Het nieuws was even slikken voor dinosaurusliefhebbers: de Tyrannosaurus rex, de meest angstaanjagende der vleesetende dinosaurussen, banjerde met zo’n vijf kilometer per uur door het Krijt, zo ontdekten onderzoekers van Naturalis. Zo snel is dat niet. Heeft iedereen die in de jaren negentig kind was dan voor niets maandenlang nachtmerries gehad na het zien van Jurassic Park? Wij spraken Pasha van Bijlert, de bewegingswetenschapper die ontdekte dat het charismatische reuzenreptiel helemaal niet zo snel liep. En hij wil meteen iets rechtzetten. Dat T. rex minder snel wandelde dan gedacht betekent niet dat-ie een slome sukkel was.
“4,6 kilometer per uur is niet langzaam, dat is normaal voor een dier. Tweevoeters die nu leven, struisvogels en mensen, lopen het liefst tussen 4 en 5 kilometer per uur. Dat geldt ook voor viervoeters als paarden, gnoes en gazelles. Maar als zo’n gazelle achterna wordt gezeten door een cheetah, tikt hij zo de 90 kilometer per uur aan. Wandelsnelheid zegt niet zoveel over de maximale performance – het zegt meer over de luiheid van dieren. Als je niet hoeft te rennen, doe je dat niet. Als je niet aan het jagen bent of niet wordt opgejaagd, dan ga je gewoon een beetje foerageren of je territorium afstruinen.”
Videos by VICE
VICE: Dus jouw ontdekking maakt de Tyrannosaurus normaler?
Pasha van Bijlert: “Eigenlijk wel. Iedereen vindt T. rex gaaf. T. rex is ook gaaf. Maar iedereen wil dat zijn lievelingsdino de coolste, beste, gaafste en snelste is. De gedachte was dat T. rex erg lange benen had, en daarom snel gewandeld moest hebben. Ik weet niet waarom dat een dier gaver maakt.”
Van Bijlert (27) studeerde ooit geneeskunde. Toen hij zich in zijn tweede jaar eens stierlijk zat te vervelen in de collegezaal, las hij een nieuwsberichtje over de opgraving van Trix, het tyrannosaurusskelet dat inmiddels te bewonderen is in Naturalis. Die mensen doen dingen die ze leuk vinden, dacht Van Bijlert toen. En dus stopte hij met geneeskunde en schreef hij zich in bij bewegingswetenschappen (paleontologie bestaat in Nederland niet als opzichzelfstaande studie). Om als bacheloropdracht de biomechanica van diezelfde Trix te mogen onderzoeken, leerde hij zichzelf in de nachtelijke uurtjes aan hoe je 3D- modellen bouwt.
Van Bijlert illustreert zijn onderzoek door een gewicht aan een elastiek te laten jojoën. “Uit de natuurkunde weten we dat dingen een resonantiefrequentie hebben: als je het juiste ritme kiest, dan krijg je met veel minder moeite veel meer beweging. Als ik dit ding loslaat, gaat hij op en neer. Dat is zijn natuurlijke frequentie. Als ik een ander ritme kies, te langzaam of te snel, moet ik zelf veel meer moeite doen. Als een T. rex loopt, gaat zijn staart op en neer, want die staart is opgehangen aan z’n staartligamenten. Als we er vanuit gaan dat zijn stapritme gelijk is aan de natuurlijke frequentie, dan kunnen we een natuurkundig model bouwen en aan de hand van zijn staart zijn wandelsnelheid reconstrueren.
Hoe zijn je bevindingen eigenlijk ontvangen in de paleontologische wereld?
“Je hebt heel veel mensen die hun hele carrière hebben gebouwd op T. rex en die vinden het dan vervelend dat iemand anders er ook iets over zegt. Aan de andere kant is mijn onderzoek wel op CNN gequote door professor John Hutchinson, een T. rex-expert. Ik heb veel van zijn papers gelezen tijdens mijn bachelor en toen zag ik hem ineens positief over mijn onderzoek spreken. Dat was supersurrealistisch”.
Er bestaat volgens Van Bijlert een tweedeling in ‘de paleo’, met aan de ene kant de klassieke paleontologen die het liefst botten opgraven en alles opmeten om het vervolgens in een evolutionaire stamboom te passen, en aan de andere kant onderzoekers die het interessanter vinden om te onderzoeken hoe dinosaurussen bewogen, hoe ze zich gedroegen en hoe ze zich verhielden tot hun ecosysteem.
In films zoals Jurassic Park – daar ben ik groot fan van, die film is de voornaamste reden dat ik hier zit – wordt de dinosaurus neergezet als een monster, maar dat was het niet. Als je die mythologie eromheen een beetje helpt afbouwen, dan kun je dat fantastische beest als een dier in zijn ecosysteem beschouwen. Dat is wat ik leuk vind en dat proberen we ook te doen, bijvoorbeeld met de animatie waarin de T. rex op je af komt lopen. Hij ziet er daar niet uit als een monster uit Jurassic Park. Er zijn biologen aan wie ik het heb laten zien, die zeiden, het is bijna schattig. Toen dacht ik, missie geslaagd. Want Trix was gewoon een dier.”
Dat paleontologie lijkt een vakgebied waar de populaire cultuur heel erg dominant is. De meeste kennis die mensen hebben komt van films en internet. Is dat iets waar je tegenaan loopt?
“Ik heb wel eens workshops gegeven aan schoolkinderen. Kinderen vinden dinosaurussen super fascinerend. Volwassenen ook en die verbazen zich erover dat het een serieuze wetenschap is, en dat het niet alleen speculeren over oude botten is. Dat ik er echt tegenaan loop zou ik niet zeggen. Ik zie de controverse over onze paper eigenlijk als een opening om gesprekken met mensen aan te gaan. Ik heb wel een aantal heel boze mails gekregen. ‘T. rex was a vicious and agile killing machine and I would like to query your interest into learning how truly wrong you are’ en dan letterlijk twintig paragrafen aan tekst over waarom onze paper niet klopt.”
Je pakt mensen hun T.rex af.
“Dat is dus helemaal niet mijn bedoeling. Ik ben de grootste fan van Jurassic Park die je gaat tegenkomen. Ergens denk ik ook, any publicity is good publicity. Het was niet zo geëxplodeerd als ik dezelfde analyse op een Triceratops had losgelaten. Die T. rex heeft een fantastische aantrekkingskracht en dat komt me goed uit.”
Is er eigenlijk ruimte om onderzoek te doen naar minder populaire dinosaurussen?
“Ik had ook een Triceratops kunnen doen. Maar een van de redenen dat we T. rex hebben gedaan – los ervan dat Trix een heel goed bewaarde staart heeft – is dat hij al zo vaak en zo goed is onderzocht dat het een soort modelorganisme is geworden. Als je nu een nieuwe methode de wereld in slingert dan moet je vergelijkingsmateriaal hebben met andere schattingen van hetzelfde dier. En het is de allergrootste tweevoeter die ooit heeft rondgelopen, dus dat maakt het ook vanuit een fundamenteel-theoretische context interessant.”
“Ik wil in de toekomst deze methode wel op een hele groep toepassen. Als je weet welk dier grote afstanden kon afleggen en welke niet, welk dier altijd op z’n plek bleef en welke grote territoria hadden, dan kun je iets zeggen over hun ecosysteem. Het huidige onderzoek met die staart, wordt dan eigenlijk een tussenstap “
Bij veel dingen die ik interessant vind, zoals dode talen en oude culturen, hoor ik de ‘wat heb je eraan?’-vraag. Hoe ga je als paleontoloog met die vraag om?
“Ik geloof dat mensen onderschatten hoe sterk dit de deur opent om het over wetenschap te hebben. Als mensen enthousiast worden over dino’s, kun je ze kennis laten maken met de wetenschap. Uiteindelijk wordt zo’n kind dan misschien geen paleontoloog, behalve als het zo gek is als ik, maar misschien wordt hij of zij wel een ander soort wetenschapper. Dat is dan toch te danken aan zo’n dino.”
“Ik denk ook dat dit toepassingen kan hebben in de robotica. Een mens valt niet zo snel om als hij loopt en het kost ‘m niet veel energie. Het kost veel meer energie om een robot stabiel te laten lopen, want robots hebben geen elastische pezen die goedkoop energie opslaan. Bij kleinere robots is dat al een issue en bij grotere robots is dat probleem nog veel groter. Dus dat is één van de wildere ideeën die ik heb. Volgens mij kan ik straks hard maken dat een dinosaurus op groot formaat een handiger bouwplan heeft om zich voort te bewegen dan een mens.”