Van een ordinair r&b-glitterhol tot dampende technobunkers – alles in het nachtleven wordt tegenwoordig professioneel gedocumenteerd. Hippe meisjes en jongens huppelen gewapend met hun flitsende spiegelreflexcamera’s door clubs. In hun kielzog: een spoor van poserende groepjes mensen. Bij de bar scrollen ze driftig door hun pas geschoten foto’s terwijl ze wachten op een welverdiende wodka lime. Ze geven de barman een handkusje en verdwijnen dan weer in de massa. Eind jaren tachtig – voor de komst van het internet en de digitale camera – wandelde één meisje met twee fotocamera’s door de club: de huisfotograaf van de RoXY, Cleo Campert.
De dochter van Remco Campert trekt één wenkbrauw omhoog wanneer ik haar vraag waar haar interesse voor het nachtleven vandaan komt. “Nou, ik ga al vanaf mijn veertiende uit,” legt ze uit. Campert was erbij in het prille begin, toen de houseplaten van Eddy de Clercq nog door halflege zalen galmden. Ze maakte deel uit van de groep die aan de bakermat stond van de vaderlandse housescene. “Destijds hadden we het idee dat we, met ons selecte groepje, het middelpunt van de wereld waren. We wisten dat we getuigen waren van iets heel speciaals, maar dat housemuziek er dertig jaar na dato nog zou zijn, daar dacht niemand over na. Tenminste, ik niet.”
Videos by VICE
Pionier
Als het woord ‘pionier’ valt, blijft de fotograaf erg bescheiden. “Nou, er zijn natuurlijk wel andere mensen geweest die foto’s op feesten hebben gemaakt. Maar, vooruit! Ik ben wel de eerste die het consistent en voor langere tijd heeft gedaan. Toen waren er niet zo veel vrouwelijke fotografen, maar nu is dat helemaal anders. Ik ben eigenlijk het eerste ‘fotomeisje’.”
Campert heeft nooit een fotografieopleiding gevolgd. Althans, tot nu toe niet. “Ik heb laatst een toelatingsexamen gedaan voor de avondopleiding van de Rietveld. Ik hoop echt dat ik word aangenomen, want dan kan ik alsnog een opleiding volgen. Veel dingen in mijn leven zijn omgekeerd. Ik heb het vak geleerd door andere fotografen te assisteren, zoals Erwin Olaf, Rineke Dijkstra en Bob van Dantzig. Erwin Olaf ontmoette ik in De Koer, een club van Eddy de Clercq, op de Nieuwezijds Voorburgwal.”
In 1989 werd een vijfentwintigjarige Campert voor een opdracht van De Haagse Post naar een illegaal loodsfeest gestuurd om daar de housecultuur vast te leggen. “Destijds begreep ik nog niet zo veel van die muziek. Het genre begon in Nederland toen net een beetje op te borrelen. Maar ik heb die avond te gekke foto’s gemaakt! Iedereen ging helemaal los. Ik vond het heel interessant om dat vast te leggen. De dj die achter de draaitafels stond was iemand die ik al jaren kende: Joost van Bellen. Nadat ik klaar was met foto’s maken, legde ik mijn camera bij hem in de tas en ben ik zelf gaan dansen. De combinatie van fotograferen en uitgaan beviel mij uitstekend. Ik wilde dat wel vaker doen.”
RoXY
Joost van Bellen was in 1989 behalve resident-dj ook artistiek leider van de RoXY geworden. “De avond na dat feest in de loods heb ik Joost gevraagd of ze bij de RoXY een vaste fotograaf konden gebruiken. Helaas was ik net te laat. Ze hadden al iemand anders aangenomen en daar baalde ik echt van. In die tijd was ik vaak in de RoXY te vinden. De woensdag daarop kwam ik Joost weer tegen in de club, en hij zei: ‘Cleo, die jongen die we hebben aangenomen is helemaal niks. Wil jij nog?’ Waarop ik natuurlijk ‘jazeker!’ riep.
Ik fotografeerde alles wat los en vast zat: het publiek, de acts, de ruimte. Destijds heerste de gedachte dat alles wat er in de RoXY gebeurde, moest worden vastgelegd. Een beetje in de geest van clubs als Studio 54 in New York. Dát is de genialiteit van Joost van Bellen. Ik werd me pas veel later bewust van de waarde van het archief. Ik vond fotograferen gewoon heerlijk om te doen. We hadden een contract opgesteld: ik kreeg vijftig gulden en tien consumptiebonnen per avond, de materialen werden betaald en de RoXY mocht doen met de foto’s wat ze wilde. Ook kreeg ik een lidmaatschap voor het leven. Daar was ik zó blij mee. Om het zo goedkoop mogelijk te houden, schoot ik alles op dia. Dan had je namelijk alleen de ontwikkelkosten. Mijn hele archief bestaat dus uit dia’s. Het grappige is: uiteindelijk heeft de RoXY helemaal niet zo gek veel met die foto’s gedaan. Het internet en social media bestonden nog niet. Ik heb er uiteindelijk zelf veel meer aan gehad dan zij. Later heeft Joost trouwens toegegeven dat hij het stiekem wel leuk vond dat er een meisje met een camera rondliep. Als een soort attractie. Hij is heel goed in dit soort dingen zien en bedenken.”
Beeldcultuur
Zo werd Campert eind jaren tachtig de eerste huisfotograaf van de legendarische Amsterdamse club. Het was een plek voor radicale zelfexpressie, waar de paradijsvogels van het nachtleven gezien wilden worden en behalve hun jas soms ook hun broek achterlieten bij de garderobe. “Ik liep rond met twee camera’s om mijn nek, één met flitser en eentje zonder. In het nachtleven is alles heel erg gecomprimeerd. Je kunt bij wijze van spreken in het midden van de zaal staan, een pirouetje te maken en je hebt al twintig foto’s. Alle voorwaarden die je nodig hebt om een goede foto te maken zijn in een club aanwezig. Als fotograaf hoef je alleen op het juiste moment te klikken.”
Uitgaansfoto’s dienen tegenwoordig als het curriculum vitae van het sociale leven. Ze geven vorm aan onze virtuele identiteit en hebben tegelijkertijd alle overige vormen van pr volstrekt overbodig gemaakt. Promoters knijpen in hun handjes van blijdschap. Laten we eerlijk zijn: er is geen betere promotie voor een feest als een foto van een tepel, die achter een doorweekt shirt brutaal richting de camera priemt. Eind jaren tachtig waren er andere drijfveren. “Mensen vonden het in die tijd alleen maar leuk om gefotografeerd te worden. Als je met een camera rondliep werd je nog echt gezien als ‘de fotograaf’. Het ging gepaard met een zekere status. Iedereen accepteerde het en niemand trok er zich iets van aan. Ze lieten mij gewoon mijn gang gaan. Nu is dat wel anders. Mensen schieten gelijk in een houding en dan heb je zo’n hele groep grijnzende koppen naast elkaar. Dat bestond toen gewoon niet. Niemand deed dat. Mensen zijn zich tegenwoordig veel meer bewust van hoe ze overkomen. De clubfotograaf is haast publiek bezit geworden. Dan wordt het heel moeilijk om momenten vast te leggen die het gevoel van de avond weergeven. Daarom is het nu extra interessant om mijn archief door te spitten. Binnen een jaar of twee komt er een dik boek uit vol met nooit eerder vertoonde foto’s. Alles wat maar enigszins oké is komt er in. Het is erg interessant om de verschillen te zien met de foto’s die nu worden gemaakt. Ik heb heel weinig van dat soort geposeerde foto’s in mijn archief.”
Knetterstoned
De RoXY was het tweede huis van Campert: drie keer per week was ze er te vinden met haar camera. “Als ik klaar was met foto’s maken ging ik ook nog uit. En ik gebruikte ook wel alcohol en drugs hoor. Zo belandde ik vaak met mijn camera op afterparties. Daar ging het fotograferen rustig verder. Ik moet wel zeggen dat het over het algemeen geen goed idee is om foto’s te maken als je onder invloed bent. Je denkt dat je allemaal fantastische foto’s aan het maken bent, maar achteraf valt dat vaak tegen. Nu ben ik wel blij dat ik om acht uur ‘s ochtends in iemands woonkamer die foto’s gemaakt heb. Laatst zag ik op een festival een fotograaf rondlopen die knetterstoned was. Met van die vissenogen, weet je wel? Ik vraag me dan af wat daar in godsnaam uitkomt. Als ik iets op heb, heb ik niet eens meer zin om dat apparaat vast te houden.”
In 1994 vertrok Campert bij de RoXY, maar het nachtleven is ze altijd blijven vastleggen. In de jaren die volgden maakte ze talloze reportages voor magazines en kranten. “Ik merkte toen dat er sprake was van een bepaald spanningsveld tussen de feestorganisaties, de media en de overheid. Organisaties waardeerden het niet als mensen helemaal stoned op de foto stonden. Zij kregen dan namelijk bonje met de overheid. Nou heb ik geen foto’s van mensen die halfdood in het struikgewas liggen te braken. Dat is niet mijn smaak. Mijn regel is: ik maak geen foto van iemand op een wijze waarop ik zelf ook niet gefotografeerd wil worden. Er zijn fotografen die ik dat wel zie doen, maar dat was nooit mijn stijl. Ik vind dat niet netjes. Toch is op mijn foto’s wel te zien dat mensen niet helemaal nuchter zijn. In het verleden kreeg ik daardoor van sommige mensen op m’n kop. Maar ja, ik kon er ook niks aan doen dat negentig procent van de mensen op die feesten knetterstoned was. Ik fotografeerde gewoon wat ik zag. Sorry hoor, dit was gewoon de realiteit.”
Misplaatste romantiek
Van de romantische nostalgie naar het ‘vrije’ Amsterdam van de late jaren tachtig moet Campert niks hebben. “Ik vind het altijd ongelofelijke bullshit om er zo tegenaan te kijken. Wij zijn destijds begonnen met een relatief klein groepje. Dat gaf een bijzonder gevoel. Maar dat was ook omdat de muziek en de clubscene in Nederland nog heel nieuw waren. Dat is misschien het enige verschil met nu. Ik vraag me soms af hoe dat tegenwoordig moet zijn voor jonge mensen. Als je net pas begint met uitgaan, is dit soort muziek niet iets nieuws. Maar ik denk dat iedereen die zich aansluit bij een bepaalde scene datzelfde gevoel nog kan krijgen. En dat hele verhaal over die commercialisering. Tja, wat wil je? Het uitgaansleven moet tegenwoordig heel veel mensen bedienen. Het is alleen maar uitgebreider geworden. Voor ieder wat wils. Hetzelfde geldt voor festivals; daar zijn er veel meer van dan vroeger.”
Voor haar laatste boek, Festivalland, bezocht Campert een twintigtal festivals. Ze heeft met het veranderende landschap als uitgangspunt de festivalcultuur vastgelegd, met en zonder mensen, tijdens en na het festival. Vorig jaar won ze er de derde prijs van de Canon Zilveren Camera voor. “Ik was voor Festivalland bij Awakenings en ik wist niet wat ik meemaakte. Ik vind dat helemaal fantastisch. Het is zo groot, zo goed opgezet, enorme podia en perfect geluid. Ik denk dat het alleen maar beter is geworden eigenlijk. Je merkt het al: ik ben een enorme positivo,” zegt ze lachend.