Toen Pablo Escobar in 1993 in zijn oor werd geschoten, liet hij meer achter dan alleen zijn legendarische imago als extravagante drugs-Robin Hood die miljarden dollars aan cocaïne verhandelde en zijn vermogen deelde met de armen van Medellín. Hij liet ook nijlpaarden na.
Op Hacienda Napoles, het royale landgoed van Escobar in Puerto Triunfo, Colombia, bouwde de kingpin voor zichzelf een pretimperium, waaronder een eigen stierenvechtarena, een kudde betonnen dinosaurussen, en een menagerie van giraffen, kangoeroes, exotische vogels en nijlpaarden.
Escobar’s vroege dood vormde een probleem voor de overheid, die zijn eigendommen na zijn dood overnam. De dinosaurussen kon blijven, maar er moest iemand dokken voor de levende dieren.
De meeste dieren werden overgebracht naar lokale dierentuinen, en vele anderen stierven een hongerdood. De nijlpaarden werden echter opnieuw wilde dieren. Wat begon als een kleine familie van herbivoren – een mannetje en drie vrouwtjes, allemaal in 1981 bij de San Diego Zoo gekocht – groeide uit tot een kudde van ergens tussen de vijftig en zestig nijlpaarden, waarvan de meeste nog in de kunstmatige meren van Hacienda Napoles verblijven.
Maar minstens twaalf andere nijlpaarden zijn uit de hekken gebroken en zijn 250 kilometer verderop gevonden, waar ze de gewassen slopen en af en toe kleine kalveren vertrappelen. Het helpt ook niet mee dat sommige Colombiaanse kinderen, die nooit hebben geleerd dat nijlpaarden tot de dodelijkste diersoorten behoren, denken dat nijlpaarden ongevaarlijk, of zelfs schattig zijn. In een recent rapport van El Colombiano staat zelfs dat de kinderen met de nijlpaarden zwemmen en hun kalveren soms voederen.
De verwilderde nijlpaarden opnieuw vangen en ze binnen een hekwerk zetten is een mogelijkheid, maar wel een erg dure: de kosten worden geschat op zo’n 360.000 euro. Het Humboldtinstituut, een onafhankelijke organisatie die de biodiversiteit in Colombia overziet, stelt euthanasie voor– maar daar zal waarschijnlijk, zoals dat ook in het verleden is gebeurd, tegen geprotesteerd worden.
Er is echter een onderzoeker die meent dat nijlpaarden prima op de barbecue kunnen. Toen een van de nijlpaarden van de Hacienda per ongeluk werd geëlektrocuteerd tijdens een experiment met elektrische hekken, werd het karkas als diner geserveerd. “De lokale inwoners hakten het in stukken, legden hem op de barbecue en aten het nijlpaard met smaak op.” vertelde bioloog Patricio von Hildebrand aan de BBC. Het scheen naar varkensvlees te smaken.
Op zichzelf lijkt het ook geen gek idee om nijlpaarden te eten. Het vlees schijnt veel proteïne en relatief weinig vet te bevatten. Maar ze schijnen toch iets anders te smaken dan de meeste mensen gewend zijn; het vlees is vrij taai en van de huid, die tot wel twee centimeter dik kan worden en een rood slijm afscheidt dat fungeert als een natuurlijke zonnebrandcrème, kun je waarschijnlijk niet echt goede chicharrón maken.
In West-Afrika, waar de nijlpaarden oorspronkelijk vandaan komen, worden ze ondanks hun sterk verminderde populatie nog steeds gegeten. Stropers, voornamelijk voormalige milities, gebruiken machinegeweren, raketlanceerders en zelfs dynamiet om de nijlpaarden te doden.
Maar nijlpaarden zijn in levenloze staat bijna even dodelijk als in levende staat. In 2011 raakten 500 mensen in Zambia geïnfecteerd met antrax nadat ze besmet nijlpaardenvlees hadden gegeten. En in 2004 overleden vier mensen in het westen van Oeganda nadat ze vlees hadden gegeten van een nijlpaard dat “aan een vreemde ziekte was overleden”.
Het probleem zit ‘m er dus in dat wilde nijlpaarden niet met zekerheid veilig kunnen worden gegeten, waar ze ook leven. Bovendien zou Pablo het niet op prijs hebben gesteld dat je zijn nijlpaarden opeet.