De pikorde binnen de wereld van eetstoornissen

De hele week staat VICE in het teken van psychische gezondheid onder jongeren, en proberen we een licht te schijnen op een aantal van de belangrijkste kwesties die daarbij komen kijken.

De eerste keer dat ik eetgestoord gedrag vertoonde was ik twaalf. Mijn moeder had me al heel snel in de smiezen, omdat ze na een aantal weken kots in het doucheputje zag zitten. Depressies, eetproblemen en eetstoornissen komen bij ons in de familie niet zelden voor, dus was het voor haar meteen duidelijk. Ik zat net in de brugklas en had überhaupt geen idee wat boulimia nervosa inhield.

Videos by VICE

Net als de meeste boulimiapatiënten had ik een normaal gewicht. Mijn ouders wisten wat er speelde, maar konden me niet gedwongen laten opnemen, want ik was door mijn normale gewicht niet in direct levensgevaar. Na zes jaar van extreem onregelmatig eten, eetbuien, braken en laxeren, lagen mijn darmen aan gort, viel mijn haar uit, had ik op de raarste momenten last van hartkloppingen, werd ik maandenlang niet ongesteld en was mijn maag standaard enorm opgeblazen, alsof ik in continu verwachting was van een hele nare baby. Vlak voor mijn achttiende verjaardag besloot ik eindelijk akkoord te gaan met een intensief behandelingstraject, in de Ursula-kliniek in Leidschendam.

Daar werd ik in een dagbehandelingsgroep geplaatst met zowel anorexia- als boulimiapatiënten. Mijn behandeling heeft me uiteindelijk immens geholpen, maar wel werd me meteen duidelijk dat er tussen de verschillende stoornissen een enorme hiërarchie heerste, in de belevingswereld van de patiënten. Anorexia werd door ons veelal beschouwd als een soort ultiem doel, waar we stiekem allemaal naartoe streefden, al hadden de meesten van ons niet de discipline om onszelf systematisch uit te hongeren, zonder daarbij weer te vervallen in eetbuien. Boulimia besloeg het midden van de ranglijst. Dan was er nog binge eating disorder(BED), helemaal onderaan de ladder. BED is een eetstoornis waarbij mensen enorme hoeveelheden voedsel naar binnen werken, maar – en hierin verschilt BED essentieel van boulimia – het voedsel achteraf niet kwijt proberen te raken door overmatig te sporten, braken of vasten. Mensen met BED fungeerden destijds als een soort belichaming van mijn grootste angst: zo zou ik nooit willen eindigen.

Als er onderling zo veel respect en minachting voor de verschillende stoornissen heerst, is het dan wel gezond om mensen met verschillende stoornissen samen te zetten in behandelgroepen? Omdat ik benieuwd was naar hoe andere mensen met een eetstoornis die pikorde hebben ervaren, heb ik vijf vrouwen gesproken die allemaal voor hun eetstoornis behandeld zijn.

“Zij waren in mijn ogen zwakker dan ik, lieten zichzelf gaan. Ik was trots op het feit dat ik mezelf wél kon beheersen.”

Lucy de Boer kreeg op haar negentiende last van anorexia, wat later omsloeg in boulimia – wat vaker voorkomt bij mensen met een eetstoornis. Inmiddels is ze van beide genezen. Ze vertelt: “Het begrip zelfcontrole is een heel belangrijk thema voor mensen met een eetstoornis. Ik keek inderdaad best neer op mensen met andere eetstoornissen waarbij eetbuien voorkomen; zij waren in mijn ogen zwakker dan ik, lieten zichzelf gaan. Ik was trots op het feit dat ik mezelf wél kon beheersen.”

Na driekwart jaar sloeg Lucy’s anorexia om in boulimia: “Ik werd in een groep geplaatst met alleen boulimiapatiënten. Maar ik woog op dat moment nog steeds maar 49 kilo en hongerde mezelf uit wanneer het kon; de andere meiden in mijn groep hadden stuk voor stuk een normaal gewicht of overgewicht. En zelfs toen ik boulimia had, identificeerde ik me er niet mee. Boulimia was, in mijn beleving, voor mensen met niet genoeg wilskracht en volharding. Op mijn anorexia ben ik een soort van ‘trots’ geweest; op mijn boulimia nooit,” legt ze uit. Jaloezie was binnen de groep geen onbekend fenomeen: “Eén iemand vroeg me zelfs om tips om af te vallen.”

Liselotte leed lange tijd aan ES-NAO, met voornamelijk kenmerken van boulimia. Haar diagnose werd pas in 2005 gesteld, maar officieus was Liselotte al veel langer ziek: ze is eetgestoord opgevoed. Haar moeder leed eerst aan boulimia en later aan anorexia, waar ze uiteindelijk aan is overleden. Liselotte is behandeld in een gemengde groep. “Tijdens mijn behandeling trokken de anorecten in mijn ogen de meeste aandacht, alhoewel er wel werd geprobeerd om de aandacht te verdelen. Ikzelf had altijd het idee dat de begeleidende sociotherapeuten bang waren dat, wanneer de anorecten de mist ingingen, de impact op de groep veel groter zou zijn. Door de ervaringen met mijn moeder keek ik niet tegen de anorexiapatiënten op, maar ze zorgden wel voor triggermomenten, bijvoorbeeld wanneer ze het over producten met weinig calorieën hadden. Zelf zou ik daar niet opgekomen zijn, en dat neem je dan onbewust mee.” Wat zou een oplossing zijn? “Ik denk dat het beter zou zijn als anorexiapatiënten eerst één-op-één worden behandeld met een gespecialiseerde sociotherapeut, en pas daarna in een groep worden geplaatst.”

Marianne Heeres heeft er inmiddels veel verschillende behandelingen en opnames opzitten. Ze vertelt: “Die hiërarchie bestond onder patiënten, maar ook onder behandelaars.” Ze geeft een voorbeeld: “Toen mijn boulimia zich net aan het ontwikkelen was, ben ik via een oplettende docent bij de maatschappelijk werker terecht gekomen, die al binnen tien minuten constateerde dat het allemaal wel mee zou vallen, omdat ik nog niet heel mager was. Niet veel later werd ik samen met een ander meisje behandeld dat anorexia had maar daarbij ook overgaf. Het idee was dat we steun aan elkaar zouden hebben. De behandelaar merkte op dat het “voor haar dus nog veel erger was”. Dat was voor mij het startsignaal van inmiddels zeventien jaar ondergewicht. De aanpak van de behandelaars was voor mij heel essentieel voor het gevoel van hiërarchie dat ik ervaren heb.”

Over de pikorde onder de patiënten vertelt ze: “Met name op de interne afdelingen heerste er veel jaloezie. Er was sprake van een soort competitie. Wie is het lichtst, wie kan er zelfs tijdens de opname voor zorgen dat ze niet aankomt, en misschien zelfs afvalt? De momenten dat we gewogen werden waren één en al hypocrisie en vals medeleven. Sommige mensen die behandeld werden, waren heel uitgesproken over hun afkeer voor mensen met BED. Ikzelf heb dat nooit ervaren, wel had ik enorm veel compassie voor ze, en bewondering voor hun doorzettingsvermogen.”

“Er was veel jaloezie. Ergens wilde iedereen de ziekste – en daarmee de dunste – zijn.”

Maria Dijkstra heeft lang aan anorexia geleden, en gaf daarbij veel over. Ze vertelt: “Ik was dertien toen ik voor het eerst opgenomen werd. Binnen de kliniek was er absoluut een onderlinge strijd gaande. De dunste kreeg het meeste aanzien – tenminste, ik had wel de meeste bewondering voor de dunste meisjes. Toch kon ik ook een bepaalde afkeer voelen voor meisjes met een ‘anorectisch’ uiterlijk: misschien omdat ik daar ook een stukje van mezelf in herkende. Die afkeer had ik niet zozeer van andere mensen met boulimia of BED, maar ik had zeker wel minder bewondering voor hen.”

Ze gaat dieper in op de strijd binnen de kliniek: “Er was veel jaloezie. Ergens wilde iedereen de ziekste – en daarmee de dunste – zijn, maar gelukkig had ook bijna iedereen de wil om uiteindelijk te genezen en van het leven te genieten. Ik was zelf in het verleden heel actief op pro-ana en pro-mia (pro-boulimia) websites. Het waren eigenlijk een soort sektes: je móést ‘vooruitgang’ boeken. Wanneer uitgemergelde meisjes nog meer waren afgevallen, werd daarop gereageerd met: ‘Wauw, jaloers! Hoe doe je dat?!’” Maria denkt niet dat het beter is om alleen mensen met dezelfde stoornis in een behandelgroep te zetten: “Wanneer iemand ongemotiveerd is en eigenlijk niet beter wil worden, zal dat altijd effect hebben op de anderen. En dan maakt het, denk ik, niet zoveel uit aan welke eetstoornis iemand lijdt.”

Sharon van Oost leed ook aan anorexia. “Ik heb nooit veel contact gehad met lotgenoten, omdat ik één-op-één-therapie volgde. Maar ik herken me wel in het gegeven dat anorexia het hoogst haalbare was binnen de eetstoorniswereld. Ik had daardoor ontzettend veel bewondering voor meiden die het was gelukt om nóg dunner te worden dan ik. Maar het was wel een heel dubbel gevoel: ik zag ook altijd hoe diep ongelukkig zo’n meisje was, net als ik op dat moment zelf was. Ik heb nooit de illusie gehad dat anorexia iets ‘moois’ is. Misschien klinkt dit heel tegenstrijdig, maar ik ben me er altijd bewust van geweest dat het niet goed was, wat ik deed. Ik kon er alleen niet mee stoppen.” Ook zij denkt niet dat het effectiever is om groepen te scheiden: “Als je groepen scheidt, loop je juist het gevaar dat het een soort strijd tussen de groepen onderling wordt.”

Ik wilde graag ook een behandelaar spreken over hoe er in de behandeling met de hiërarchie wordt omgegaan, maar vrijwel niemand wilde me erover te woord staan. Uiteindelijk sprak ik met een sociotherapeut die werkzaam is in een gespecialiseerde kliniek voor anorexia-, boulimia- en ES-NAO-patiënten in Amsterdam, die dat alleen anoniem wilde doen. Zij vertelt: “Er is zeker sprake van een rangorde. Als iemand in het ziekenhuis heeft gelegen of intern in de kliniek heeft gezeten, is diegene ver gegaan in zijn of haar eetstoornis. Daar wordt door de anderen tegenop gekeken. De cliënten benoemen dat ook naar de behandelaars. Wanneer er een nieuwe cliënt wordt opgenomen, heerst er vaak jaloezie als die volgens de rest van de groep magerder is.”

Ze zegt: “Als behandelaar moet je het vooral bespreekbaar maken en blijven benoemen dat iedereen hier voor zichzelf zit. Wanneer een cliënt stagneert in de behandeling, omdat hij of zij wordt beïnvloed door medecliënten, spreek je ze aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Toch denk ik niet dat jaloezie helemaal te voorkomen is. De meeste cliënten zijn in tweestrijd. Ze willen wel beter worden en een normaal leven leiden, maar willen tegelijkertijd geen afstand doen van hun eetstoornis. Het onderlinge vergelijken maakt deel uit van de stoornis.”

Om privacyredenen zijn sommige namen van de geïnterviewden (deels) gefingeerd. Hun echte namen zijn bij de redactie bekend.

Als jij of iemand uit je omgeving worstelt met een eetstoornis, depressie, of andere psychische problemen, neem dan contact op met Stichting Korrelatie op 0900 1450, of kijk op korrelatie.nl.

Lees meer stukken over geestelijke gezondheid op onze themapagina.