“Kyra! Kyra!” klinkt het uit een van de woningen. “Hallo!” Hiba groet ons en komt uit de deur gelopen. Ze wijst naar een zwart-witte kat. “Dit is Kyra. Die hebben we in Nederland gekocht. Maar jullie komen natuurlijk voor Tabloesj.” Opeens flitst er een indrukwekkende rood-witte Perzische kat voorbij. “Hier, doe deze slofjes maar aan, ik heb graag dat jullie je schoenen uitdoen.”
Ik ben in Utrecht Overvecht om de Syrische vluchteling Hiba (29) en haar kat te bezoeken, waarmee ze twee jaar geleden werd herenigd in Nederland. Hiba woont samen met haar vader en moeder in een appartementencomplex dat lijkt op een bejaardentehuis, en waar ook voornamelijk seniorenwoningen worden verhuurd. Er is een lange galerij met blauw tapijt en voor de meeste deuren staat een rollatortje.
Videos by VICE
In de woning staat een bank middenin de kamer waar minstens zestien mensen op zouden passen. Overal in het appartement hangt versiering, maar vooral in de speciaal ingerichte kattenkamer is het kerst. Er staat zelfs een gezellig poppenbedje voor de katten om in te slapen. “Het is wel klein hier, ik zou graag groter willen wonen voor de katten,” vertelt Hiba. “Daarvoor moet ik eerst geld verdienen, maar dat is moeilijk hier in Nederland, want je hebt overal een Nederlands diploma voor nodig.” Hiba volgt op dit moment online Nederlandse en Franse lessen.
We gaan zitten en krijgen Syrische thee en een koekje van haar moeder, Maryam. Hiba roept Tabloesj (“Ta, Ta!”), die even een aai komt halen maar er daarna weer razendsnel vandoor gaat. “Tabloesj betekent dik in het Nederlands, want hij is een beetje dik,” zegt ze, lachend. “Hij is vijf jaar oud. En bang, want hij heeft veel meegemaakt.”
Hiba en haar familie vluchtten in 2016 vanuit Damascus naar Nederland. De burgeroorlog van Syrië, die begon in 2011, was in volle gang: het dodenaantal stond intussen op 400.000 mensen, terwijl wapenstilstanden en vredesakkoorden werden afgewisseld met bombardementen en veroveringen in Aleppo en Idlib. Ook in Damascus werd er jarenlang gevochten tussen verschillende militaire groeperingen – waaronder het regeringsleger van Assad, de rebellen en IS.
Ik vraag haar hoe het was om te moeten vluchten, en zonder katten naar Nederland af te reizen. “Heel verdrietig. Ik heb elke dag gehuild. Een aantal katten heb ik achtergelaten bij vriendinnen. Soms zie ik ze nog weleens op foto’s, ze maken het goed. Maar Tabloesj kon ik niet kwijt — die heb ik ondergebracht in het asiel in Damascus. Daar heeft hij twee jaar lang gezeten. Niemand wilde hem hebben, ik wist dat ze hem daar niet goed behandelden, en hij werd aangevallen door andere katten, dus op een gegeven moment heb ik Rawaa gevraagd of ze mij kon helpen.”
Ze heeft het over Rawaa Kilani (43), oprichter van CatConnect, een Nederlandse stichting die vluchtelingen herenigt met hun huisdier die ze hebben moeten achterlaten in oorlogsgebieden. In Damascus, waar Kilani vandaan komt en tot 2016 woonde, kent iedereen haar, zegt ze. Zelfs Netflix volgde haar tijdens een reddingsactie in de vierdelige serie Dogs – ze zorgde ervoor dat de husky Zeus vanuit Damascus weer veilig bij zijn gevluchte baas in Berlijn terechtkwam. Maar herenigen is niet het enige dat Kilani doet, ze vond ook al honderden adoptieadressen voor zwerfkatten en honden uit Syrië. De dieren worden geplaatst in landen door heel Europa, de Verenigde Staten, maar ook in landen als Jordanië, Egypte en Turkije.
Aan de telefoon vertelt Kilani dat ze al 25 jaar bezig is met het redden van dieren. Ze adopteerde zelf 40 katten in Damascus, en voedde 150 straatkatten per dag. Ze richtte CatConnect op in 2010, toen een vriendin uit Nederland contact met haar opnam omdat ze iets wilde betekenen voor de Syrische straatkatten. Zo zijn ze een samenwerking aangegaan: Kilani redde de katten in Syrië en haar vriendin zorgde ervoor dat ze naar Nederland konden worden overgevlogen, en ter adoptie werden aangeboden. Kilani vluchtte in 2016 naar Nederland, waardoor ze de organisatie in haar eentje kon oppakken. Ze woont momenteel met haar man, hun pasgeboren tweeling en vier katten in Apeldoorn. Haar stichting is een fulltime-baan, maar ze doet alles op vrijwillige basis. Geld voor de stichting krijgt ze binnen via donaties of de verkoop van haar eigen spullen (“Mijn auto en mijn gouden sieraden verkocht ik in Syrië om de straatkatten te kunnen blijven voeren”). Het huishouden financiert ze met haar bijstandsuitkering.
“Ik denk dat ik zeven of acht families in Nederland heb geholpen om ze met hun huisdieren te herenigen,” vertelt Kilani, “maar wereldwijd veel meer.” Op dit moment helpt ze een meisje in Nederland om twee honden én haar opa vanuit Syrië hierheen te brengen. Eigenlijk gaat het vooral om de opa, maar die heeft stellig aangegeven dat hij helemaal nérgens naartoe gaat als zijn twee honden niet mee kunnen. Het coronavirus en het gebrek aan directe vluchten vanuit Libanon bemoeilijken de zaak; vanuit Syrië zijn geen vluchten te boeken.
Een dier hierheen halen is niet gemakkelijk, vertelt Kilani. “Ik heb een team in Syrië, zij leggen het contact en doen het papierwerk dat nodig is in Syrië, en ze kopen de kooien voor de katten. Ik regel een vrijwilliger die mee kan vliegen en een taxi naar Beiroet vanaf Damascus of een andere plek in Syrië. Wij regelen ook de bloedtest om te controleren op hondsdolheid, en de vaccins die de dieren nodig hebben voordat ze Europa in mogen. Ten slotte regelen we dat het dier wordt opgehaald op het vliegveld,” zegt ze. “Soms hebben mensen het geld niet om het allemaal te betalen, zo’n bloedtest alleen al kost 300 euro, en dan moet je nog een kooi, de taxichauffeur en de vlucht betalen. In totaal kost het ongeveer 600 euro. Als mensen dat geld niet hebben, dan sprokkelen wij dat met alle liefde bij elkaar.”
Ik was zo blij, maar Tabloesj was heel bang. Hij herkende me niet meer, hij had me twee jaar niet gezien.
Tabloesj schiet de kamer weer binnen, en deze keer mogen fotograaf Chris en ik hem ook aaien – hij is zijdezacht. Hiba vertelt dat Kilani alles voor haar heeft geregeld: het papierwerk, de vaccins, het vervoer naar Beiroet, een bloedtest en de vlucht. “Tabloesj werd opgehaald uit Amsterdam. Hij verbleef een nacht bij iemand die Rawaa had geregeld, en de volgende dag kon ik hem ophalen. Ik was zo blij, maar Tabloesj was heel bang. Hij herkende me niet meer, hij had me twee jaar niet gezien. Hij is nog steeds wel bang, daarom rent-ie ook zo snel weg als er nieuwe mensen zijn,” zegt ze. “Maar ik ben blij dat hij weer bij mij is. Ik hou van Tabloesj, hij houdt van mij en ik vind hem heel lief en mooi.”
Terwijl moeder Maryam een citroentje in de thee perst, vertelt Hiba over al haar katten die ze nog had in Damascus. “Ik had er denk ik tien. Het is daar gebruikelijk om niet zoveel om dieren te geven – dus dieren werden op straat mishandeld, of als een kat overreden werd, dan zou niemand ervoor stoppen of de kat naar de dierenarts brengen. Dat dieren niks waard zijn wordt je al met de paplepel ingegoten. Het concept dierenarts kennen we ook niet in Syrië. Daarom hebben we ook zoveel straatkatten,” vertelt ze.
“Maar sommige mensen houden veel van dieren, zoals ik en mijn familie, en die geven ze dan te eten op straat, nemen ze in huis, of kopen medicijnen voor ze. Ik vond het zo erg dat sommige mensen zo slecht met katten omgingen, dat ik een bewustmakingsprogramma had bedacht om kinderen bij te brengen dat dieren wél leuk en lief zijn. Dan kocht ik cadeautjes en ging ik op straat naar een kindje toe met mijn kat en vroeg ik: “Wat vind je van katten?” meestal antwoordden ze dan: “Stom!” Dan zei ik: “Deze kat heeft een cadeautje voor jou.” En daarna vonden ze katten opeens heel leuk. Op die manier probeerde ik toch een beetje het beeld over katten en andere dieren te veranderen.”
Maryam gaat op het balkon even een sigaret roken. Ze was sporttrainer en hobbykok in Damascus, maar komt in Nederland nergens aan de bak. Momenteel volgt ze hier in Nederland een koksopleiding. Soms kookt ze vrijwillig mee bij een buurthuis. Ze wil graag werken omdat haar man alleen parttime werkt, vanwege rugklachten. Chris maakt foto’s van haar, maar niet voordat de sigaretten zijn weggewerkt, de kussens netjes zijn opgeklopt, en ze nog een grapje maakt over het formaat van Tabloesj.
In Syrië heeft Hiba een studie toerisme en reizen gedaan, en een online kattenverzorgingscursus. Met die kennis wil ze samen met een vriendin uit Den Bosch een educatief programma met video’s in het Arabisch opzetten om jonge mensen in Syrië bij te brengen hoe ze beter met dieren kunnen omgaan. “Ik wil ze meer leren over katten, hun gedrag, de verzorging en wat je ze moet voeren.” Ze hoopt uiteindelijk dat katten veilig over straat kunnen lopen in Syrië en dat er een dierenbeschermingswet komt.
Reem (44) en haar dochter Sedra (17) wonen ook in Nederland en zijn net als Hiba geholpen door Kilani. Ik ontmoet ze via Zoom. Sedra heeft het coronavirus onder de leden gehad en daarom moet ze in quarantaine, gelukkig is ze inmiddels beter.
In november 2015 namen Reem en Sedra de bus richting Libanon en vervolgens de boot naar Turkije, waarna ze in veel kleiner en propvol bootje richting Griekenland voeren. De twee broers van Sedra vluchtten al eerder naar Nederland omdat zij dienstplichtig waren. Zij wonen in Utrecht en Friesland. Hun katten Jack en Rose, vernoemd naar de hoofdpersonages uit Titanic, bleven bij de vader van Sedra, die pas later zou vluchten. “Maar we hadden heel veel problemen,” vertelt ze. Ze is het hele gesprek aan het woord, omdat haar moeder nog geen Nederlands spreekt. “Onze boot ging kapot. We meerden aan bij het verkeerde Griekse eiland. Op dat eiland liepen soldaten rond die niet blij met ons waren. We werden onder schot gehouden en we mochten niks eten of drinken. Wij dachten: we gaan dood. Na twee dagen werden we opgehaald door een reddingsorganisatie, en konden we Europa doorreizen met de trein, de bus en te voet. We hebben er in totaal twintig dagen over gedaan, en nauwelijks geslapen,” vertelt ze. “Maar mijn moeder en ik waren altijd vastberaden om in Nederland aan te komen, met het vooruitzicht om Jack en Rose bij ons terug te brengen en ze een veilig onderkomen te bieden.”
Reem en haar dochter kwamen aan bij de politie in Eindhoven. Ze kregen wat te eten en een dekentje, en er werd een ticket voor ze geboekt naar het asielzoekerscentrum in Ter Apel, waar ze twee jaar lang verbleven. “We wilden onze katten heel graag hierheen halen, maar dat was praktisch onmogelijk, want we hadden geen huis. Mijn vader stuurde ons weleens foto’s en video’s van de dieren, die een stuk dunner waren geworden. Ik denk omdat ze verdrietig waren en ons misten. Soms moesten mijn moeder en ik dan huilen, omdat we ze gewoon weer wilden zien. Andere mensen in het azc snapten daar niets van, en moesten er ook een beetje om lachen. Ze zeiden dan: “Je kan mensen hiernaartoe brengen, geen katten!” Maar wij kunnen niet zonder onze katten, voor ons zijn ze als kinderen,” vertelt Sedra.
We kregen een aantal opties: we maken haar dood, we geven haar opnieuw het vaccin, of ze moet terug naar Syrië.
En dus kwamen ze via via in contact met Rawaa Kilani. Zij regelde het papierwerk en betaalde de kosten, want Reem en Sedra hadden geen cent te makken. Ze zorgde ervoor dat Jack en Rose met het vliegtuig richting Europa kwamen samen met nog twee andere katten. Ze landden in België – maar of ze het uiteindelijk tot Nederland zouden redden was nog spannend. “Het vaccin dat Rose toegediend had gekregen voor hondsdolheid bleek niet te werken. We kregen een aantal opties: we maken haar dood, we geven haar opnieuw het vaccin, of ze moet terug naar Syrië. We hadden geen geld om überhaupt een van deze opties te betalen. Rawaa heeft uiteindelijk het nieuwe vaccin van Rose betaald. Dat hele proces duurde zo’n drieënhalve maand, waarin Jack en Rose bij iemand hebben gelogeerd – want wij hadden nog geen huis. Ook dat heeft Rawaa geregeld. We hebben alles aan haar te danken,” zegt Sedra.
Reem en Sedra kregen een huis toegewezen in Venlo, waar ze nog steeds wonen. Daar werden ze herenigd met hun katten. “Ze herkenden ons eerst niet,” zegt Sedra. “Ik denk dat ze boos waren dat we ze hadden achtergelaten, want ze bleven maar blazen. Ze wilden ook niet naar ons kijken, dus als we met ze probeerden te communiceren wendden ze hun hoofd af.” Dat veranderde na een paar dagen. “Gelukkig was het al gauw weer precies zoals vroeger, en konden we lekker knuffelen.”
Reem lacht, en begint te vertellen tegen Sedra. Ze vertaalt: “We zijn echt heel gelukkig dat we ze hierheen hebben kunnen brengen. We zijn er trots op dat we ze daar niet aan hun lot hebben overgelaten in Syrië. We houden van ze, ze zijn familie.”
Ik vraag hoe het met ze gaat in Nederland, en of de katten bijdragen aan hun thuisgevoel hier. “100 procent,” zegt Sedra. “Ze horen bij ons. Ze voelen ons aan en geven ons troost. Als we verdrietig zijn komen ze bij ons liggen, ze slapen bij ons en ze geven ons positieve energie om door te gaan.”
Reem is arbeidsongeschikt, sinds twee jaar lijdt ze aan fibromyalgie. Sedra zit op het mbo in Venlo. In Syrië was haar droom nog om dierenarts te worden, maar in Nederland lijkt haar dat niet leuk “omdat je niet zelfstandig kan zijn, en in een praktijk moet werken.” Nu wil ze iets met economie gaan doen. Het liefst zou Sedra, als ze eenmaal haar Nederlandse paspoort heeft, voor een periode teruggaan naar Syrië om daar dieren te redden en haar familie weer te zien. “Maar het is heel erg in Syrië nu, vroeger hadden we ‘gewoon’ oorlog. Nu hebben de mensen honger en geen geld. Ze zijn wanhopig en stelen van elkaar. Dus we zijn blij dat we hier zijn.” Of ze ooit nog een kat uit Damascus zouden adopteren? Zeker weten.
Om zwerfdieren en gewonde dieren in Syrië te kunnen blijven helpen, en vluchtelingen met hun geliefde beesten te kunnen blijven herenigen, heeft Rawaa Kilani donaties nodig. Zet je gulle pet op, en doneer hier.