niet. Als ik aan ze uitleg hoe ze een bed moeten opmaken, moet ik na elke twee zinnen aan ze vragen of ze het wel begrijpen. Soms moeten we zelfs met plaatjes werken. Ook moet je alles altijd uitleggen, iedere dag weer. Toch lachen we ook heel veel, ondanks de wat moeilijke communicatie.”
“Doordat ze altijd zo’n grote bek hebben en heftige delicten hebben gepleegd, vergeet ik soms dat hun IQ niet erg hoog is en het eigenlijk nog kinderen zijn.”
“Een keer tijdens seksuele voorlichting was de hele groep ervan overtuigd dat twee condooms over elkaar omdoen wel degelijk extra veilig is. Doordat ze altijd zo’n grote bek hebben en heftige delicten hebben gepleegd, vergeet ik soms dat hun IQ niet erg hoog is en het eigenlijk nog kinderen zijn. Het ene moment hebben ze het over ‘guns’ en ‘brakkas zetten’ (een inbraak plegen) en het andere moment zeggen ze tegen elkaar: ‘Zullen we een andersomdag houden?’, en lopen ze de rest van de dag met hun T-shirt en broek verkeerd om aan. Ook zijn ze zich vaak niet bewust van de gevolgen van de delicten die ze hebben gepleegd. Ze kunnen zich totaal niet inleven in slachtoffers en zeggen dingen als: ‘Ik heb niet geschoten, dus dan heb ik toch niemand pijn gedaan?’ Waarop ik zeg dat ze diegene wel hebben bedreigd met een mes, maar dan praten ze het weer goed voor zichzelf door te zeggen dat ze nooit echt zouden steken.”
“Toch probeer ik, hoe suf het ook klinkt, benaderbaar te zijn. Sommige jongens gun ik echt een beter leven. Zo was er een jongen die gewoon veel pech had gehad. Zijn moeder kwam bijna nooit, en als ze er was zei ze alleen ‘hallo’ en verder niets. Er was totaal geen warmte. Ondanks dat hij die warmte niet van thuis had meegekregen, kon hij goed praten over zijn gevoelens en had hij plannen voor de toekomst. Hij besefte dat hij domme dingen had gedaan (hij had meerdere overvallen gepleegd) en een drugsprobleem had. Als hij weer positief op thc werd getest zei hij: ‘Tsja, ik weet dat ik een lul ben omdat ik weer heb geblowd, maar het is nou eenmaal zo.’ Hij accepteerde zijn straf, terwijl andere jongens meteen ontkennen en een grote bek opzetten. Hij had zich aangemeld bij diverse scholen, maar niemand wilde hem hebben. Heel sneu vond ik dat.”
“Soms is het lastig om te begeleiden, want je wordt de hele dag door uitgekafferd. Ik denk dat het niet eens zoveel met hun IQ te maken heeft, of de stoornissen die ze hebben. Vaak worden ze thuis als prinsjes behandeld: ze hoeven nooit te helpen bij het huishouden, en veel jongens hebben nog nooit een baantje gehad. Ook heb ik het idee dat er totaal niet gecommuniceerd wordt thuis: als ik aan een ouder vraag of ze weten wat hun kinderen doen als ze op straat zijn hebben ze geen idee. En natuurlijk zijn jongens in de puberteit sowieso een beetje onhandelbaar, maar op de afdeling is het echt alsof je de allerergste pestkoppen bij elkaar zet. Ze denken vaak alleen maar aan zichzelf, door bijvoorbeeld enorme bergen eten op te scheppen of spullen te pikken van andere jongens. Ze proberen de hele dag door iedereen het leven zuur te maken, leraren, medegevangenen, iedereen. Zelfs als je ze een compliment geeft schelden ze je uit. Die constante negativiteit kan heel zwaar zijn.”
“Als ze de regels overtreden doordat ze bijvoorbeeld weigeren een corveetaak te doen, of je een grote bek geven, staat daar een sanctie op. Dan krijgen ze een time-out en moeten ze naar hun kamer, maar we hebben niet echt een vast protocol. We kijken wat voor straf het best bij iemand past. Zo was er een jongen die drie keer per week een woede-uitbarsting had. Hij heeft zeker tien tv’s gesloopt. Toen we echt geen andere keuze meer hadden, hebben we hem een mp3-speler gegeven omdat hij rustig werd van muziek.”
“Ik zag dat ze water kookten en olie verhitten, met de intentie om mijn collega en mij te verminken. Ik heb het alarm ingedrukt en heb zo snel mogelijk de afdeling afgesloten tot er versterking kwam.”
“Voor noodgevallen is er een alarmknop. Als je die indrukt zijn er binnen vijf seconden vijf mensen, binnen tien seconden tien, enzovoort. We gebruiken die in uiteenlopende situaties. Zo heb ik een keer geen alarm gedrukt toen een collega werd geduwd, omdat ik dat ook zelf kon oplossen. Als ik toen op de alarmknop had gedrukt, was hij waarschijnlijk geflipt en was er een gevaarlijke situatie ontstaan. Maar ik heb wel een keer alarm geslagen voor een jongen die niet naar boven wilde. Ik had hem een time-out gegeven omdat hij weigerde zijn corveetaak uit te voeren, en toen hij na veel discussie nog niet luisterde, heb ik het alarm ingedrukt, omdat anders mijn autoriteit ondermijnd zou worden. Er zijn altijd wel één of twee jongens onstuimig, maar soms zijn ze collectief boos. Dan besluiten ze met zijn allen de boel kort en klein te slaan, ‘rwina zetten’ noemen ze dat. Dat kan echt gevaarlijk zijn: zo waren ze een keer heel onrustig, je merkte dat het op het punt stond om los te barsten. Ik zag dat ze water kookten en olie verhitten, met de intentie om mijn collega en mij te verminken. Ik heb toen het alarm ingedrukt en zo snel mogelijk de afdeling afgesloten tot er versterking kwam.”
Bekijk ook hoe we nieuwjaar vierden met tieners die in het nieuwe millennium geboren zijn en dit jaar volwassen worden. Tekst gaat verder onder de video.
“Eens per week controleren we elke kamer. Je vindt regelmatig zelfgemaakte wapens, gemaakt van alles waar ze aan kunnen komen, zoals een tandenborstel met een scheermesje erin gesmolten. Ook binden ze weleens veters aan elkaar vast, waar ze een boekje aan vast maken. Die slingeren ze naar een andere cel, en leggen er drugs op of aanstekers. En ze sparen soms urine op, voor de drugscontroles. Heel smerig als je een potje vindt en eraan ruikt. Die potjes stelen ze als we per ongeluk een keer een deur hebben opengelaten. Het maakt niet uit wat er staat, ze nemen het mee.”
“Af en toe kan je privéleven in gevaar komen. We hebben wel vaker lijsten gevonden met onze namen en adressen. Als we zoiets vinden letten we wel extra op. Zo is een collega een keer beroofd. Het is erg lang geleden gebeurd, maar hij heeft er nog altijd last van. Hij krijgt er nog steeds opmerkingen over, veel jongens kennen elkaar in het wereldje.”
“Voor de jongens heb ik niet altijd evenveel empathie, terwijl ik tranen in mijn ogen kreeg toen ik laatst een man in zijn broek zag poepen op straat.”
“Ik weet niet of het komt omdat ik verhard ben geraakt, en ik voel me echt een slechte medewerker in de jeugdzorg als ik dit zeg, maar voor de jongens heb ik niet altijd evenveel empathie, terwijl ik tranen in mijn ogen kreeg toen ik laatst een man in zijn broek zag poepen op straat. Ik vind het erg dat ik soms geen empathie voel, maar ik denk dat je altijd een keuze hebt in de dingen die je doet. Ook klagen ze overal over, en ze zijn erg status- en geldgericht. Dan zeuren ze bijvoorbeeld dat er een geen Campina-vla is, maar vla van een B-merk, terwijl ze thuis niet eens te eten hebben. Zo ondankbaar vind ik dat, dan wil ik ze echt door elkaar schudden. Het zijn vooral de kinderen uit arme gezinnen die dat doen, om te verbloemen dat het ze eigenlijk pijn doet dat bij ons alles aanwezig is. Ik probeer iedereen gelijk te behandelen, ondanks wat voor delict ze hebben gepleegd, maar ik ben heel gevoelig voor hoe iemand zich gedraagt. Zo was er een jongen die heel gierig was. Als hij kookte deed hij expres veel zout in het gerecht, wat de rest niet lekker vond, waardoor er meer voor hem was. Dat soort dingen gebeuren vaker, waarom ik er bij hem zo slecht tegen kon weet ik niet. Alles wat ik tegen hem zei, kwam er kattig uit. Ik walg nog steeds als ik hem zie.”
“Ik klink misschien negatief, maar dat ben ik niet. Je ziet ook jongens groeien. Ik heb wel mijn doelen bijgesteld. In het begin dacht ik dat ik dit varkentje wel even zou wassen, maar in de praktijk moet je blij zijn met de kleinste veranderingen. Als de groep langer samen is, zijn ze rustiger en hoeven wij niet heel de tijd politieagentje te spelen. Ik vind het mooi wanneer ze beseffen dat er meer tijd is voor leuke dingen als ze zich gedragen. Dan hebben we gesprekken over het leven en worden ze nieuwsgierig. Zo vinden ze het gek dat ik geen man en kinderen heb, omdat ik in hun ogen al wat ouder ben. Ik vertel dan dat ik niet eens zeker weet of ik wel kinderen wil, wat zij zich niet kunnen voorstellen. Ik heb het idee dat de jongens iets leren van dat soort gesprekken. Ook hebben we weleens cadeautjes gekregen van een moeder, omdat ze zo blij was hoe haar kind was opgebloeid. Voordat hij bij ons kwam, hebben we uitgebreid contact gehad met zijn voogd, die ons een hele rits instructies had gegeven. Hij zou door zijn beperking gevaarlijk zijn voor zichzelf en zijn omgeving, hij zat vast voor verkrachting. Na verloop van tijd bleek dat zijn ouders hem klein hadden gehouden. Natuurlijk is het moeilijk toe te geven wanneer je als ouder iets niet goed hebt aangepakt, en ze waren erg blij dat we hen handvatten hadden gegeven om beter met hem om te gaan. Voor dat soort momenten doe ik dit werk.”
* De naam en leeftijd van de geïnterviewde zijn om privacyredenen gefingeerd en zijn bekend bij de redactie.