Tech

Door slechte berekeningen zijn er miljarden verspild aan fossiele brandstoffen

Overheidssubsidies voor fossiele brandstoffen waren de afgelopen dertig jaar veel hoger dan gedacht, blijkt uit een onderzoek van de Universiteit van Calgary.

Het gaat hier om al het overheidsbeleid dat de kosten van brandstofproductie verlaagt, prijzen van producenten verhoogt of kosten voor consumenten verlaagt: dat kunnen belastingvoordelen zijn of directe financiering voor brandstofbedrijven. Daarnaast kunnen subsidies ook bestaan uit leningen, prijsbeheersing of grond die onder de marktwaarde wordt verkocht.

Videos by VICE

Deze subsidies zijn over de hele wereld hoog geweest, ontdekte dr. Radek Stefanski, een econoom aan de Universiteit van St. Andrews. Ze zijn zelfs vierenhalf keer hoger dan gedacht.

Stefanski ontdekte dat in 2010, het laatste jaar van zijn model, de directe en indirecte kosten van alle subsidies 1,82 biljoen dollar – ofwel 3,8% van het wereldwijde BNP – bedroegen. Hij kwam er ook achter dat de subsidies hebben geleid tot een veel hogere CO2-uitstoot.

Dat kunnen we vergelijken met de cijfers van het Internationaal Energieagentschap (IEA) van hetzelfde jaar. In 2011 brachten zij de World Energy Outlook uit en daarin hebben ze de wereldwijde subsidies voor fossiele brandstoffen berekend. Voor 2010 kwamen ze op een bedrag van 409 miljard dollar uit: minder dan een kwart van de berekening van Stefanski van bijna twee biljoen dollar.

Slechte berekeningen
Stefanski is niet de eerste die opmerkte dat de oude methodes om subsidies te berekenen er misschien miljoenen of zelfs miljarden naast zitten. Hij is wel de eerste die het heeft toegepast in een geavanceerde methode om te kijken hoeveel er is uitgegeven aan olie, gas en steenkool in het verleden.

Zijn resultaten suggereren dat overheidsuitgaven om de industrie draaiende te houden veel hoger zijn geweest de afgelopen decennia.

Hij beweert dat de berekeningen van de IEA niet kloppen. Deze berekeningen gebruiken een “prijskloof”-benadering, waarbij lokale energietarieven worden vergeleken met internationale prijzen. Het probleem van deze benadering is dat deze afhankelijk is van beperkte data en dat een groot gedeelte van kleine en indirecte subsidies ontbreken. Deze indirecte subsidies zouden bijvoorbeeld bestaan uit betalingen om verouderde producenten draaiende te houden of hen te helpen boren in gebieden die normaal gesproken niet rendabel zouden zijn.

Om dit probleem in kaart te brengen, heeft Stefanski een model ontworpen met daarin 170 landen in dertig jaar (van 1980 tot 2010). Het model kijkt naar de grootte van de subsidies door de uitstoot van een land te vergelijken met hun BNP. Door de relaties tussen deze twee te vergelijken over een langere periode heeft Stefanski afwijkingen in de patronen gevonden. Deze afwijkingen geven een indicatie voor de netto-subsidies voor fossiele brandstoffen.

De cijfers boven water
Het is duidelijk dat de subsidies voor fossiele brandstoffen de afgelopen decennia zijn toegenomen. Het Internationale Monetaire Fonds (IMF) heeft in 2015 berekend dat de wereldwijde subsidies 5,3 biljoen dollar bedroegen, wat ongeveer 6,5% is van het globale BNP. Het IMF heeft zelfs haar berekening van 2011 herzien en de uitkomst is gestegen van 2 biljoen dollar naar 4,2 biljoen.

In diezelfde tijd zijn de uitgaven aan fossiele brandstoffen geleidelijk toegenomen, maar de nettowaarde van die energie die gewonnen is uit de bronnen is met meer dan de helft gedaald.

Stefanski is kritisch over de methode van het IMF. Hij denkt dat deze aanpak te breed is doordat ze ook externe kosten van bijvoorbeeld vervuiling meenemen. Hij ziet liever dat deze schattingen buiten beschouwing worden gelaten omdat ze voornamelijk gebaseerd zijn op aannames. In zijn benadering sluit hij ook hoge subsidies aan andere industrieën uit, zoals bijvoorbeeld landbouw, die desondanks erg afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen.

Zijn schattingen blijken voor de meeste landen lager uit te vallen dan andere schattingen. Hij vertelt me dat zijn schattingen “substantieel hoger zijn voor drie cruciale landen: China, Rusland en de Verenigde Staten – alle drie enorme landen.”

Een logische oplossing
Hoe dan ook, dit heeft duidelijke gevolgen voor het economische beleid. Stefanski ontdekte dat in 2010 de koolstofuitstoot 36 procent lager zou zijn geweest zonder subsidies.

Hij concludeert dat de subsidies tot “verkeerde bestedingen” hebben geleid, wat weer heeft gezorgd voor een lager BNP. Dit alles terwijl de uitstoot van koolstof alsmaar is toegenomen. Hij zegt dat de oplossing simpel is: “Idealiter zouden overheden die subsidies voor fossiele brandstoffen afschaffen en dit zou tot een lagere uitstoot leiden en uiteindelijk tot een hoger BNP.”

Dat wil niet per se zeggen dat subsidies voor fossiele brandstoffen vervangen moeten worden door subsidies voor duurzame energie. Stefanski pleit voor koolstofbelasting en belasting voor gebruikers van fossiele brandstoffen. Door een prijskaartje te hangen aan koolstof stimuleert dit de overstap op schone energie.

Volgens een collega van Stefanski, professor Felix Fitzroy, zou dit een grote economische zegen zijn. “Het afschaffen van deze subsidies, samen met de kosten die we kunnen besparen, kan meer opleveren dan dat een overstap naar duurzame energie kost. Ook leidt een groener beleid tot minder werkloosheid,” zegt hij.

In tegenstelling tot Stefanski wil Fitzroy dat de subsidies voor fossiele brandstoffen worden omgezet in extra geld voor schone energie. “Koolstofbelasting is nodig, naast de overstap naar schonere energie.”

CO2-uitstoot met een derde verlagen? Een gat van meerdere biljoenen dichten in het wereldwijde BNP? De overstap naar schone energie versnellen? Het ziet eruit als een win-win-win-situatie. Behalve voor de olie-, gas- en steenkoolindustrieën die langzaam vergaan.

Beleidsmakers die op zoek zijn naar snelle oplossingen voor milieu-, energie- en economische problemen geeft Stefanski nog een laatste advies:

“Iedere regering die op zoek is naar een werkende (en goedkope) oplossing om klimaatverandering tegen te gaan met een krap budget, moet overwegen om de subsidiëring voor fossiele brandstoffen af te schaffen.”