Vanaf vrijdag 6 oktober kun je in het Tropenmuseum in Amsterdam naar de tentoonstelling Heden van het Slavernijverleden. De samensteller van de tentoonstelling is de 29-jarige Richard Kofi. Een dag voor de opening leidt hij ons langs objecten, documenten, foto’s, videoportretten en tekeningen die een ander verhaal over de slavernij moeten vertellen. Niet het verhaal zoals dat doorgaans verteld wordt, opgetekend vanuit een koloniale blik, maar juist vanuit de verhalen van de tot slaaf gemaakten.
Het werd tijd dat ook die verhalen ruimte kregen, zegt Kofi terwijl hij ons langs boeien leidt waarmee tot slaafgemaakten aan elkaar werden geketend tijdens de Atlantische overtocht. Want wie kent de verhalen van het verzet in de koloniale tijd? De verhalen van hoe tot slaafgemaakten hun leven vormgaven. Hoe zij overleefden in een systeem waarin zij ontmenselijkt werden en hun identiteit werd ontnomen. Juist dit soort verhalen zijn volgens Kofi nodig om affiniteit met het slavernijveleden te krijgen.
Videos by VICE
Een greep uit de tentoonstelling: er is een handgeschreven kwitantie van een zesjarige meisje dat op 11 augustus 1857 voor 125 gulden werd verkocht. Kofi laat pseudowetenschappelijke apparatuur zien waarmee metingen werden verricht om iemands ras te bepalen. Even verderop staan schoenen die Erik van Muiswinkel droeg in zijn rol als hoofdpiet in het Sinterklaasjournaal. Ook zijn er muziekinstrumenten die symbool staan voor het behoud van de Afrikaanse identiteit die de koloniale overheerser zo hardhandig de kop probeerde in te drukken. En uiteraard is er winti, de religie die indertijd is ontstaan als tegencultuur.
VICE: Hoi, Richard, waarom moest er een tentoonstelling komen over het trans-Atlantische slavernijverleden?
Het is een thema dat wat ons betreft te weinig een rol krijgt in de Nederlandse geschiedenis. Het koloniaal- en slavernijverleden is vrij ingrijpende materie dat te veel wordt gezien als enkel een geschiedenis van mensen van Afrikaanse of Afro-Caribische komaf. We hopen met deze tentoonstelling te laten zien dat het gaat om een vaderlandse geschiedenis, een geschiedenis van ons allemaal. En een complexe geschiedenis van wit én zwart, als je het zo zou willen uitdrukken.
Wat voor tentoonstelling is het geworden?
We wilden een ander verhaal over het slavernijverleden vertellen dan dat je doorgaans te horen krijgt. Niet alleen het verhaal van wit tegen zwart, van overheerser en onderdrukte. Niet alleen de harde cijfers en feiten over wat voor machine het slavernijsysteem was, maar juist een tentoonstelling waarin de tot slaaf gemaakten en hun verhalen centraal zouden staan. Om zo te laten zien dat dit verleden ook een geschiedenis is van hoop, van verzet, van kracht en van vertrouwen.
Heb je voorbeelden?
We hebben natuurlijk het verhaal van Tula, die in 1795 op Curaçao een grote opstand leidde tegen het koloniaal gezag om zijn vrijheid en die van zijn bondgenoten op te eisen. Gewapend trokken ze het eiland over, totdat hij verraden werd. Of het verhaal van Jan Conny, een Ghanese tussenhandelaar die verdiende aan de aanvoer van goederen aan Europese mogendheden, maar dit enkel deed op zijn eigen voorwaarden. Toen Duitse kolonisten in Ghana het Fort Fredericksburg verkochten aan de West Indische Compagnie heeft hij het fort zeven jaar bezet. Hierdoor werd hij in het Caribisch gebied als een verzetsheld gezien.
Een ander verhaal is dat van een Brit die altijd op handelsschepen werkte, mensen heeft verhandeld, maar na een heftige storm christen werd en inzag dat de slavenhandel in strijd was met zijn geloof. Hij schreef een pamflet tegen de slavernij en verspreidde dit in het Britse parlement.
Ook hebben we verhalen over hoe er door middel van muziek tussen de plantages werd gecommuniceerd, hoe nieuwe religies ontstonden, hoe tot slaaf gemaakten op zoek gingen naar manieren om hun menselijkheid terug te claimen.
Voor deze tentoonstelling hebben jullie de hulp in geroepen van onder andere The Black Archives en Decolonize The Museum. Waarom?
Zij hebben ons geholpen om de verhalen van de tot slaaf gemaakten en hun verzet zo goed en activistisch mogelijk te vertellen. Tijdens klankbordgesprekken hebben ze ons gedwongen om na te denken over wat we wilden laten zien en hoe.
Heb je daar een voorbeeld van?
In de tentoonstelling hebben een stempel waar tot slaaf gemaakten mee gebrandmerkt werden en daarmee vee werden, ontmenselijkt, een product om verkocht te worden. Daarbij is het logisch dat je kijkt naar wat het deed met degene die het overkwam. Maar iemand uit de klankbordgroep vroeg wat het deed met diegene die de stempel zette. Op het moment dat hij iemand brandmerkte ontmenselijkte hij niet alleen de tot slaaf gemaakte, maar ook zichzelf. Het maakte hem een monster. Daar hadden wij nog niet over nagedacht. Zo werden we gedwongen om anders naar onze collectie te kijken, andere vragen te stellen.
Snap jij het ongemak dat er in Nederland heerst om over dit verleden te praten?
Ik denk dat het voor veel mensen moeilijk is om te reflecteren op het feit dat sommige dingen van het koloniaal verleden nu nog doorwerken. Dat komt denk ik puur door een gebrek aan kennis. En dat is zonde, want volgens mij kan je alleen maar bepalen waar je met z’n allen heen wil als je leert van het verleden. En dat je accepteert dat het verleden meerdere gezichten heeft – en dus ook minder fraaie kanten.
Hoe werkt het verleden nog door?
Het is niet zo dat toen in 1863 de slavernij is afgeschaft, ook het koloniale denken is gestopt. In onze tentoonstelling besteden we aandacht aan Johannes Kodjo, een dertienjarige jongen die in 1883 vanuit Suriname naar Nederland werd gehaald om tentoongesteld te worden op het Museumplein, in het Paviljoen van Surinaamse Inboorlingen. Hij werd neergezet op een podium achter een hekje, met een paar trommels om zich heen. Amsterdam liep uit om hem te bekijken. Eén van die trommels die bij Johannes Kodjo op het podium stonden hebben wij in onze collectie.
Oké, maar dat is gelukkig ook lang geleden.
Ja, maar de scheve verhoudingen zie je nog steeds. Op de arbeidsmarkt, bij schoolprocedures, het woord ‘neger’ wordt nog heel makkelijk gebruikt zonder dat mensen weten wat voor lading dat kan hebben. Er zijn vooroordelen op het gebied van seksualiteit. Het etnisch profileren. De scheve machtsverhoudingen van toen hebben onmiskenbaar verdeeldheid gecreëerd.
Heb je daar zelf last van gehad?
Ik kreeg met vrij hoge cijfers op het havo-vwo een havo-vmbo advies, terwijl blanke kinderen met dezelfde cijfers een gymnasiumadvies kregen. En als ik er niet zo goed voorstond werd mij gezegd dat ik het toch niet zou halen, terwijl andere klasgenoten juist gestimuleerd werden om toch over te gaan. De connectie met een koloniaal gedachtepatroon is misschien niet voor iedereen invoelbaar, maar voor mij en veel andere mensen van kleur is dit geen opzichzelfstaand voorbeeld. Wanneer je regelmatig geconfronteerd wordt met raciale verhoudingen is het iets waar je dagelijks mee moet dealen. Al laat ik me niet makkelijk discrimineren. Ik ga er niet altijd heel heftig tegenin, maar laat wel altijd merken wanneer ik me niet comfortabel voel in een bepaalde situatie.
Je vader is van Ghanese komaf.
Het is schandalig wat ik mensen tegen mijn vader heb horen zeggen toen ik een klein kind was. Vaak was het dan als een grapje of als lollig bedoeld. Maar het zat ook in kleinere dingen. Als we uiteten gingen, bijvoorbeeld, kreeg mijn vader bijna nooit de rekening gepresenteerd, maar mijn witte oom wel, ook al had mijn vader de rekening gevraagd.
Was het een gespreksonderwerp bij jou thuis?
Ik ben zeker gehard door mijn vader. Die heeft me altijd gezegd hoe ik met racisme om moest gaan. Hij zei altijd tegen me dat ik goed en netjes voor de dag moest komen en beleefd moest zijn, zodat in elk geval niemand je vieze neger kon noemen. En als iemand dat dan toch deed, wist je in elk geval zéker dat het een racist was.
Hoe oud was jij toen?
Tien ofzo. In dat opzicht ben ik wel klaargestoomd. Mijn vader prentte me altijd in dat ik moest weten dat ik anders bekeken zou worden. Hij zei: ‘Weet dat als je een keer kattenkwaad uithaalt, dat anders bekeken wordt dan wanneer een blank kind dat doet.’
Het Wilhelmus en de Nachtwacht zouden verplichte kost moeten worden in het onderwijs, aldus de formerende partijen in Den Haag. Het koloniale verleden niet. Hoe kijk jij daarnaar?
Tja, ik denk dan: als je met school naar het Rijksmuseum moet voor de Nachtwacht, kunnen ze net zo goed ook langs de slavernijtentoonstelling lopen die daar komt. Ik vind natuurlijk dat het koloniale verleden een standaardonderdeel van het onderwijs moet worden – simpelweg omdat het de reden is dat we hier in Nederland nu in een bepaalde bevolkingssamenstelling samenleven. Waarom zou je daar niet over kunnen praten op scholen? Als je een inclusieve samenleving wil hebben moeten die verhalen verteld worden, op alle niveaus.
Hoe zou je jullie rol hierin willen omschrijven?
Ik hoop dat we een debat op gang kunnen brengen dat verder gaat dan onderbuikgevoelens. Wij willen hier laten zien hoe complex de slavernij was, maar ook hoe knap het was dat de tot slaaf gemaakten het slavernijsysteem überhaupt konden overleven. Mensen als Tula, die in Suriname en op Curaçao vocht voor vrijheid, zijn wat dat betreft net zo goed helden van de Nederlandse geschiedenis. Daar mogen mensen best wat meer affiniteit mee hebben, want volgens mij kan iedereen in Nederland wel wat van hun verhalen leren.