Dit is Herman, al meer dan dertig jaar werkzaam als portier of beveiliger en nu het boegbeeld van de Cruquiusgilde in Amsterdam-Oost. Sinds hij in de jaren tachtig zijn beveiligingsdiploma haalde, heeft hij (toen nog Prins) Willem-Alexander beveiligd, de kandidaten van het eerste seizoen van Big Brother, en een hele hoop zakenmensen. Ook heeft hij lange tijd aan de deur gestaan bij casino’s. Herman is inmiddels 61 maar in een documentaire uit 2014 vertelt hij dat hij het “verdomd om oud te worden”. Zijn geheim: “Als je met jonge mensen omgaat, voel je je automatisch ook jonger.” Ik mocht een nachtje naast Herman staan bij de deur van de Cruquiusgilde.
22:30
Als ik aankom is de club nog gesloten. Herman – een spierbonk waar ik wel vijf keer in pas – is altijd ruim op tijd aanwezig zodat hij op zijn gemak alles klaar kan zetten en het slot van de deur kan halen. We staan buiten onder een afdakje naast de entree, bij een stalen deur die hetzelfde knarsende geluid maakt als het enge donkere schuurtje in de achtertuin van mijn ouders. Het is een beetje een rommeltje, maar dat is wat de club juist ook siert.
Videos by VICE
Al twee jaar laat Herman hier muziekliefhebbers binnen. “Hier komen weinig dronken mensen. Het is niet een tent zoals op het Leidseplein, waar mensen dronken langslopen en even een biertje doen. Mensen komen hier voor de muziek en omdat het zo ver buiten het centrum ligt, is het onmogelijk om hier toevallig langs te fietsen.” Het meisje achter de kassa vult Herman aan: “Het is een plek waar mensen komen om uit hun dak te gaan.” Onder de warmtelamp zie ik een witte box hangen, wat de drugskluis blijkt te zijn. “Wij gooien alles wat we in beslag nemen door de gleuf, en alleen de politie heeft de sleutel,” legt de kleerkast me uit.
23:00
Als Herman klaar is met de voorbereidingen vertelt hij dat ze in het verleden voor de warmte en gezelligheid de vuurton bij de ingang aanstaken. “Maar je ging er echt enorm van stinken. Als ik hier dan een paar dagen aan de deur had gestaan, hoestte ik zwarte smurrie naar boven. Niet echt gezond.”
Via een portofoon krijgt de portier een seintje dat ze er binnen klaar voor zijn. De deur mag open. “Meestal wordt het hier rond één uur druk,” stelt hij me gerust als ik zeg dat het wel erg rustig is. We drinken een Club Mate terwijl we samen met het meisje van de kaartjes staan te wachten bij de entree. Een paar toeristen komen binnen, maar het stroomt nog niet echt vol. Hopelijk trekt dit zo aan als Deepchord uit Detroit begint met draaien.
00:00
Er zijn inmiddels wat meer mensen binnen. Herman schat in dat het vanavond niet echt druk gaat worden, maar wel gezellig. Wat me opvalt is de rust die Herman uitstraalt; alsof er een soort zen-ballon om hem heen hangt die, hoe scherp je naald ook is, niet zomaar lekgeprikt kan worden. Herman vertelt dat het helemaal niet handig is om je al agressief op te stellen als portier. “Portiers die dat wel zijn, zijn gewoon bang. Wanneer je mensen uitlegt waarom ze bijvoorbeeld niet naar binnen mogen, dan respecteren ze dat en gaan ze zonder kop of stoot weer weg.”
Ik vraag of hij altijd al beveiliger wilde worden, en of hij ooit op het punt heeft gestaan om ermee te stoppen. Herman: “Al meer dan dertig jaar sta ik aan de deur. Ik ben er als het ware in gerold en nooit meer uitgestapt. Vroeger ben ik ook genomineerd als Sterkste Man Van Nederland en daarna voelde ik me geroepen om de beveiliging in te gaan. Ik heb nu ook een eigen bedrijf, Herman van Horsen Security, waar ik voornamelijk Braziliaanse mannen in dienst heb.”
Hij vertelt dat hij in een grijs verleden nog Bedrijfspsychologie heeft gestudeerd: “Ik haalde alleen maar negens – je kon geen tien halen omdat er geen exact antwoord mogelijk was. Het werd saai en ik zag er geen uitdaging meer in, dus heb ik het nooit afgemaakt. Mijn vriendin, die een aantal jaar jonger is dan ik [een vrouw van 29 uit Roemenië], is net begonnen met de opleiding Psychologie in Leiden. Een lastige studie, maar het lijkt wel een beetje op elkaar.”
In de documentaire The Youngsters uit 2014, waarin dertig ‘bijzondere ouderen’ worden geportretteerd, vertelt Herman dat hij als persoon niet de wereld kan veranderen maar dat er in je omgeving altijd iemand is die je kunt helpen. Ik vraag hem hoe hij dat doet, mensen helpen. “In mijn vrije tijd ben ik vrijwillig hulpverlener – dan deel ik bijvoorbeeld eten uit op straat aan de mensen die het nodig hebben. Soms kom ik na een aantal jaar weer iemand tegen, die me dan bedankt voor mijn hulp. Dan vertellen ze dat ze helemaal van de drugs af zijn. Dat vind ik mooi.”
00:30
Bij binnenkomst geven vaste gasten een hand aan Herman en ze maken een praatje met hem; nog steeds hangt dat aura van rust om hem heen. Toch heeft hij tijdens zijn carrière wat benauwde momenten meegemaakt. Zo is hij al twee keer bedreigd met een pistool, is iemand die hij eruit had gezet teruggekomen met een hakbijl, en heeft hij twee keer een klap in zijn gezicht gehad met een kapot glas. “Natuurlijk schrik je daarvan, maar als je te lang met die schrik blijft rondlopen ben je niet geschikt voor het vak. Die keer dat iemand met een pistool voor me stond, was ik eigenlijk niet bang. Als hij wil schieten, kan ik daar weinig aan doen. Die keren dat ik met glas in mijn gezicht werd geslagen, vlak naast mijn oog, schrok ik eigenlijk veel meer.”
Je ziet dat Herman echt plezier heeft in zijn werk. Hoe houdt hij dat vol als zestiger, zo’n baan waar je de hele nacht op je benen moet staan? “Als je er plezier in hebt, is het nooit erg om te werken. Ik ga vijf keer per week naar de sportschool om te trainen, voornamelijk vechtsport. ‘s Avonds sta ik dan bijna acht uur achter elkaar aan de deur. Ik doe dit al zo lang dat ik eraan gewend ben.” Hij vindt dit kinderspel vergeleken met de lange diensten die hij draaide toen hij nog voor het casino in Den Haag werkte. “Ik heb toen wel eens een dienst gedraaid van 48 uur. Het is vol te houden, maar daar moet je wel mee oppassen. Als de vermoeidheid toeslaat kun je anders reageren op bepaalde situaties. Je moet alert blijven, wat er ook gebeurt.”
01:30
Als mensen even naar buiten lopen krijgen ze de ‘Herman stempel’. Ook ik heb de HERMAN SECURITY-afdruk op mijn pols, die inmiddels in de Cruquius is uitgegroeid tot een waar begrip. “Iemand heeft zelfs een keer tegen me gezegd dat hij de stempel wil laten tatoeëren,” zegt hij met een grijns op zijn gezicht. Dat komt vast niet door het saaie design van de stempel, maar door Herman zelf. Hij vangt vaak signalen op dat bezoekers hem leuk vinden: “Mensen willen vaak met me op de foto, en ze vergelijken me met Ron Jeremy of iemand die net uit Miami Vice lijkt weggelopen.”
Ik laat Herman achter bij de deur en ga nog even binnen op het feestje kijken. Voor ik het weet is het half zes en is het tijd om naar huis te gaan. Ik neem afscheid van Herman met een knuffel, en nog immer vriendelijk wenst hij me een fijne avond. Ik bedank hem voor zijn de gezelligheid en natuurlijk voor de veiligheid waar hij iedere week, al jaren lang, voor zorgt.