De worstelingen van opgroeien in een Chinees restaurant

Opgepropt tussen meubilair en andere spullen zaten mijn oudere zussen, broer en ik in de stikdonkere laadbak van een verhuiswagen, onderweg naar ons nieuwe thuis in hartje Friesland. Ik was vijf. Mijn ouders zaten achter het stuur en bij iedere bocht vielen wij over elkaar heen.

We waren uit China hierheen gekomen omdat mijn vader kok zou worden. Een paar jaar later kregen mijn ouders de mogelijkheid zelf een restaurant over te nemen en uiteindelijk bracht ik hier bijna mijn hele jeugd door. Het was een voormalig bruin café waar de rookgeur zich diep in het behang had genesteld. Mijn vroegste herinnering is de kippenpoot die mijn moeder had gemaakt op de dag dat we daar aankwamen. Ik weet nog dat ik toen dacht: dit is het beste dat ik ooit heb geproefd. Het vlees was perfect gemarineerd en mals met een heerlijk krokant velletje er omheen. Ik kauwde het botje kapot zodat de smaken in mijn mond zich met het merg vermengden. Als ik daar nu aan terugdenk markeerde dat stuk kip een nieuwe start voor onze familie in Nederland.

Videos by VICE

Pas vele jaren later begrijp ik wat voor een enorme stap dit moet zijn geweest voor mijn ouders. Beiden hadden hun school niet af kunnen maken en werkten op het land in China. Toen twee van hun vijf kinderen ziek werden en ze niet eens genoeg geld hadden voor een dokter, besloten ze op zoek te gaan naar een beter leven. Eerst in Hong Kong, later naar Nederland.

“Chinese restaurants zijn een soort McDonalds: door hun uniformiteit zijn ze bijna inwisselbaar. Maar hoewel alles er aan de buitenkant er misschien hetzelfde uitziet, heeft iedereen z’n eigen verhaal.”

In 1976 kwam mijn vader voor het eerst naar Nederland. Het plan was om snel geld te verdienen en weer terug te keren naar Hong Kong, maar toen hij hoorde over de sociale voorzieningen, de gezondheidszorg en dat iedereen hier naar school kan, zag hij mogelijkheden voor een beter leven voor ons allemaal. In de jaren daarna kwamen mijn moeder, broer, drie zussen en ik hem achterna. Mijn vader begon als kok, maar een paar jaar later kreeg hij de mogelijkheid zelf een restaurantspand te huren in het Nederlandse Friesland. Het 19e eeuws herenhuis kraakte aan alle kanten en in de winter waaide de wind dwars door de dunne muren heen. Ik herinner me het groene velour op de muren en het rode tapijt met fenixen en draken nog goed. Na vijf jaar werd het restaurant heringericht. Alles werd roze met zwart en goud, een kleurcombinatie die je nog steeds in bijna alle Chinese restaurants terugziet. Mijn theorie is dat er destijds maar een paar Chinese interieurarchitecten in Nederland waren die dat mooi vonden en dat daarom in ieder restaurant doorvoerden. Dit handjevol architecten werd door bijna iedereen uit de Chinese gemeenschap ingehuurd, omdat de families vaak geen Nederlands spraken en niemand anders kenden.

Chinese restaurants zijn daarom eigenlijk een soort McDonalds: door hun uniformiteit zijn ze bijna inwisselbaar. Maar hoewel alles er aan de buitenkant er misschien hetzelfde uitziet, heeft iedereen z’n eigen verhaal. Dat is ook wel de paradox van ons bestaan. Aan de ene kant ben je onderdeel van een collectieve beweging, een golf van Chinese arbeiders en restaurants in Nederland, maar aan de andere kant leiden we een heel geïsoleerd en individualistisch bestaan. We hadden nooit contact met andere Chinese mensen omdat we altijd aan het werk waren, iedere dag van elf uur in de ochtend tot tien uur ‘s avonds. Er was geen tijd om te socializen en het enige contact dat we hadden was met leveranciers en klanten.

“Toen ik elf was kreeg ik mijn eerste taken in het restaurant: het afschrapen van de bordjes, de afwas doen, en de sauzen in bakjes gieten.”

Ook binnen het gezin werd weinig gepraat. Ik was daarom extreem jaloers op mijn vriendinnen wiens moeders met een koekje en kopje thee zaten te wachten tot ze uit school kwamen om bij te kletsen. Bij ons was praten over gevoelens uit den boze. Mijn moeder ging er gewoon vanuit dat alles goed ging op school – wat op de lagere school ook nog wel zo was.

Toen ik elf was kreeg ik mijn eerste taken in het restaurant: het afschrapen van de bordjes, de afwas doen, en de sauzen in bakjes gieten. Rond mijn veertiende begon ik in de bediening en moest ik bijna direct nadat ik uit school kwam weer aan de slag. Door de lange dagen die ik maakte, gingen mijn cijfers hard achteruit. Het was alleen geen optie om niet mee te werken in het restaurant. Het gehele gezin was verantwoordelijk voor het slagen van ons gezin in Nederland, niet alleen de ouders.

“In China werden ze niet uitbetaald in geld, maar in voedselbonnen; in hun ogen was ik een verwend kreng.”

Rond die tijd veranderde ik in een driftige, rebelse puber die gooide met deuren. Mijn moeder maakte vroeger zelf onze kleding, en ik kreeg de afdankertjes van mijn zussen. Ik zeurde dat ik niet alles kon kopen dat ik wilde, maar als je vergelijkt met wat zij allemaal hebben meegemaakt dan was dat een lachertje. In China werden ze niet uitbetaald in geld, maar in voedselbonnen; in hun ogen was ik een verwend kreng. Ik mocht al blij zijn dat we iedere avond een volledige maaltijd hadden.

Ik wilde dolgraag gewoon zijn en bij mijn vrienden eten. Hun traktaties op school waren altijd zo bijzonder (augurkjes met boterhamworst), dus ik dacht dat het avondeten er ook heel lekker zou zijn. Maar toen ik eindelijk eens bij een vriendin mocht eten kwam ik daar snel op terug. Het vlees was stug, de aardappels kapot gekookt en de groenten veel te waterig. Ik dacht: is dit echt wat jullie iedere avond moeten eten?

Omdat er in onze familie niet veel over gevoelens werd gepraat, lagen er in het eten veel emoties besloten. In het eten dat mijn moeder me gaf zitten zoveel verhalen over haar jeugd, haar eigen dromen en het succes dat ze hebben weten op te bouwen. Vroeger was mijn moeder bijvoorbeeld nog te arm om een stuk goedkoop buikspek te kunnen kopen. Als ze ons buikspek met geplette zwarte bonen (een traditioneel gerecht) voorschotelde, dan was dat echt een viering dat het gelukt was.

“Ik realiseerde me dat alles wat mijn ouders me niet konden vertellen, ze me duidelijk maakten met een soort verborgen communicatie via voedsel.”

Ondanks dat ik opgroeide in een restaurant, kon ik zelf totaal niet koken. Toen ik op kot ging heb ik maanden op rijst, doperwtjes en vissticks geleefd. Mijn moeder wist dat ik nog niet eens een ei kon koken, maar gaf me op een gegeven moment plotseling een bevroren vis mee, compleet met ingewanden en schubben. Dit is een klassiek voorbeeld van mijn moeders torenhoge verwachtingen. Ze ging er gewoon vanuit dat ik alles kon, zelfs dingen die mij helemaal niet waren geleerd. Ik ergerde me er enorm aan, want dat was natuurlijk totaal onrealistisch. Tegelijkertijd was zo’n vis het bewijs van haar onverwoestbaar vertrouwen in mijn kunnen.

Toen mijn moeder me later bakjes met eten meegaf sloeg ik die vaak af, omdat ze zo zouden gaan stinken in de trein. Tot mijn vriend (nu mijn man) me duidelijk maakte dat ik haar daar eigenlijk enorm mee kwetste. Die bakjes zijn haar eigen manier van liefde tonen, maar daar moest een buitenstaander me bewust van maken. Ik realiseerde me dat alles wat mijn ouders me niet konden vertellen, ze me duidelijk maakten met een soort verborgen communicatie via voedsel.

Rond dezelfde tijd werd mijn vader ziek en overleed hij. Sindsdien runt mijn moeder van 69 het restaurant. Het is zwaar en mijn broer helpt haar wel, maar hij heeft geen interesse om het restaurant uiteindelijk over te nemen. Hetzelfde geldt voor veel kinderen die zijn opgegroeid in Chinese restaurants. Ze hebben andere dromen en, in tegenstelling tot hun ouders, de mogelijkheid om die uit te voeren. Dat is volgens mij de reden waarom er hier in de toekomst steeds minder Chinese restaurants zullen zijn.

Het klinkt misschien gek, maar het verdwijnen van Chinese restaurants voelt voor mij als een opluchting. Al die mensen hebben altijd zo bikkelhard gewerkt, hadden bijna geen cent te makken en geen mogelijkheid om hun dromen waar te kunnen maken. Het einde van hun restaurants betekent dat het ze is gelukt om een succesvol bestaan op te bouwen. Het restaurant was een opstapje, een noodzakelijkheid voor een beter leven. Hun kinderen hebben de vrijheid en de financiële mogelijkheden die hun ouders voor hen wilden.

Maar met de Chinese restaurants dreigen ook de verhalen van hun eigenaars te verdwijnen. Wij waren namelijk geen uitzondering; heel veel Chinezen hebben een soortgelijk verhaal, waar je niets van afweet als je binnenloopt om je lievelingsgerecht te bestellen. Het is eigen aan onze trotse, zwijgzame cultuur om het er niet over te hebben. Ik kies ervoor dat wel te doen, als ode aan mijn familie en de opofferingen die ze gemaakt hebben om mij een beter leven te geven. En om de geschiedenis van de Chinese restaurants in Nederland te vertellen, al is het maar een klein stukje daarvan.

Sun Li (36) vertelt het verhaal van haar familie, hun bikkelharde werk en de opofferingen die zij hebben gemaakt in haar boek De zoetzure smaak van dromen .

Zoals verteld aan Iris Bouwmeester.