Hij komt binnen met een tijdbom in zijn hoofd. Hij staat ingepland als zevende patiënt in mijn kliniek op de vrijdag, en heeft aantekeningen van twee andere neurochirurgen bij zich die hem al hebben onderzocht. Een slagader in zijn hersenen is op gevaarlijke wijze misvormd en staat op het punt te exploderen. Zo’n afwijking heet een ‘aneurysma’ en is te vergelijken met een oude tuinslang waar een bobbeltje uitsteekt. Bij iedere hartslag bestaat door de druk de kans dat de slagader scheurt.
Het goede nieuws is dat het opereren van dit soort gevallen over het algemeen soepel verloopt, op een enkele catastrofe na. Ik leg hem uit dat het risico van niets doen even groot is als het risico van opereren: in beide gevallen is er kans op een beschadiging aan zijn taalfunctie, of de dood. Zoiets is op iedere leeftijd zwaar om te horen, maar voor een negentienjarige is het nog net wat zwaarder. Hij kiest ervoor de operatie in juni uit te laten voeren, als hij zijn eerste jaar op de universiteit heeft afgerond. Daarna kan hij de hele zomer revalideren.
De operatie die hij nodig heeft staat in de chirurgische wereld bekend als een ’technische uitdaging’, en de meeste neurochirurgen willen die niet doen. De mogelijke uitkomsten liggen ver uit elkaar: de patiënt geneest, of overlijdt.
In juni is hij er weer. Voor deze operatie moet alles in een vast ritme gebeuren. Onnodig haasten leidt tot fouten. Ik scheer zijn hoofd kaal en smeer er een oranje vloeistof op, Betadine. Voor de zekerheid smeer ik ook zijn nek in. Een operatieassistent plaatst elektroden op zijn hoofd om zijn hersenactiviteit te meten tijdens de operatie. De anesthesist heeft extra bloedzakken klaarliggen. Ik kijk op de klok: het is kwart over acht.
De bloedvaten in de hersenen zijn geen netjes ingepakte kabels. Ze kronkelen door elkaar, wringen zich in bochten en zijn in ieder hoofd anders. De microvaten kunnen scheuren als je lomp met je instrumenten omgaat. Je werkt van boven naar beneden, alsof je de kroon van een boom scheidt om de dikke takken die daaronder liggen te vinden.
Om de middelste hersenslagader te vinden scheidt ik de frontale van de temporale kwab, via de groeve van Sylvius die ze bijeenhoudt. Deze verraderlijke vallei is mijn geplande route naar de te behandelen slagader. Ik haal de kleurrijke membranen uit elkaar en glijd tussen de kwabben door zonder het weefsel en de kostbare neuronen te beschadigen. De wand van de zwelling van het aneurysma is dun genoeg om met iedere hartslag betoverende vlagen bloed te zien vloeien. Ondertussen zijn we een uur verder, het is kwart over negen.
De belangrijkste handeling is het plaatsen van een titanium knijpertje, dat eruitziet als een dasspeld, onderaan de slagaderlijke zwelling. Dit doe ik met een microscoop, waaraan slechts één persoon tegelijk — de chirurg — kan werken, waardoor ook maar één persoon zicht heeft op de binnenkant van de hersenen.
Het knijpertje zit nu aan de onderkant van de opzwelling, en met duim en wijsvinger wil ik het nog wat beter op z’n plek drukken. Dan gebeurt het ergste wat kan gebeuren: het aneurysma ontploft. Er spuit een straal bloed uit de scheur in de middelste hersenslagader, en een stroom bloed welt op vanuit zijn schedel.
Niets kan een chirurg hierop voorbereiden. Geen training, geen theorie, niets. Het gaat niet om kennis en vaardigheden. Het gaat erom dat je kalm genoeg blijft om ze uit te voeren.
Het lagebloeddrukalarm gaat af, de anesthesist zit in staat van paraatheid. Ik kijk haar aan en zeg slechts drie woorden: geef. hem. bloed . Hoewel andere organen uren zonder bloed kunnen, verdorren de hersenen al na een paar minuten van droogte, waardoor een beroerte optreedt.
Ik plaats een tijdelijke klem op de ader, vlak boven de scheur. Hierdoor verlaagt de bloeddruk, maar de klem moet iedere paar minuten verwijderd worden om het onderliggende weefsel van bloed te voorzien. Een zuster moet dus de tijd bijhouden. Ik plaats de klem, zij start de stopwatch. Het kost me moeite om de ader te repareren, en de timer gaat sneller dan ik hoopte, waardoor ik de klem weer moet verwijderen en het bloed er weer uitspuit. Ik probeer dit zes keer, zonder resultaat. Ik kijk vlug op de klok: kwart voor elf.
Er zijn honderden andere dokters en chirurgen in het gebouw, maar dit is een een-op-eengevecht. Er is geen ruimte voor een partner, zelfs als er een andere neurochirurg in het ziekenhuis zou zijn. Uit wanhoop verplaats ik mijn aandacht naar zijn nek, waar ik snel een opening maak en de gigantische halsslagader blootleg, op de plek waar je iemands hartslag voelt. Daar plaats ik een klem genaamd ‘bulldog’ om de bloedstroom te vertragen. Terug bij het hoofd probeer ik dezelfde handeling opnieuw, maar het lukt me niet om hem te repareren, en de timer gaat weer af. Keer op keer gaat de timer af. Op de klok is het inmiddels bijna twaalf uur.
Ondanks mijn pogingen de bloedstroom te verminderen werk ik continu in de duisternis van kolkend bloed, met zo nu en dan een helder moment. Hij krijgt in die uren vijftien zakken donorbloed, de lege bloedzakken stapelen zich op. Zijn eigen bloed is nu volledig vervangen door het bloed van vreemden. En nog heb ik geen vooruitgang geboekt.
Ik ga over tot mijn laatste redmiddel. Ik vraag de anesthesist om hem adenosine te geven, een medicijn dat het hart tijdelijk stopzet, en dus zorgt dat er geen bloed stroomt, zodat ik beter kan zien wat ik doe. Op een monitor aan mijn linkerkant laten de elektroden op zijn hoofd zien hoe zijn hersengolven op en neer dansen. De elektroden op zijn borst tonen zijn hartritme.
Het moment dat zijn hart niet meer klopt, maar nog voordat zijn hersenen afsterven, is het eenzaamste moment uit mijn leven. Maar het geeft me een kans, een helder zicht op de zaak om het aneurysma te kunnen repareren. En het werkt. Ik dicht het gat, het hart wordt chemisch weer opgestart, en de hersengolven dansen door. Ondertussen is het tien voor één.
Ik hou hem een week in slaap op de intensive care en als ik hem wakker maak is hij fysiek en mentaal in orde. Hij heeft geen hersenschade opgelopen. Hij gaat terug naar de universiteit en doet het prima, maar neemt wel een semester vrij. Hij heeft het gered.
De zwaarte van de situatie was bijna ondragelijk. Op zulke moment is er geen ruimte voor gedachten, alleen voor training en instinct. Tegenwoordig zoeken patiënten me op voor hun dodelijkste ziektes. Voor mij is een manier om verschil te maken: door iets te doen wat anderen niet willen of kunnen. Het klinkt raar, maar ik ben niet bang voor dit soort momenten. Het is mijn werk, het is wie ik ben, en waar ik op mijn best ben.
Videos by VICE
Dr. Rahul Jandial is chirurg en neurowetenschapper. Volg hem op Twitter of op Instagram , of bezoek zijn website.