Het nieuwe boek van kunstenaar Matthew Leifheit, To Die Alive, verkent zijn veranderende relatie met het beroemde Fire Island, dat voor de zuidelijke kustlijn van Long Island ligt, ten oosten van New York City.
Na een eerste bezoek in 2015 – voor een VICE-verhaal over de jonge generatie in de homoscene – keerde Leifheit in 2017 terug. Hij begon met het fotograferen van de mensen die hij daar ontmoette, de uitbundige feesten, de seksruimtes en uiteindelijk, geheel onverwacht, het landschap van het eiland.
Videos by VICE
Het project duurde uiteindelijk vijf jaar. In die tijd fotografeerde Leifheit ‘s nachts en maakte daarbij gebruik van het maanlicht, high speed film en lange belichtingstijd. Hij creëerde hiermee een doorleefd nachtelijk beeld van een plek die geconfronteerd wordt met enorme culturele en ecologische veranderingen. Het boek, waarin 77 beelden zijn opgenomen, combineert intense portretten, feestende groepsfoto’s en prachtige landschappen. Hierdoor ontstaat een complex beeld van een steeds veranderende omgeving, en Leifheit’s eigen veranderende gevoelens daarover.
VICE: Herinner je je nog dat je voor het eerst hoorde over Fire Island?Matthew Leifheit: De eerste keer dat ik hoorde over Fire Island was in een NPR-verhaal van David Sedaris. Hij beschreef een ontmoeting met een man die vroeg, “Ben je op Fire Island geweest?” maar wat hij eigenlijk vroeg was: “Ben je homo?”. Ik ging er in 2015 heen voor een VICE-verhaal. Hoewel het eiland natuurlijk erg mooi is, is het ook een beetje sleazy. Het is er zo intens homo, en homo-sociaal, iedereen loopt er rond in jockstraps. Op dat moment dacht ik, ‘Ik ben niet dit soort homo’.
Wat bracht je ertoe om weer te gaan fotograferen?
Toen ik op de universiteit zat bestudeerde ik foto’s van het collectief PaJaMa. Zij brachten in de jaren veertig veel tijd door in Saltaire, dat geen onderdeel is van het homogedeelte van het eiland. Zij maakten surrealistische foto’s van het vreemde landschap, waaronder het hulstbos aan zee dat bestaat uit verwrongen, bonsai-achtige hulstbomen. Ik keerde terug in 2017 en ben er sindsdien blijven fotograferen.
Hoe is het project in de loop der tijd veranderd?
Ik denk dat ik me in het begin heb laten leiden door het beeld dat ik had van Fire Island, wat een soort culturele fantasie was. Ik fotografeerde veel op een beroemd ondergoedfeest in de Ice Palace Bar, waar je korting op het toegangskaartje krijgt als je ondergoed draagt dat van achteren open is. Na verloop van tijd ontwikkelde ik mijn eigen relatie tot de plek. Het ging meer over mijn ervaring met de mensen die ik ontmoette, en uiteindelijk ook over het landschap.
Kun je me vertellen over de meer complexe groepsfoto’s? Dat is echt een ander aspect van het boek.
Ik werd geobsedeerd met het maken van complexe, geënsceneerde composities met meerdere figuren. Ik regisseerde de mensen die ik fotografeerde. Ik had het nog nooit eerder gedaan, en Fire Island is een plek waar mensen openstaan voor deelname aan een soort performance. Ik zou niet proberen daar met een flitser openhartige foto’s te maken. Dat is niet wie ik ben en het voelt wat opdringerig. Ik voelde dat het ensceneren van de beelden de enige manier was om de plek te laten zien. Ik wilde mensen deel laten uitmaken van het proces, ze een gevoel van performance geven.
Het werk en het algemene gevoel van het boek is ook een beetje…donker.
Een deel van het probleem van het eiland is dat het bedreigd wordt door erosie – vanwege de opwarming van de aarde. Het strand verandert elk jaar van vorm, wat symbolisch is als het gaat over ideeën over queer identiteit, maar het is ook een plek waarvan we de ondergang kunnen voorspellen. Het is een kwetsbaar ecosysteem.
Een bevriende parkwachter vertelde me dat het landschap op zijn mooist was in de jaren zeventig en dat het nu in verval is. Ik vind het interessant dat homoseksuelen, de identiteitscategorie waartoe ik behoor, volgens sommigen ook hun hoogtepunt bereikten in de jaren zeventig. De cultuur van homoseksuele mannen bloeide op na de zwaarbevochten seksuele bevrijding en de erkenning van onze rechten, net voordat de AIDS-crisis toesloeg. Ik vind het interessant dat juist op zo’n plek als Fire Island het ecosysteem een weerspiegeling lijkt van de evolutie van mijn mensen.
Er bestaat ook zoiets als een culturele bedreiging voor Fire Island, toch?Alle foto’s die ik de laatste jaren heb gemaakt, gaan over de homocultuur, en dan vooral over wat ik de ‘flikkercultuur’ noem. Niet iedereen in het boek is man, maar de meeste mensen die zich bevinden op Fire Island, bijvoorbeeld op de hitsige ondergoedfeesten, zijn mannen. Het is overwegend een homo-sociale plek. Veel van de foto’s zijn genomen in het Belvedere Hotel, dat is een etablissement alleen voor mannen.
Ik denk dat jongeren steeds minder hebben met rigide categorieën voor identiteit. Ze staan haaks op queerness en vooruitgang. Dit is volgens mij een goede zaak. Tegelijkertijd is het wel een cultureel verlies. Homoseksuelen die een halve eeuw geleden zo subversief waren dat ze illegaal werden, worden nu gezien als een bevoorrechte groep die bijna op één lijn ligt met de hetero-cultuur. Ik denk dat deze plaatsen veel zullen veranderen. Het is een noodzakelijke en belangrijke verandering, maar er gaat ook iets verloren.
Je werk brengt een soort hallucinerend, overweldigend gevoel met zich mee. Het is erg intens.
Ik denk dat dat is wat al mijn werk in het gemeen heeft: een emotionele intensiteit die bijna te veel is. De aanblik is net te intens. En in zeker zin is het daarom camp, zo doordacht dat het bijna grappig wordt. Een vriend van me noemde me ‘een kunstenaar van homoseksuele nachtmerries’, en volgens mij is dat waar.
Het is ongebruikelijk om zo’n openhartige kijk op de seksuele aspecten van de plek te zien.
Veel van wat mensen weten van Fire Island komt door Tom Bianchi’s foto‘s. Hij nam eigenlijk foto’s van de klooncultuur uit de jaren zeventig. Homo’s hadden toen een soort uniform, dat leek op een arbeiderslook, om zo het gevoel te creëren dat ze konden horen bij een cultuur die hen had afgewezen. Veel van die oudere foto’s zijn van gespierde mannen in Speedo’s die in de zon poseren. Dit alles is natuurlijk wel wat duister. Als ik naar die beelden kijk, denk ik ‘al die mensen zijn gestorven’ (tijdens de aids-crisis). Het is niet langer grensoverschrijdend om een geile gast te tonen die in de zon poseert. Ik kijk niet naar stereotype knappe mensen. Ik kijk niet naar klonen.
Heb je het gevoel dat het boek uiteindelijk feestelijk is, of meer melancholisch, omdat het de vele manieren vastlegt waarop deze plek verandert?
Ik denk dat het erom gaat dat ik probeer te kijken naar iets waar ik me erg gecompliceerd over voel vanwege mijn eigen ervaring met seksualiteit. Veel gaat over de prioriteiten van verschillende generaties, maar ook over hoe ik ouder word als queer – dit is zo’n intergenerationele plek. Het boek is noch een lofzang noch een kritiek, ik hoop dat het mijn eigen gecompliceerde gevoelens over deze plek weergeeft.
Ik heb het gevoel dat de ideale plaats voor dit boek een boekenwinkel op het platteland zou zijn, waar een tiener – iemand die niet wist dat deze wereld bestond – het vindt en de complexiteit van seksualiteit ervaart. Als iemand op dit boek zou masturberen en zich daarna vreemd zou voelen, vind ik het boek een succes.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE US.
Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.