Ah, de zomervakantie. De tijd van het jaar waarin je als jonge ziel ooit gezellig met je ouders de wijde wereld verkende, of thuis leerde vingeren op het voetbalveldje. Misschien deed je ook nog wat vroege werkervaring op met een zomerbaantje, wat een prachtige manier was om op jonge leeftijd te leren over het belang van arbeid en discipline, terwijl je een leuk zakcentje verdiende voor pakjes pokémonkaarten, zakken snoep en wat nieuw beltegoed. Of je loopt vandaag nog steeds rond met een trauma, omdat je voor een hongerloontje keihard bent uitgebuit.
Toch vallen er zelfs in dat laatste geval belangrijke lessen te leren. We vroegen mensen om ons heen naar wat voor levensinzichten ze geleerd hebben tijdens hun eerste zomerbaantje. Zodat iedereen die deze zomer voor het eerst een zomerbaantje gaat nemen al deze vernederingen niet nog eens hoeft te ondergaan.
Videos by VICE
De aangekoekte spermaklodders in mijn spiegelbeeld
Les: Tijdens je vakantiebaantje vallen er zinvolle vaardigheden voor het leven te leren
Joris: Op mijn veertiende ging ik met zes vrienden naar een uitzendbureau in Utrecht, met het idee om samen een vakantiebaan te zoeken. Er werd ons iets aangeboden in een hotel, en we gingen met z’n allen naar het sollicitatiegesprek. We kregen een formulier met de keuze “bewaker of kamermeisje”, en iedereen vinkte kamermeisje aan omdat niemand zin had om de boze bewaker uit te hangen.
Onze taak was om te zorgen dat de hotelkamers netjes achtergelaten werden, en daarnaast deden we een dagelijkse schoonmaakronde in alle kamers. Het ding met dit hotel was dat ze een aardige selectie aan pay-per-view porno hadden, en daar kwamen we al snel achter. Ik heb nog nooit zoveel sperma op zoveel rare plekken gezien. Ondergespoten schoenen, kasten, spiegels – zelfs klodders aan het fucking plafond. De spiegels waren het ergst om schoon te maken; het is behoorlijk schrijnend om jezelf in de ogen te kijken terwijl je probeert om andermans aangekoekt zaad van een spiegel af te boenen. De bloedvlekken en -sporen en ondergekotste hoekjes waren ook geen pretje, maar de liters sperma spanden de kroon.
Lees ook: Een gids voor meisjes om deze zomer geen lul te zijn
Toch hebben we het allemaal de rest van de zomer volgehouden. We raffelden het schoonmaken zo snel mogelijk af en rookten samen wiet in de lunchpauze. Sindsdien denk ik twee keer na voordat ik een goedkoop hotel boek, en verras ik mijn vriendin nog regelmatig met mijn huishoudelijke vaardigheden – ik maak bedden op alsof ik in het leger heb gezeten en maak korte metten met de meest venijnige vlekken.
Ik overleefde ternauwernood op afgekloven satéstokken
Les: Hoe jong en sociaal onvaardig je ook bent, je hoeft echt geen honger te lijden
Timo: Nadat ik op 15-jarige leeftijd geen toekomst meer zag in mijn krantenwijk, besloot ik te gaan werken als afwasser bij een strandtent in Zandvoort. Ik was jong, onschuldig en niet opgewassen tegen het gebral van de oberboys. In plaats van de verhalen van de Charlotte’s en de Bernhards aan te horen stond ik liever gewoon van begin tot eind (17:00 tot 24:00) achter de spoelbak. Ik werkte zwart, en tijd voor pauzes was er niet.
Af en toe liep per wel iemand van het keukenpersoneel naar de bar, om terug te keren met twee cola. Eentje voor hem, en eentje voor iemand anders. Deze iemand anders was ik nooit. Met mijn 15 lentes aan levenservaring beschikte ik nog niet over mijn huidige assertiviteit dus bleef ik met een kurkdroge snavel en een rammelende maag – om eten durfde ik al helemaal niet te vragen – maar gewoon doorploeteren. Op een of andere manier haalden de kaassoufflés en bitterballen voor het personeel het ook nooit tot in de spoelkeuken. Van achter mijn stapels afwas zag ik trillend op mijn benen hoe al het keukenpersoneel lekker aan het schransen was.
Doordat ik aan mijn lot werd overgelaten, had ik een overlevingsplan bekokstoofd. Geen kruimel zou ik nog laten liggen op de borden die Diederik, Olivier, Jan-Willem, Boudewijn, of Frederik met z’n kutkop naar de spoelkeuken brachten. ‘Fuck jullie, deze half aangevroten satéstok is prima. Die haren op dat stukje biefstuk haal ik er zelf wel af. Die patat is helemaal niet koud en zompig. Dat bakje mayonaise is helemaal niet tot aan de bodem uitgelikt. Gaat er allemaal prima in!’ Het ging er prima in.
De varkenssnuiten van Grobbendonk
Les: Uitzendbureaus zijn niet te vertrouwen
Afbeelding via Flickr
Peter: Toen ik 19 was en in Antwerpen woonde zocht ik iets om wat bij te verdienen in de zomer, en dus was ik naar een uitzendbureau gestapt. Het enige wat ze voor me hadden was een baantje als schoonmaker in het slachthuis van Grobbendonk, waar ze varkenskoppen tot dierenvoer verwerkten. Hoewel ik ‘slachthuis’ niet zo prettig vond klinken, klonk het verder prima – het betaalde niet onaardig. Ik kon de volgende dag beginnen.
Om 6 uur ‘s ochtends wandelde ik keurig op tijd naar binnen, maar het duurde een half uur voordat ik iemand vond die Nederlands sprak. Alle medewerkers die ik zag keken somber uit hun ogen, en het rook er erg smerig. Na een nogal beknopte uitleg over de fabriek (“hier doen we de oren, daar de snuiten”) kon ik aan het werk. Ik verwachtte met een hogedrukspuit in de weer te moeten of iets dergelijks, maar ik kwam achter een enorme machine terecht. Een grote Poolse toezichthouder drukte op een knop, waardoor er allemaal varkenssnuiten vanboven uit het apparaat kwamen vallen. Mijn taak was om ze aan de lopende band in dozen te stoppen.
Het was misschien kwart voor zeven ‘s ochtends, en het regende varkenssnuiten. Het vroege tijdstip gecombineerd met mijn gevoelens van walging en verbijstering zorgden ervoor dat ik de machine niet bij kon houden. De snuiten hoopten zich op. Ik deed toch zeker mijn best, maar die stapel snuiten bleef maar hoger en hoger worden. De toezichthouder kwam boos aangelopen, en beveelde me sneller te sorteren. Hij deed één keer voor hoe het wel moest. Ik pakte er steeds twee tegelijk, maar hij omhelsde de halve stapel snuiten gretig met twee armen. De snuiten die hem in het gezicht aaiden deden hem niks. Ik knikte, en hij liep weer terug. Ik keek een keer goed om me heen of er niemand op me lette, en liep stilletjes weg om terug in bed te kunnen kruipen en deze anderhalf uur zo snel mogelijk te vergeten.
Twee weken later trof ik een brief van het uitzendbureau op mijn deurmat: een boete van 250 euro voor contactbreuk. Ik reageerde met een brief over hun warrige definitie van ‘schoonmaakjob’, waarna het gelukkig stil bleef, en ik deze ervaring achter me kon laten.
De gore tong van een oude man
Les: Als een baantje te mooi lijkt om waar te zijn is dat het waarschijnlijk ook
Maxime: Toen ik zestien was, vroeg de organisator van een groot festival in Arnhem of ik mee wilde helpen met de opbouw. Hij was een vriend van mijn ouders, en beloofde me maar liefst 500 euro om een weekje te werken op een festival. Natuurlijk wilde ik dat.
Toen het eenmaal zover was en ik op het terrein aankwam, bleek mijn dagtaak vooral te bestaan uit leuk zijn en een beetje gezellig doen. Veel opbouwwerk hoefde ik niet te doen, en na een paar dagen begon ik toch enigszins te twijfelen over mijn functie. Als de organisator dorst had moest ik zijn drinken halen, en als hij ergens heen moest in zijn golfkarretje, zat ik als zijn oogappeltje naast hem. Aan het einde van de week zette hij me thuis af met de auto.”Jammer dat het zo snel voorbij was,” zei hij met zijn hand op mijn been, voordat hij over me heen leunde. Hij was een vriend van mijn ouders, en zo’n dertig jaar ouder dan ik. Ik ontweek hem als een cobra, en vroeg hem waar hij mee bezig was. “Ah, gewoon even een lekker kusje. Het was toch leuk deze week?” “Je had me toch aangenomen om te helpen opbouwen,” vroeg ik verontwaardigd. “Nou ja… je bent ook gewoon een lekker ding,” zei hij. Ik pakte de 500 euro aan, en ben snel uit de auto gestapt.
Bloed aan de knikker
Les: Meedenken over de efficiëntie van je werkgever kan je eigen werk makkelijker maken
Elise: Toen ik achttien was werkte ik op een surfkamp in Zuid-Frankrijk als begeleider, wat initieel gezien net zo chill was als het klinkt. Een beetje hangen op het strand, soms een bardienst draaien en ‘s avonds gezellig samen koken. Ook schoonmaken hoorde erbij, en op dag twee moest het toilethok schoongemaakt worden.
Op het eerste oog was er niets mis met de wc’s en ging het om een routineus schoonmaakklusje. Het rook wel wat raar, maar wat wil je – het is een toilet. Al snel kwamen we echter achter de oorzaak van de lucht, en drong het tot me door dat dit wat vervelender ging worden dan ik verwachtte. Er bungelde een gebruikte tampon in de wc borstel, en dit bleek verre van de enige te zijn. Ze lagen in de borstelbak, dreven in het waterreservoir, en zaten tussen het reservoir en de muur in gedrukt; een stuk of tien per wc-hokje. Er stonden geen prullenbakjes in de toiletten, en waarschijnlijk hadden ze niet genoeg spoelkracht om ze door te trekken – al die arme tienermeiden durfden het hokje niet uit met een doorbloede tampon in hun hand.
Lees ook: De smerigste dingen die er in pashokjes gebeuren
De taak was aan ons om ze eruit te pulken. Gelukkig konden we het grootste deel los krijgen met een brandslang, waardoor er een bloederig stroompje tampons het gebouw uitliep. Deze taferelen gingen de hele week lang door voordat er na ons aandringen eindelijk prullenbakjes aangeschaft werden. Les geleerd: zet altijd een prullenbak in een damestoilet.
Mijn baan als levende schietschijf
Les: Het geld dat je verdient is het niet waard als je voor gemene mensen werkt
Tjeerd: Toen ik een jaar of 15 was besloot ik in de zomer wat bij te verdienen bij de golfbaan in mijn dorp, Waalre. Mijn taak was om ‘s avonds tegen sluitingstijd de golfballen weer te verzamelen. Die werden natuurlijk de hele baan over geslagen, en moesten weer terug in de automaten zodat men de volgende ochtend weer keurig een balletje kon slaan. Het leuke was dat dit met een enorme rode tractor gebeurde, waar ik zonder rijbewijs in rond mocht rijden. Het werk was laat, betaalde misschien kut, en ik was helemaal alleen, maar op die tractor rijden vond ik natuurlijk prachtig. Totdat ik op een avond ineens een golfbal vol tegen mijn tractor kreeg. Een van die golfkakkers had opeens de ingeving gekregen om mijn tractor als schietschijf te gebruiken, waarna de rest vrolijk meedeed. Het rondcruisen op die tractor was opeens een stuk minder leuk, en dit proces herhaalde zich elke avond omdat ik er niks van durfde te zeggen. Zo’n golfbal zorgt voor beste blauwe plekken, weet ik sindsdien.
Ik werd gedegradeerd als aardbeienplukker
Les: Ga na de zomer gewoon weer naar school
Alex: Boven mijn bed hing tijdens mijn prille tienerjaren een lijst met klusjes om genoeg geld bij elkaar te sprokkelen voor een nieuwe processor. Omdat ik idioot weinig zakgeld van mijn ouders kreeg zat er weinig anders op dan het zoeken van een zomerbaantje. Als veertienjarige woonachtig in Kampen (in Overijssel) waren mijn opties beperkt. Het was of boeken sorteren bij Van Dijk, of een baan in de aardbeiensector. Bij het boekenbaantje liep ik het risico om klasgenoten tegen te komen, dus dook ik de aardbeienwereld in.
De aardbeienvelden lagen niet bepaald om de hoek, dus moest ik elke dag om 5 uur m’n nest uit en 15 kilometer fietsen om voor veel te weinig guldens per uur de hele dag onkruid te wieden. Mijn leidinggevende was een potige vrouw met een buitengewoon schelle stem en een dik oostblokaccent: “Aleksander [ik heet ALEX!!!] jij weer plantje vergeten, goed best doen!” Hoewel ik dat toch zeker deed, werd ik de volgende dag al gedegradeerd; ze vond me geen uurloon waard als onkruidwieder. Mijn nieuwe missie was om met een aardappelmesje acht uur per dag stekjes te snijden in een donkere loods waar niet gepraat mocht worden, maar wel de godganse dag Radio 538 op moest staan. Ik vond dat toen echt een mentale en lichamelijke marteling, en op veertienjarige leeftijd waande ik me in het Guantanamo van Overijssel.
Na twee weken gaf ik er de brui aan. Ik had iets van 150 gulden verdiend; weer een stapje dichterbij mijn Intel Pentium MMX 166 Mhz. En ik was ineens een stuk gemotiveerder om mijn havo te halen.
Ik stierf bijna een vroege dood door in het kokendhete frituurvet te kukelen
Les: Je kan meer dan je denkt
Wiegertje: Op mijn veertiende werkte ik in de zomer in een Veluwse campingbroodjeszaak die na 12 uur ‘s middags een snackbar werd. De keuken van de snackbar was ook meteen de keuken van het campingrestaurant. Elke ochtend moest ik samen met iemand anders van veertien jaar oud dozen vol bevroren petit pains in een loeiende oven afbakken en verkopen. Als we dat hadden opgeruimd moesten we de snackbar runnen, en in het restaurant koffiedrinkers en lunchers bedienen.
Het idee was dus dat de kok (iemand van ver, ver boven de 14) elke dag rond 12 uur zou komen om de lunch klaar te maken en zich over het kokende snackvet te buigen, zodat wij bestellingen konden opnemen en afrekenen, en bijvoorbeeld geen kokende olie over onszelf zouden kieperen. Maar de kok was een oude borrelneus en kwam dus meestal pas rond een uur of drie met een jankende kegel binnenzwalken. Ik ben zelf nogal onhandig, en maakte me in het begin nogal zorgen over dat twee veertienjarige kinderen van acht uur ‘s ochtends tot drie uur ‘s middags de broodjeszaak, snackbar en restaurant van een redelijk grote camping moesten runnen, maar iedereen met wie ik daar werkte vond het doodnormaal. Ik ben misschien wat defaitistisch aangelegd, maar ik zag mezelf al in een bak kokend snackvet kukelen, en vervolgens in de ziektewet terechtkomen voordat ik überhaupt wettelijk volledig mocht werken of zonder ouderlijk toezicht van het leven mocht genieten. Daarnaast kneep ik hem elke keer als er een klant het restaurant in kwam lopen, voor het geval ze een broodje of een soepje wilden waarvan ik geen idee had hoe je dat maakte. Geen van de andere pubers die in die keuken werkten leek het een probleem te vinden. En ze hadden dus ook nog gelijk. Ik heb wel wat brandwonden opgelopen door de oven en opspattend frituurvet, maar niks ernstigs: ik bleek prima met heet vet om te kunnen gaan. Mensen die minder vet wilden lunchen boden we een tosti of een pannenkoek uit de vriezer aan. Niemand klaagde ooit écht, en geen van onze klanten vond onze service zo belabberd dat ze de ARBO hebben gebeld.
Ik rook soms weken naar barbecuesaus
Les: Er zijn meerdere banen op de wereld; je eerste hoeft niet je laatste te zijn
Naique: De zomer nadat ik geslaagd was vond ik een zomerbaan bij de Heinz-fabriek in Elst. Ik was 18 en zou fulltime ploegendiensten gaan draaien. Toen ik binnenkwam kreeg ik een soort Prison Break-gevoel; voor de diensten zat iedereen in uniform in groepjes aan tafels, en de sfeer was niet bepaald vriendelijk. Je had de mocro’s, de molukkers, de sjonnies en een tafeltje vol misfits die niet wisten wat ze met hun leven wilden – daar belandde ik bij.
Het werk kwam neer op koken, maar dan op enorme schaal. Bakken met vierduizend liter aan ketchup, sandwichspread en pastasaus, waar je kruiwagens vol ui of paprika in moest knikkeren. Hoewel het werk aardig hersendodend was, was het minder erg dan ik verwachtte. Bij de nachtdiensten was er bijvoorbeeld geen supervisie, en dan ging de productiviteit door de helft en werden de heftrucks als botsauto’s gebruikt.
Lees ook: Wat is de domste manier waarop je jezelf ooit verwond hebt?
Op een gegeven moment was het echter mijn beurt om de barbecuesausdienst te draaien. Prima, dacht ik. Wat alleen niemand me had verteld, was dat het poeder dat de saus zijn kenmerkende rooksmaak geeft, en dat je met zakken per keer in de saus moest gooien, er ook voor zorgde dat je zelf de hele week naar rook stonk. Het maakte niet uit hoe of hoevaak je je douchte of waste, die geur zat gewoon in je vlees. Meisjes proberen te versieren was de rest van de week zinloos.
Ondanks die stank en de hersendodende sleur wilde ik er op de een of andere manier toch blijven werken. Ik had voor het eerst een stabiel inkomen, en een vast contract klinkt dan best aanlokkelijk. Gelukkig werd ik wakker geschud door een oudere Italiaanse man die bij de pastasauzen werkte. Hij was zelf ook blijven plakken en daardoor nooit gaan studeren, en stond nu iedere dag teleurgesteld in het leven in enorme ketels vol met saus te turen. Zijn droevige blik motiveert me tot op de dag van vandaag om nooit zo te eindigen.