Eten

De ezelvleespizza is heel lekker in Nanjing – als je ‘m tenminste kan vinden

Ik was onlangs in Nanjing, een ultramoderne wereldstad in China waar nooit iemand komt. Er wonen in Nanjing ongeveer even veel mensen als in de stad New York, maar in tegenstelling tot New York komen er zo weinig toeristen dat ik er tijdens mijn bezoek nogal opviel. Er kwamen constant mensen naar me toe die met me op de foto wilden.

Het belangrijkste aan reizen is tegenwoordig dat we ergens belanden. Als het maar onbekend is, en we ons maar ver verwijderd voelen van alles wat vertrouwd is. “De scherpe smaak van het ‘echte’ ervaren,” zoals Janet Malcolm ooit schreef.

Videos by VICE

Van leven in het nu word je hongerig. En laat er nou geen betere manier zijn om over je cultuurschok heen te komen en verbinding te maken met de plek waar je bent, dan met het eten van lokale gerechten. Door te eten wat mensen op een bepaalde plek eten, leer je al snel hoe ze leven.

Met dit idee in mijn hoofd begon ik aan mijn onderzoek naar het eten in Nanjing. Informatie op internet in het Engels was er nauwelijks, maar ik vond wel iets interessants over kraampjes met eend en een cafetaria voor zogenaamde ‘rijstvolgelingen’, gespecialiseerd in balletjes kleefrijst. Wat ik niet wist, was dat het nog een ontzettende rompslomp was om deze plekken daadwerkelijk te vinden.

Toen ik in de stad aankwam, hield ik een taxi aan en overhandigde de taxichauffeur een uitdraai van het hoteladres in het Mandarijn. Hij leek niet te begrijpen waar het hotel was of waar mijn uitdraai naar refereerde, noch begreep hij iets van wat ik zei. Zijn vragen kon ik ook niet beantwoorden, dus ik bleef maar mijn schouders ophalen en wees steeds met een verscheidenheid aan gezichtsuitdrukkingen naar het papiertje waar het adres opstond. Hij pakte zijn smartphone en liet een kaart zien. Ik zag alleen maar Chinese karakters. Ik gebaarde nogmaals naar het adres dat ik hem had gegeven. Hij schudde zijn hoofd en op een bepaald punt besloot hij toch maar te gaan rijden.

De muziek in de taxi was een synthesizer-saxofoonversie van I Want to Know What Love Is. Luisterend en nadenkend over de complexiteit van wat een eenvoudige interactie had moeten zijn, begon ik me zorgen te maken dat ik me in Nanjing net zo verloren zou gaan voelen als de band Foreigner toen de bandleden dat verschrikkelijke lied schreven. Het was te hopen dat de gids die mijn uitgever had geregeld de rest van de reis kon vereenvoudigen.

De gids bleek een pezige, norse man van vijftig die onze tijd samen begon met het preken over de deugden van de staatscensuur. “Te veel vrijheid is niet goed voor een mens,” zei hij. “Niet waar?” Hij sprak luid en in gebroken Engels en leidde me door Nanjing terwijl hij onvertaalbare en warrige dingen zei. Het decoderen van zijn uitspraken leek hopeloos, en ik gaf het daarom al snel op. Op een gegeven moment, in het midden van een lange monoloog over de geschiedenis van het stad, slaakte hij een zin over “exploderende toiletten in de lucht.”

Ik kon de uitspraak in geen enkele context plaatsen, maar de lucht boven Nanjing leek inderdaad wel een beetje alsof er een aantal toiletten waren ontploft. Dit was waarschijnlijk het gevolg van de grijsbruine smog die tegenwoordig boven alle stedelijke gebieden van China hangt. Ik heb tijdens mijn reis geen enkele keer een heldere lucht gezien.

Om de smog wat tegenwicht te bieden, was de stad gevuld met geluiden van bulldozers, drilboren, kiepwagens en bouwmachines. De soundtrack van het onophoudelijke gebouw dat plaatsvindt in Nanjing. Op sommige momenten voelde de stad als één grote bouwplaats. “We produceren voor de hele wereld, daarom hebben we zo’n vieze stad,” zei mijn gids.

Hij bracht ons naar een ouderwetse restaurantketen waar veel zakenmensen komen. Toen één van de gerechten die we besteld hadden niet snel genoeg kwam, stond hij op en begon hij tegen de serveerster te schreeuwen. Ik onderbrak hem en zei: “Hey man, het is niet nodig om haar uit te schelden.” De gids was verbaasd. “Dat is een gewoonte hier,” legde hij uit.

De volgende ochtend kreeg ik een andere gids: een aardige vrouw van een jaar of veertig. (De gids die ik gisteren had, had zich ziek gemeld omdat hij last had van een kater.) Om de dag te beginnen, stelde ik voor dat we naar het plaatsje met de kleefrijst zouden gaan waar ik over had gelezen. Het bleek een klein duister lunchrestaurant te zijn, precies waar ik van hou. “Weet je zeker dat je hier wil eten?” vroeg mijn nieuwe gids me. “Wij eten dit regelmatig in Nanjing – maar jij zult er waarschijnlijk niet van houden.”

Ik was nieuwsgierig naar het echte eten, vertelde ik haar, niet naar de toeristische dingen. “Oh,” zei ze, maar keek alsof ze me niet geloofde. “Dit eten is misschien niet goed voor jouw maag.”

Na deze eerste geslaagde eetervaring was ik vastbesloten om meer lokaal eten te proberen en ook vol vertrouwen dat ik mijn weg wel zou kunnen vinden zonder hulp. Dus besloot ik naar een nabijgelegen buurt met veel streetfood te gaan: Shiziqiao. Ik vroeg de conciërge van het hotel nog wel of hij de bestemming aan de taxichauffeur kon uitleggen.

Street scenes near the Confucius Temple

Een straatscène in de buurt van de Confucius-tempel.
Ass meat

Geen enkel restaurant dat ik van tevoren had opgezocht, was waar het hoorde te zijn. Ze waren of verhuisd, of ermee gestopt of van naam veranderd. China verandert zo snel dat veel van de informatie die te vinden is in het Engels niet meer up-to-date is. Bij twee straatkraampjes zag ik lange rijen, dus liep ik ernaar toe om te zien wat er bereid werd. Ik kon het eten niet meteen identificeren, één van de verkopers vulde deegpasteitjes met mysterieus vlees. De ander was iets wat op eendennekjes leek aan het grillen.

Ik besloot een paar mensen in de rij voor de eendennekjes te vragen wat het precies was waarop ze wachtten. Ik probeerde het bij zes mensen, maar geen van de mensen in de rij sprak een woord Engels. Ze keken me aan alsof ik een zwerver was.

Maar ik gaf niet op en besloot het nog één keer te vragen aan iemand aan het einde van de rij. Hij zweeg even en begon toen iets in het Chinees tegen me te schreeuwen. De hele straat keerde zich om en keek naar mij. Had ik hem misschien beledigd? Iedereen staarde naar me.

Even later kwam er een Chinese vrouw van rond de twintig naar me toe rennen. “Kan ik helpen?” vroeg ze enthousiast. “Ik studeer Engels, mijn naam is Nancy!” Ze stond op haar tenen en vouwde haar handen onder haar kin terwijl ze gretig naar mij en de schreeuwende man keek. Ineens drong het tot me door dat de man had geroepen of er iemand in de straat was die Engels sprak. Ik legde de situatie uit aan Nancy en ik vroeg haar waarvoor de mensen hier in de rij stonden.

“Het eten dat we hier bestellen? Oh, dat zijn varkensfoetussen,” antwoordde ze blij.

Varkensfoetus? Gegrilde embryo voelde een beetje gewaagd aan, zelfs voor een ruimdenkende eter als ik. Ik keek naar het bord op de muur waarop een plaatje van de zogenoemde foetussen stond die ik voor eendennekjes had aangezien. “Varkensfoetus?” Ik checkte het maar nog een keer, om helemaal zeker te zijn.

“Ja, erg lekker.”

Ze zag de twijfel in mijn gezicht.

“Heb je wel eens varkensfoetus gegeten?” vroeg ze.

“Nee,” zei ik, terwijl ik probeerde mijn verbazing te verbergen. “Ik heb eigenlijk nog nooit van varkensfoetus als eten gehoord.”

“Wil je het proberen? Ik kan mijn vriendje vragen om er één voor je te halen, hij staat voor in de rij.”

Ze was zo oprecht enthousiast dat ik maar knikte. Ik ben niet geïnteresseerd in het eten van vreemde delen van dieren zoals schorpioenenklauwen of een tijgerpenis. Maar een niet-bedreigde diersoort waar een andere cultuur verschrikkelijk van houdt, wil ik best proberen, zelfs als dat betekent dat ik varkensfoetus te eten krijg. Toen Nancy een paar minuten later stuiterend terugkwam met haar vriendje had ze kleine bruine zakjes bij zich, met daarin varkensfoetussen voor ons allemaal.

Zenuwachtig opende ik mijn zakje, en haalde opgelucht adem toen ik zag dat het zakje geen varkensfoetus maar een varkensvoet bevatte. Ze had de meervoudsvorm van het woord voet uitgesproken als foetus, vandaar de verwarring.

De gebarbecuede varkenspoten waren behoorlijk lekker. Ze hadden maar weinig vlees, maar hun geleiachtige vettigheid was mooi in contrast met het rokerige, naar komijn smakende varkenszwoerd. Toen we aan het eten waren vroeg ik haar waarvoor de mensen in de tweede rij stonden. “Iets van Chinese pizza,” zei ze, “gevuld met vlees.”

“Wat voor vlees?” vroeg ik.

Ze typte een aantal woorden in de vertaler van haar telefoon en liet het scherm aan mij zien. Er stond: ASS MEAT.

Oh god, dacht ik. Bedoelde ze ezelvlees?

” is heel lekker,” zei ze met een glimlach van oor tot oor.

Nancy en haar vriendje hadden geen trek meer, dus ik besloot later terug te komen om het te proberen. Ik bleef een tijdje met ze kletsen terwijl we door de straat liepen. Op een gegeven moment passeerden we een restaurant met in de etalage gigantische spandoeken met plaatjes van rivierkreeften. Op het bordje boven de deur stond de tekst ‘COUNTRY DISHS HOMELY DISHS FOLK CREATION ISHS’.

“Is het eten goed hier?” vroeg ik.

“Goed?” Ze keek me verontwaardigd aan. “Als je de echte smaak van Nanjing wil proeven adviseer ik je om hier te gaan eten,” zei ze. “Bestellen zal hier veel makkelijker zijn,” verzekerde haar vriendje me. “Je kan plaatjes van het menu aanwijzen.” Ik bedankte ze voor hun hulp, zei het stel gedag en liep het restaurant in.

Om te bestellen, wees ik op de menukaart naar een kom met rivierkreeft en het getal 24. De serveerster snapte niet wat ik wilde. Ik wees nadrukkelijk op de foto met kreeft op de menukaart. Ze leek het niet te begrijpen. De manager kwam erbij en ik wees opnieuw naar de foto in de menukaart. Bij hem lukte het ook niet. Na een paar minuten kwam er een gast van een andere tafel bij die een beetje Engels sprak.

“Ik wil dit graag bestellen,” zei ik wijzend naar het plaatje. De man zei snel iets in het Mandarijn. De manager reageerde met iets in de trant van: “OHHHHHH, Ik snap het.” Dit hele gebeuren was net zo verwarrend als de situatie in de taxi op mijn eerste avond.

De rivierkreeften waren heerlijk: kruidig, pittig, vers en lichtzoet. Ik dronk er een flesje Jinling-bier bij, met op het etiket de tekst: “Nanjing for half a century, moments. Still freshly sincerely from Nanjing.”

Voordat ik terug naar het hotel ging, wilde ik de ezelvleespizza nog proberen. De man achter de kraam sprak ook geen Engels dus probeerde ik simpelweg naar de calzone-achtige schijven te wijzen. Hij wees naar een menu dat in Chinese karakters was geschreven. “You choose,” suggereerde ik. De vrouw achter me in de rij lachte. “Yu-Chus,” zei ze me na. Ik vroeg me af wat dat in het Mandarijn zou beteken, vast iets gênants.

De man achter de toonbank snapte niets van wat ik vroeg. “You” – ik wees met beide handen naar hem – “decide,” zei ik, met mijn handen naar de richting van de oven. Hij keek achter zich. “Nee, jij!” probeerde ik nog eens. Door de melodramatische combinatie van mijn gebaren, greep hij richting de oven en trok een van de broodjes er uit. Hij keek me vragend aan. Ik knikte overenthousiast.

Ik overhandigde hem geld en enkele minuten later liep ik weg met mijn Iejoor-pizza. Het vlees smaakte niet echt naar ezel maar meer als pittig Oeigoers rundvlees met lente-uien, selderij en chilipepers.

Wat de meeste voldoening gaf, was dat ik een paar geheimen van hoe je eten op straat bestelt in China had ontrafeld. Ten eerste: wees voorbereid op een avontuur. Wees bescheiden. Vergeet hoe je thuis gewend bent om te eten. Omarm het onbekende. Ervaar de scherpe smaak van het echte. Je staat een paar keer goed voor paal, maar zonder zal je niet slagen.