Muziek

DãM-FunK laat zijn licht schijnen op netelige dancekwesties

Ik heb met DãM-FunK afgesproken in een hotel in Londen, en we hebben weinig tijd. Na dit gesprek moet hij direct door naar het oosten van de stad voor een twee uur durende sessie op NTS Radio, en later op de avond zal hij nog draaien op een uitverkocht feest in club Koko. FunK groet me hartelijk en zegt dat hij even ‘dertig seconden’ een sigaret gaat roken. “Echt maar een half minuutje Josh, ik beloof het.”

Bijna een minuut later ploft de man die bij zijn familie bekend staat als Damon Garrett Riddick op de bank tegenover me. Al jaren maakt de inwoner van Pasadena (Californië) sappige, bouncy en tijdloze boogie- en funknummers, die de achtergrondmuziek hadden moeten zijn bij elke barbecue sinds het uitkomen van Hood Pass Intact. Oktober was de maand waarin het nonchalante en briljante Invite the Light uitkwam, een album dat FunKs blik op moderne funk naar een heel nieuw niveau tilt.

Videos by VICE

FunK is een getalenteerde, interessante gesprekspartner: warm, open, vriendelijk, bereid om over alles te praten, van zijn liefde voor Rush tot de ‘fuckheads’ die de clubcultuur tegenwoordig runnen, tot zijn waardering voor fantasie in een tijdperk van de bijna-ondergang. “Amerika is gefixeerd op realiteit,” zegt hij. “Dat is waarom ik mensen een schop onder hun kont wil geven, omdat niemand meer weet hoe fantasie werkt. Fantasie is goed. Het geeft je de mogelijkheid om te dromen en nieuwe dingen te creëren, in plaats van reality-tv en ‘Ik ben de CNN van de straat’, al die bullshit. Ik wil geen plaat opzetten om te horen wat ik al de hele tijd om me heen zie, ik wil juist ergens anders heen.”

THUMP: Ben je opgegroeid in een muzikaal gezin?
DāM-FunK:
Dat klopt: mijn vader speelde keyboard en drum en mijn opa maakte ook muziek, dus het werd me met de paplepel ingegoten. Ik begon met drummen toen ik zes was, dat was mijn eerste instrument. Een tijdje later leerde ik ook keyboard en orgel spelen.

Speelde je mee met nummers of deed je aan freestylen?
Het eerste nummer dat ik van mijn vader leerde spelen was In-A-Gadda-Da-Vida van Iron Butterfly, en ik kon alle 17 minuten! Mijn vader studeerde in Berlijn en daar kwam hij in contact met allerlei verschillende culturen, en hij wilde graag dat hetzelfde met mij zou gebeuren. Dus ik luisterde niet alleen naar soul, naar Al Green of Isaac Hayes, ik luisterde ook andere stijlen. Ik ben hem dankbaar voor het feit dat hij me op zoveel muziek heeft geattendeerd, maar uiteindelijk word je toch rebels. Toen ik andere shit leuk begon te vinden, dingen die ik zelf had ontdekt, was Rush de band voor mij. Ik hield van de manier waarop Neil Peart drumde, ik speelde Moving Pictures van begin tot eind na, keer op keer. Nu probeer ik hem niet meer na te doen, maar als kind ben je open en naïef en denk je niet na over wat je doet. Je staat open om te leren. Ik leerde dat hele album gewoon uit mijn hoofd.

Je had het net over rebellie, in welke zin was jij een rebel?
Mijn vader nam me vaak mee naar een platenzaak waar ze van alles hadden, en op de radio luisterde ik naar new wave, heavy metal, pop, soul en funk. Nu iedereen rondloopt met eigen oordoppen in, weet je niet meer wat mensen luisteren, maar ik zweer het, niemand luistert naar die shit waar mensen over schrijven.

Is het nu moeilijker dan toen om nieuwe dingen te ontdekken en er echt enthousiast over te zijn? Mist de huidige generatie jongeren een fysieke connectie met platen en artiesten?
Zeker waar. Ik skipte vroeger school als er een nieuwe plaat van Prince uitkwam. Ik ging ermee naar huis, haalde ‘m uit het plastic, staarde naar het artwork, las de tekst en keek naar wie het geproduceerd had, waar het opgenomen was en wie eraan meegewerkt hadden. Vervolgens legde ik ‘m op de platenspeler in mijn kamer; ik had een speciale stoel naast mijn draaitafels staan. Dan deed ik mijn ramen open en keek ik naar de zonsondergang met die nieuwe Prince-plaat op – het was fantastisch.

Je waardeert alles waar werk in zit. Ik wil niet klinken als een oude zuurpruim, omdat ik dat niet ben, maar ik vind het wel echt sneu. iTunes of Spotify of een van die andere streamingdiensten vertellen je niet wie de muziek heeft geproduceerd, je weet niet in welke studio het was, je weet niet wie de teksten heeft geschreven. Je krijgt alleen maar een plaatje van de cover waar je op kunt klikken. Ik weet niet waarom dat zo is.

Laten we het hebben over vroeger: herinner je je nog de eerste keer dat je in een club was?
Ja dat weet ik nog, het was een tienerclub. Toen was de muziek van Eric B en Rakim en Big Daddy Kane populair, maar in LA mixten ze nog steeds Egyptian Lover en Prince en dat soort shit omdat de dj’s ouder waren dan wij. Ze hielden de funk erin, dat was de vibe. We hadden een dans die de Freak heette en alles draaide daar om.

Ik ging daar vaak heen met mijn vrienden van school. Er waren geen mobiele telefoons, er was toen niks – we vertrouwden er gewoon op dat we elkaar op de afgesproken plek zouden treffen. Je was in je eentje en je rekende erop dat iedereen ging komen. Ik heb hele goede herinneringen aan die tijd.

Later ging je ook uit in clubs in LA. Welke dj’s waren daar belangrijk voor jou?
Toen boeide het niemand wie de dj was, het ging meer om de muziek; de gast die aan het draaien was verzorgde gewoon het geluid. We keken niet eens naar hem. Dat is de belangrijkste verandering: tegenwoordig is de dj de ster. Vroeger had de dj geen fans, het ging over de ervaring, over dansen; over interactie met mensen op de dansvloer, proberen iemands telefoonnummer te regelen. De muziek was de soundtrack daarvan. Tegenwoordig is de dj belangrijker dan de bezoeker.

Is dat een positief ding?
Ik denk dat er een paar mensen zijn die het niet verdienen, als ik eerlijk ben. Sommigen verdienen het en anderen weer niet. Theo Parrish geeft goede shows, hij is geweldig, net als Moodymann. Zonder opschepperig te willen overkomen, ik denk dat ik het ook goed doe. Ik probeer mensen echt een andere ervaring te geven – het gaat niet alleen om een paar tracks in elkaar mixen. Een hoop mensen vertellen niet echt hoe het zit. Het is de illuminati-natuur van journalisten, zij maken dj’s groot alsof ze god zijn. En ze steken elkaar allemaal veren in de reet, terwijl mensen als Moodymann en Parrish buiten de boot vallen, omdat die anders zijn.

Wil je daarmee zeggen dat dancejournalistiek een voorkeur heeft voor blanke dj’s en producers?
Dat is niet precies wat ik bedoel, maar het zit wel in die richting. Het heeft alleen niets met ras te maken, het gaat meer om de intelligentsia, om een soort eliteclubje. Het lijkt wel alsof dat belangrijker is, dat je erbij hoort in plaats van dat je iets met je ziel en zaligheid maakt. Als je eruitziet zoals ik zal je nooit die bekendheid krijgen – ik word niet gevraagd voor de cover van een tijdschrift, omdat ik niet representatief ben voor de nieuwe groep. Ze willen niet de oudjes zoals Juan Atkins, ze willen vers bloed. En áls ze dan iemand verwelkomen die anders is, dan wordt hij onder een vergrootglas gelegd. Ik zie het nu gebeuren met Kaytranda, die gaat allerlei twitterbattles aan, maar ik wil hem vertellen dat hij zich koest moet houden. Achter de schermen, of zelfs achter een masker, kunnen wij cats laten zien wie we zijn: veel kleurrijker, wij kunnen met onze staart kwispelen. Gewoon, omdat wij dat kunnen.

Invite the Light is nu uit op Stones Throw

Volg DāM-FunK op Facebook // SoundCloud // Twitter